Êàê ÷àñòî ÿ âèæó êàðòèíêó òàêóþ Âîî÷èþ, èëè îíà òîëüêî ñíèòñÿ: Äâå äåâî÷êè-ãåéøè î ÷¸ì-òî òîëêóþò, Çàáûâ, ÷òî äàâíî èì ïîðà ðàñõîäèòüñÿ. Íà óëèöå ò¸ìíîé âñå äâåðè çàêðûòû. Ëåíèâîå ïëàìÿ â ôîíàðèêå ñîííîì… À äåâî÷êè-ãåéøè êàê áóäòî çàáûòû Äâóìÿ îãîíüêàìè â ïðîñòðàíñòâå áåçäîííîì. Íó ÷òî âàì íå ñïèòñÿ, ïðåêðàñíûå ãåéøè? Âåäü äàæå ñâåð÷êè íåóìîë÷íû

Eens weggekwijnd

Eens weggekwijnd Blake Pierce “Een meesterwerk van thriller en mysterie! De auteur heeft fantastisch werk gedaan bij het ontwikkelen van personages met een psychologische kant die zo goed beschreven is dat we voelen wat ze denken, hun angsten ervaren en meejuichen met hun succes. Het plot is zeer pakkend en gedurende het hele boek vermakelijk. De wendingen van het verhaal houden je wakker van de eerste tot de laatste pagina.”--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over Eens weg)EENS WEGGEKWIJND is boek #6 van de bestselling Riley Paige-mysteriereeks, die begint met de #1 bestseller EENS WEG (Boek #1)! Mannen en vrouwen duiken dood op in de buitenwijken van Seattle, vergiftigd door een mysterieuze chemische stof. Wanneer een patroon wordt ontdekt en het duidelijk wordt dat er een verdraaide seriemoordenaar op jacht is, zet de FBI hun beste troef in: Special Agent Riley Paige. Riley wordt aangespoord om terug te keren naar het heetst van de strijd, maar Riley, nog steeds opgeschrokken door de aanvallen op haar familie, is terughoudend. Toch weet Riley dat ze geen andere keuze heeft naarmate de lichamen zich ophopen en de moorden onverklaarbaarder worden.De zaak brengt Riley diep in de verontrustende wereld van verpleeghuizen, ziekenhuizen, dwalende zorgverleners en psychotische pati?nten. Terwijl Riley dieper in de geest van de moordenaar duikt, realiseert ze zich dat ze op jacht is naar de meest angstaanjagende moordenaar van allemaal: iemand wiens waanzin geen diepte kent - en die er misschien toch gewoon schokkend doorsnee uitziet.Een hartverscheurend spannende, duistere psychologische thriller. EENS WEGGEKWIJND is boek #6 in een meeslepende nieuwe serie – met een geliefd nieuw personage – dat je tot laat in de nacht zal laten doorlezen.Boek #7 in de Riley Paige serie zal binnenkort beschikbaar zijn. E E N S W E G G E K W I J N D (EEN RILEY PAIGE MYSTERIE—BOEK 6) B L A K E P I E R C E Blake Pierce Blake Pierce is de auteur van de bestseller reeks RILEY PAGE mysteries die dertien boeken telt (en er komen er nog steeds bij) Blake Pierce is ook de auteur van de spannende reeks over MACKENZIE WHITE, die bestaat uit negen boeken (en er komen er steeds bij); van de spannende reeks over AVERY BLACK, die uit zes boeken bestaat; van de spannende reeks over KERI LOCKE, die uit vijf boeken bestaat; van de HOE RILEY PAIGE BEGON reeks, die bestaat uit twee boeken (en er komen er nog steeds bij); van de spannende reeks over KATE WISE, die uit twee boeken bestaat (en er komen er nog steeds bij); van de spannende reeks psychologische thrillers over CHLOE FINE, die bestaat uit twee boeken (en er komen er nog steeds bij); en van de spannende reeks psychologische thrillers over JESSIE HUNT, die bestaat uit drie boeken (en er komen er nog steeds bij). Als verwoede lezer en levenslange fan van het mystery en thriller genre, hoort Blake graag wat u te vertellen heeft, bezoek dus www.blakepierceauthor.com om meer te weten te komen en contact te houden. Copyright © 2016 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toestemming onder de U.S. Copyright Act uit 1976, mag niets uit deze uitgave in enige vorm of op enige manier worden verveelvoudigd, gedistribueerd, overgedragen of opgeslagen in een database of een geautomatiseerd gegevensbestand, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Dit e-book heeft enkel een licentie voor persoonlijk gebruik. Dit e-book mag niet verkocht of doorgegeven worden aan derden. Als u dit boek met anderen wil delen, koop dan voor iedere ontvanger een afzonderlijk exemplaar. Als u dit boek aan het lezen bent of als dit boek niet alleen voor uw gebruik werd gekocht, retourneer het boek dan en koop uw eigen exemplaar. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief boek. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en incidenten zijn een product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood is geheel toevallig. Jacket image Copyright GoingTo, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com. Vertaald door: Laura van der Voorden, Van der Voorden Text & Translation BOEKEN VAN BLAKE PIERCE SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek 1) DE PERFECTE WIJK (boek 2) RILEY PAIGE MYSTERIE-SERIE EENS WEG (boek 1) EENS GEPAKT (boek 2) EENS BEGEERD (boek 3) EENS GELOKT (boek 4) EENS GEJAAGD (boek 5) EENS WEGGEKWIJND (boek 6) HOE RILEY PAIGE BEGON SERIE IN DE GATEN (boek 1) AVERY BLACK MYSTERIE-SERIE MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1) OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2) SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3) REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4) REDEN OM TE REDDEN (boek 5) MACKENZIE WITTE MYSTERIE-SERIE VOORDAT HIJ DOODT (boek 1) VOORDAT ZE ZIET (boek 2) KATE WISE MYSTERIE SERIE WIST ZE MAAR (boek 1) INHOUD PROLOOG (#uc00abb09-4620-5e32-be90-93b905e33552) HOOFDSTUK EEN (#u5dc21b61-3a42-572c-8e36-778a95439470) HOOFDSTUK TWEE (#u766de36e-4ccd-551a-b3a3-b32156644ecf) HOOFDSTUK DRIE (#u7b0602a6-1333-5d0f-a4f6-161c2cec0cc6) HOOFDSTUK VIER (#u044d9d7b-bd3e-58b9-a37f-ca91ee6d3e26) HOOFDSTUK VIJF (#udfcd4f0f-a0e5-5f8d-99aa-68172b910785) HOOFDSTUK ZES (#ue6b7b0b5-3486-5846-8fe3-60ba3831b432) HOOFDSTUK ZEVEN (#u0090c51a-948c-5925-89a0-d8742a272bbe) HOOFDSTUK ACHT (#u256e9a84-3f3e-56e4-8b9e-010324973762) HOOFDSTUK NEGEN (#ua1815338-fc52-5e23-aa92-df2b0f90cd40) HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENVEERTIG (#litres_trial_promo) EPILOOG (#litres_trial_promo) PROLOOG De fysiotherapeute glimlachte vriendelijk naar haar pati?nt, Cody Woods, terwijl ze de machine uitzette. “Ik denk dat dat wel genoeg CPM voor vandaag is,” zei ze, terwijl zijn been geleidelijk stopte met bewegen. De machine had zijn been nu een paar uur lang langzaam en passief bewogen om hem te helpen te herstellen van zijn operatie waarbij zijn knie vervangen was. “Ik was bijna vergeten dat ‘ie aanstond, Hallie,” zei Cody licht grinnikend. Ze voelde een bitterzoete steek. Ze vond die naam leuk. Hallie. Het was de naam die ze gebruikte als ze als freelance fysiotherapeute werkte hier bij het Signet Revalidatie Centrum. Ze vond het zonde dat Hallie Stillians morgen zou verdwijnen, alsof ze nooit bestaan had. Maar goed, dat was hoe het moest gaan. En daarnaast had ze ook andere namen die ze net zo leuk vond. Hallie haalde de CPM-machine van het bed en zette deze op de grond. Ze trok Cody’s been voorzichtig recht en legde de dekens op hem weer goed. Tot slot aaide ze Cody door zijn haar; een intiem gebaar dat de meeste fysiotherapeuten zouden vermijden. Maar ze deed vaak dat soort kleine dingen, en ze had nog nooit een pati?nt gehad die het vervelend vond. Ze wist dat ze een bepaalde warmte en empathie uitstraalde, en bovenal, complete oprechtheid. Een kleine onschuldig aanraking van haar was precies gepast. Niemand begreep het ooit verkeerd. “Hoe is het met de pijn?” vroeg ze. Cody had na de operatie ongewoon veel zwelling en ontsteking gehad. Dat was waarom hij hier drie dagen extra was gebleven en nog niet haar huis was gegaan. Dat was ook waarom Hallie hier was gebracht om haar speciale genezende kracht uit te voeren. Het personeel van het centrum was goed bekend met Hallie’s werk. Zij vonden haar aardig, en de pati?nten mochten haar ook graag, dus ze werd vaak voor gevallen als deze opgebeld. “De pijn?” zei Cody. “Ik was het bijna vergeten. Jouw stem deed het verdwijnen.” Hallie voelde zich gevleid, maar was niet verbaasd. Ze had hem een boek voorgelezen terwijl hij aan de CPM-machine lag. Een spionagethriller. Ze wist dat haar stem een kalmerend effect had, bijna als een verdovingsmiddel. Het maakte niet uit of ze voorlas uit Dickens of uit een goedkoop romannetje of uit de krant. Pati?nten hadden niet veel pijnstilling nodig onder haar hoede; het geluid van haar stem was vaak al genoeg. “Dus is het waar dat ik morgen naar huis mag?” vroeg Cody. Hallie twijfelde een fractie van een seconde. Ze kon niet helemaal eerlijk antwoord geven. Ze wist niet zeker hoe haar pati?nt zich morgen zou voelen. “Dat is wat ze tegen me zeggen,” zei ze. “Hoe denk je daarover?” Cody kreeg een verdrietige gezichtsuitdrukking. “Ik weet het niet,” zei hij. “Over drie weken doen ze al mijn andere knie. Maar zal jij er niet zijn om mij erdoorheen te helpen.” Hallie pakte zijn hand en hield deze lichtjes vast. Ze vond het jammer dat hij zich zo voelde. Sinds ze hem verzorgde, had ze hem uitgebreid verteld over haar zogenaamde leven. Ze vond het zelf nogal een saai verhaal, maar hij leek erdoor betoverd te zijn. Uiteindelijk had ze hem uitgelegd dat haar man, Rupert, zou stoppen met zijn werk als accountant en met pensioen zou gaan. Haar jongste zoon, James, was in Hollywood aan het proberen om aan de bak te komen als scenarioschrijver. Haar oudste zoon, Wendell, gaf les in lingu?stiek hier op de universiteit van Washington in Seattle. Nu de kinderen opgegroeid waren en uit huis waren, gingen zij en Rupert verhuizen naar een mooi koloniaal dorpje in Mexico, waar ze de rest van hun leven zouden doorbrengen. Ze vertrokken morgen. Het was een prachtig verhaal, dacht ze. Maar er was niks van waar. Ze woonde thuis, alleen. Helemaal alleen. “O nee, je thee is koud geworden,” zei ze. “Ik zal hem even voor je opwarmen.” Cody glimlachte en zei, “Graag. Dat zou fijn zijn. En neem zelf ook een kopje. De theepot staat daar op het aanrecht.” Hallie glimlachte en zei, “Natuurlijk,” zoals ze iedere keer deed wanneer ze deze routine herhaalden. Ze stond op uit haar stoel, pakte Cody’s mok met lauwe thee, en nam deze mee naar het aanrecht. Maar deze keer stak ze haar hand in haar handtas naast de magnetron. Ze haalde er een klein plastic pillenpotje uit en gooide de inhoud ervan in Cody’s thee. Ze deed het snel, onopvallend. Het was een geoefende beweging die ze goed onder de knie had, en ze wist zeker dat hij haar niet gezien had. Alsnog klopte haar hart een klein beetje sneller. Toen schonk ze een kop thee voor zichzelf in en zette ze beide mokken in de magnetron. Ik moet ze uit elkaar houden, herinnerde ze zichzelf. De gele mok voor Cody, de blauwe voor mij. Terwijl de magnetron zoemde, ging ze weer naast Cody zitten en keek ze hem aan zonder iets te zeggen. Hij had een aangenaam gezicht, dacht ze. Maar hij had haar over zijn eigen leven verteld, en ze wist dat hij verdrietig was. Hij was al heel lang verdrietig. Hij was een prijswinnende atleet geweest op de middelbare school. Maar hij had zijn knie?n geblesseerd bij het spelen van rugby, en daarmee was aan zijn droom van een carri?re als topsporter abrupt een einde gekomen. Diezelfde blessures leidden uiteindelijk tot de noodzaak voor kunstknie?n. Sindsdien stond zijn leven in het teken van ellende. Zijn eerste vrouw was overleden in een auto-ongeluk, en zijn tweede vrouw had hem verlaten voor een andere man. Hij had twee volwassen kinderen, maar die praatten niet meer met hem. Hij had een paar jaar geleden ook een hartaanval gehad. Ze bewonderde aan hem dat hij niet in het minste beetje verbitterd leek te zijn. Integendeel, hij leek juist vol hoop en optimistisch over de toekomst. Ze dacht dat hij lief was, maar na?ef. Ze wist dat zijn leven niet ineens voorspoedig zou verlopen. Daar was het te laat voor. Het belletje van de magnetron onderbrak haar mijmeringen. Cody keek haar aan met een aardige, afwachtende blik. Ze klopte op zijn hand, stond op, en liep naar de magnetron. Ze pakte de mokken, die nu heet waren, eruit. Ze herinnerde zichzelf er weer aan: Geel voor Cody, blauw voor mij. Het was belangrijk om ze niet door elkaar te halen. Ze dronken beiden van hun thee zonder veel te zeggen. Hallie zag deze momenten graag als momenten van rustig gezelschap. Het maakte haar een beetje verdrietig om te beseffen dat er niet meer van zouden komen. Na slechts een paar dagen had deze pati?nt haar niet langer nodig. Cody zou snel in slaap vallen. Ze had het poeder met precies genoeg slaapmedicatie gemengd om daar zeker van te zijn. Hallie stond op en pakte haar spullen om te vertrekken. En toen begon ze zachtjes te zingen, een liedje dat ze al zo lang als ze zich kon herinneren kende: Ver van thuis Zo ver van thuis Deze kleine baby is ver van thuis Je kwijnt weg Van dag tot dag Te treurig om te spelen, te treurig voor een lach Geef geen piep Droom lang en diep Geef je over aan de sluimering Laat je tranen maar drogen Sluit gewoon je ogen En je zult naar huis gaan in je slaap Zijn ogen sloten, en ze aaide liefdevol zijn haar uit zijn gezicht. Toen gaf ze hem een zachte kus op zijn voorhoofd en liep ze weg. HOOFDSTUK EEN FBI Agent Riley Paige liep bezorgd door de vliegtuigslurf op de luchthaven Phoenix Sky Harbor International Airport. Ze had zich de hele vlucht vanaf Reagan Washington International ongerust gevoeld. Ze was hier met spoed heen gevlogen omdat ze had gehoord dat een tienermeisje vermist werd. Niet zomaar een meisje, maar Jilly, een meisje waar Riley zich bijzonder beschermend naar voelde. Ze was vastberaden om het meisje te helpen en dacht er zelfs aan om haar te adopteren. Toen Riley half rennend door de uitgang van de gate haastte, keek ze op en was ze stomverbaasd om dat meisje daar te zien staan, met FBI Agent Garrett Holbrook van het kantoor uit Phoenix naast haar. De dertienjarige Jilly Scarlatti stond naast Garrett, keek naar haar terug, en was duidelijk op haar aan het wachten. Riley snapte er niks van. Het was Garrett die haar gebeld had om te vertellen dat Jilly was weggelopen en nergens te vinden was. Maar voordat Riley ook maar een vraag kon stellen, rende Jilly op haar af en viel ze snikkend in haar armen. “O, Riley, het spijt me. Het spijt me zo, zo erg. Ik zal het nooit meer doen.” Riley knuffelde Jilly troostend en keek Garrett aan voor uitleg. Garretts zus, Bonnie Flaxman, had geprobeerd om Jilly als pleegkind op te vangen. Maar Jilly was in opstand gekomen en was weggelopen. Garrett glimlachte een beetje. Het was een zeldzame gezichtsuitdrukking van deze gewoonlijk sto?cijnse man. “Ze belde Bonnie kort nadat jij uit Fredericksburg was vertrokken,” zei hij. “Ze wilde voor eens en altijd afscheid nemen. Maar toen vertelde Bonnie haar dat jij onderweg was om haar met je mee naar huis te nemen. Ze werd helemaal blij en vertelde ons waar we haar konden ophalen.” Hij keek naar Riley. “Je hebt haar gered door helemaal hierheen te vliegen,” concludeerde hij. Riley stond daar gewoon even, met een huilende Jilly in haar armen, en voelde zich nogal ongemakkelijk en hulpeloos. Jilly fluisterde iets wat Riley niet kon horen. “Wat?” vroeg Riley. Jilly haalde haar gezicht naar achteren en keek Riley recht in de ogen aan, haar eigen intense bruine ogen vol tranen. “Mam?” zei ze met een gesmoorde, verlegen stem. “Mag ik je Mam noemen?” Riley omhelsde haar weer stevig, overspoeld door een verwarrende storm van emoties. “Natuurlijk,” zei Riley. Toen richtte ze zich tot Garrett. “Ontzettend bedankt voor alles wat je gedaan hebt.” “Ik ben blij dat ik een klein beetje heb kunnen helpen,” antwoordde hij. “Heb je een overnachtingsplaats nodig terwijl je hier bent?” “Nee. Nu dat ze gevonden is, is daar geen reden voor. We nemen we eerstvolgende vlucht terug.” Garrett schudde haar hand. “Ik hoop dat het voor jullie allebei goedkomt.” Toen vertrok hij. Riley keek omlaag naar de tiener die haar nog steeds vastklampte. Ze voelde een rare mix van vreugde dat ze haar gevonden had, en bezorgdheid over wat de toekomst hen zal brengen. “Laten we een hamburger gaan eten,” zei ze tegen Jilly. * Het sneeuwde lichtjes tijdens de rit terug naar huis vanaf Reagan Washington International Airport. Jilly staarde stilletjes uit het raam terwijl Riley reed. Haar stilte was een groot verschil ten opzichte van de meer dan vier uur durende vlucht terug uit Phoenix. Toen hield Jilly maar niet op met praten. Ze had nog nooit in een vliegtuig gezeten en was over echt alles nieuwsgierig. Waarom is ze nu zo stil? vroeg Riley zich af. Het kwam bij haar op dat de sneeuw een apart gezicht moest zijn voor een meisje dat haar hele leven in Arizona had gewoond. “Heb je ooit eerder sneeuw gezien?” vroeg Riley. “Alleen op tv.” “Vind je het mooi?” zei Riley. Jilly gaf geen antwoord, waardoor Riley zich ongemakkelijk voelde. Ze dacht terug aan de eerste keer dat ze Jilly gezien had. Het meisje was weggelopen van haar mishandelende vader. Uit pure wanhoop had ze besloten om prostituee te worden. Ze was gegaan naar een vrachtwagenparkeerplaats die berucht was als oppikplaats voor prostituees. De meisjes werden ook wel ‘lot lizards’ genoemd, omdat ze echte armoedzaaiers waren. Riley was erheen gegaan om een reeks moorden op prostituees te onderzoeken. Ze had Jilly toevallig gevonden in de cabine van een vrachtwagen, wachtend op de chauffeur zodat ze haar lichaam aan hem kon verkopen. Riley had Jilly naar de kinderbescherming gebracht en had contact met haar gehouden. Garretts zus had Jilly als pleegkind opgenomen, maar uiteindelijk was Jilly weer weggelopen. Op dat moment had Riley besloten om Jilly zelf mee naar huis te nemen. Maar nu begon ze zich af te vragen of ze een fout had gemaakt. Ze had al haar eigen vijftienjarige dochter, April, voor wie ze moest zorgen. En soms had ze aan April alleen al haar handen vol. Ze hadden samen wat traumatische ervaringen meegemaakt sinds Riley’s huwelijk op de klippen was gelopen. En wat wist ze nu echt over Jilly? Had Riley enig idee hoe beschadigd het meisje diep van binnen misschien wel was? Was ze ook maar het minste beetje voorbereid om om te gaan met de uitdagingen die Jilly zou meebrengen? En alhoewel April ermee ingestemd was dat ze Jilly naar huis meenam, zouden de twee tieners wel met elkaar overweg kunnen? Opeens sprak Jilly. “Waar ga ik slapen?” Riley was opgelucht om Jilly’s stem te horen. “Je krijgt een eigen kamer,” zei ze. “Het is klein, maar ik denk dat je het een mooie kamer zult vinden.” Jilly viel weer even stil. Toen zei ze, “Was het de kamer van iemand anders?” Jilly klonk nu bezorgd. “Niet sinds ik hier woon,” zei Riley. “Ik heb geprobeerd om het als kantoor te gebruiken, maar het was te groot. Dus ik heb mijn kantoor naar mijn slaapkamer verplaatst. April en ik hebben een bed en een kledingkast voor je gekocht, maar als we tijd hebben kun je zelf wat leuke posters en mooi beddengoed uitkiezen.” “Mijn eigen kamer,” zei Jilly. Riley vond dat ze meer bang klonk dan blij. “Waar slaapt April?” vroeg Jilly. Ergens wilde Riley tegen Jilly zeggen dat ze gewoon moest wachten tot ze thuis waren, en dat ze dan alles vanzelf zou zien. Maar het meisje klonk alsof ze nu, op dit moment, geruststelling nodig had. “April heeft haar eigen kamer,” zei Riley. “Jij en April moeten wel een badkamer delen. Ik heb mijn eigen badkamer.” “Wie maakt er schoon? En wie kookt er?” vroeg Jilly. Toen voegde ze nerveus toe, “Ik kan niet zo goed koken.” “Onze huishoudster, Gabriela, zorgt daar allemaal voor. Ze komt uit Guatemala. Ze woont bij ons, in haar eigen appartement beneden. Je zult haar snel ontmoeten. Zij zal voor je zorgen als ik weg ben.” Er viel nog een stilte. Toen vroeg Jilly, “Gaat Gabriela me slaan?” De vraag deed Riley perplex staan. “Nee. Natuurlijk niet. Waarom zou je dat denken?” Jilly antwoordde niet. Riley probeerde te begrijpen wat ze bedoelde. Ze probeerde tegen zichzelf te zeggen dat ze niet verbaasd moest zijn. Ze wist nog wat Jilly gezegd had toen ze haar gevonden had in de vrachtwagencabine, en haar verteld had dat ze naar huis moest. “Ik ga niet naar huis. Mijn vader zal me in elkaar slaan als ik terugga.” De kinderbescherming had de voogdij over Jilly al van haar vader ontnomen. Riley wist dat Jilly’s moeder al lang geleden vermist was geraakt. Jilly had ergens een broer, maar niemand had in tijden van hem gehoord. Het brak Riley’s hart om te beseffen dat Jilly eenzelfde soort behandeling in haar nieuwe huis verwachtte. Het leek erop dat het arme meisje zich amper iets beters kon voorstellen. “Niemand gaat je slaan, Jilly,” zei Riley, haar stem trillend van emotie. “Nooit meer. We gaan goed voor je zorgen. Begrijp je dat?” Weer gaf Jilly geen antwoord. Riley wilde zo graag dat ze zou zeggen dat ze het inderdaad begreep, en dat ze geloofde wat Riley zei. In plaats daarvan veranderde Jilly van onderwerp. “Ik vind je auto leuk,” zei ze. “Mag ik leren autorijden?” “Natuurlijk, als je iets ouder bent,” zei Riley. “Ga nu eerst maar eens wennen aan je nieuwe leven.” * Er viel nog steeds een beetje sneeuw toen Riley voor haar rijtjeshuis parkeerde en zij en Jilly uit de auto stapten. Jilly’s gezicht vertrok een beetje toen de sneeuwvlokjes haar huid raakten. Ze leek deze nieuwe sensatie niet echt prettig te vinden. Ook was ze helemaal aan het rillen van de kou. We moeten snel wat warmere kleren voor haar gaan kopen, dacht Riley. Halverwege tussen de auto en de voordeur bleef Jilly stokstijf stilstaan. Ze staarde naar het huis. “Ik kan dit niet,” zei Jilly. “Waarom niet?” Jilly zei even niks. Ze zag eruit als een doodsbang hertje. Riley vermoedde dat het vooruitzicht om in zo’n fijn huis te wonen haar overweldigde. “Ik zal April in de weg zitten, niet?” zei Jilly. “Ik bedoel, het is haar badkamer.” Ze leek naar smoesjes te zoeken, naar redenen waarom dit hele gebeuren niet zou werken. “Je zult April niet in de weg zitten,” zei Riley. “Kom mee naar binnen.” Riley opende de deur. Binnen zaten April en Riley’s ex-man, Ryan, te wachten. Ze glimlachten uitnodigend. April rende meteen op Jilly af en gaf haar een flinke knuffel. “Ik ben April,” zei ze. “Ik ben zo blij dat je hier bent. Je gaat het hier heel leuk vinden.” Riley was verbijsterd over het verschil tussen de twee meisjes. Ze had April altijd nogal dun en slungelig gevonden. Maar ze leek best stevig nu ze stond naast Jilly, die in vergelijking erg mager was. Riley vermoedde dat Jilly in haar leven honger gekend had. Zoveel dingen die ik nog niet weet, dacht Riley. Jilly glimlachte nerveus terwijl Ryan zich voorstelde en haar omhelsde. Opeens kwam Gabriela vanaf beneden de trap op rennen, en stelde ze zichzelf voor met een brede lach. “Welkom bij de familie!” riep Gabriela uit, en ze knuffelde Jilly. Het viel Riley op dat de huid van de stevige Guatemalteekse vrouw maar iets donkerder was dan Jilly’s olijfkleurige huidtint. “Vente!” zei Gabriela, die Jilly’s hand pakte. “Laten we naar boven gaan. Ik zal je je kamer laten zien!” Maar Jilly trok haar hand terug en bleef trillend staan. Tranen begonnen over haar wangen naar beneden te stromen. Ze ging op de trap zitten en huilde. April ging naast haar zitten en legde haar arm om haar schouders. “Wat is er, Jilly?” vroeg April. Jilly schudde treurig haar hoofd. “Ik weet het niet,” snikte ze. “Het is gewoon... Ik weet het even niet. Het is zoveel allemaal.” April glimlachte warm en klopte haar zachtjes op haar rug. “Ik weet het, ik weet het,” zei ze. “Kom mee naar boven. Je voelt je binnen de kortste keren thuis.” Jilly stond gedwee op en volgde April naar boven. Riley was blij met hoe goed haar dochter met de situatie omging. Natuurlijk had April altijd al gezegd dat ze een klein zusje wilde. Maar April had zelf wat moeilijke jaren meegemaakt, en was ernstig getraumatiseerd door criminelen die wraak op Riley wilden nemen. Misschien, dacht Riley hoopvol, kan April Jilly beter begrijpen dan dat ik dat kan. Gabriela keek de twee meisjes meelevend na. “?Pobrecita!” zei ze. “Ik hoop dat het goed met haar komt.” Gabriela ging terug naar beneden en liet Riley en Ryan alleen. Ryan keek wat beduusd naar de trap. Ik hoop dat hij zich niet bedacht heeft, dacht Riley. Ik zal zijn steun nodig hebben. Er was veel gebeurd tussen haar en Ryan. Hij was tijdens de laatste jaren van hun huwelijk veel vreemdgegaan en had zijn vaderrol niet vervuld. Ze waren uit elkaar gegaan en gescheiden. Maar Ryan leek de laatste tijd veranderd te zijn, en ze hadden voorzichtig wat meer tijd met elkaar doorgebracht. Ze hadden het erover gehad om Jilly in hun leven te brengen. Ryan had enthousiast over het idee geleken. “Ben je hier nog steeds ok? mee?” vroeg Riley aan hem. Ryan keek naar haar en zei, “Ja. Maar ik zie dat het wel lastig gaat worden, hoor.” Riley knikte. Toen viel er een ongemakkelijke stilte. “Ik denk dat ik maar beter kan gaan,” zei Ryan. Riley voelde zich opgelucht. Ze gaf hem een vluchtige kus, en hij trok zijn jas aan en vertrok. Riley schonk wat te drinken voor zichzelf in en ging in haar eentje in de woonkamer zitten. Wat heb ik ons allemaal op de hals gehaald? vroeg ze zich af. Ze hoopte maar dat haar goede bedoelingen haar gezin niet weer zouden verscheuren. HOOFDSTUK TWEE Riley werd de volgende morgen wakker met een hart vol bezorgdheid. Dit zou de eerste dag van Jilly’s leven bij haar thuis zijn. Ze hadden veel te doen vandaag en Riley hoopte dat er geen problemen in petto waren. Ze had zich gisteravond gerealiseerd dat Jilly’s overgang naar haar nieuwe leven voor hun allemaal hard werken zou worden. Maar April was bijgesprongen en had Jilly geholpen om haar draai te vinden. Ze hadden kleren uitgekozen die Jilly vandaag kon dragen. Deze kwamen niet uit de schamele boodschappentas waarin ze al haar bezittingen had meegenomen, maar uit een stapel nieuwe kleding die Riley en April voor haar hadden gekocht. Uiteindelijk waren Jilly en April naar bed gegaan. Riley was dat ook, maar ze had onrustig en woelig geslapen. Nu stond ze op, kleedde ze zich aan, en liep ze recht naar de keuken, waar April Gabriela hielp bij het maken van het ontbijt. “Waar is Jilly?” vroeg Riley. “Ze is nog niet uit bed,” zei April. Riley’s zorgen liepen op. Ze liep naar onderaan de trap en riep, “Jilly, tijd om op te staan.” Er kwam geen antwoord. Een golf van paniek spoelde over haar heen. Was Jilly ’s nachts weggelopen? “Jilly, hoor je me?” riep ze. “We moeten je vanmorgen op school inschrijven.” “Ik kom eraan,” riep Jilly terug. Riley zuchtte van opluchting. Jilly klonk chagrijnig, maar ze was tenminste hier en ze werkte mee. Die chagrijnige toon had Riley de afgelopen jaren vaak bij April gehoord. April leek er nu overheen te zijn, maar soms viel ze er nog in terug. Riley vroeg zich af of ze het aankon om nog een tiener op te voeden. Op dat moment klopte iemand op de voordeur. Riley deed open en zag haar buurman uit het rijtjeshuis naast haar, Blaine Hildreth, staan. Riley was verbaasd om hem te zien, maar wel blij. Hij was een paar jaar jonger dan zij, en was een charmante en aantrekkelijke man die een chic restaurant in het centrum had. Eerlijk gezegd voelde ze zich onmiskenbaar tot hem aangetrokken, wat de mogelijke verzoening met Ryan lastiger maakte. Maar bovenal was Blaine een geweldige buurman en waren hun dochters beste vriendinnen. “Hoi, Riley,” zei hij. “Ik hoop dat het niet te vroeg is.” “Helemaal niet,” zei Riley. “Wat is er aan de hand?” Blaine haalde met een nogal droevige glimlach zijn schouders op. “Ik wilde even afscheid komen nemen,” zei hij. Riley’s mond viel open van verbazing. “Wat bedoel je?” vroeg ze. Hij aarzelde even, en voordat hij antwoord kon geven zag Riley de enorme vrachtwagen die voor zijn huis geparkeerd stond. Verhuizers droegen meubilair vanuit Blaine’s huis de vrachtwagen in. Riley snakte naar adem. “Je gaat verhuizen?” vroeg ze. “Het leek een goed idee,” zei Blaine. Riley gooide er bijna uit, “Waarom?” Maar het was overduidelijk waarom. Het was gebleken dat het gevaarlijk en beangstigend was om naast Riley te wonen, zowel voor Blaine als voor zijn dochter. Het verband dat nog op zijn gezicht zat was hier een wrede herinnering aan. Blaine was ernstig gewond geraakt toen hij April had proberen te beschermen voor een aanval van een moordenaar. “Het is niet wat je waarschijnlijk denkt,” zei Blaine. Maar Riley kon aan zijn gezichtsuitdrukking zien dat het precies was wat ze dacht. Hij vervolgde, “Het werd duidelijk dat dit huis gewoon niet handig is. Het is te ver weg van het restaurant. Ik heb een mooi huis gevonden dat veel dichterbij is. Ik weet zeker dat je het zult begrijpen.” Riley voelde zich te verward en overstuur om antwoord te geven. Herinneringen aan het hele vreselijke gebeuren stroomden haar hoofd weer in. Ze was in het noorden van de staat New York aan het werk geweest toen ze had gehoord dat een meedogenloze moordenaar op vrije voet was. Zijn naam was Orin Rhodes. Zestien jaar eerder had Riley zijn vriendin in een vuurgevecht gedood en hem naar de gevangenis gestuurd. Toen Rhodes eindelijk werd vrijgelaten uit Sing Sing, was hij vastbesloten om wraak te nemen op Riley en op iedereen die haar dierbaar was. Voordat Riley thuis kon komen, was Rhodes haar huis binnengedrongen en had hij zowel April als Gabriela aangevallen. In het huis ernaast had Blaine het gevecht gehoord, en hij was gekomen om te helpen. Hij had waarschijnlijk Aprils leven gered, maar was daarbij wel ernstig gewond geraakt. Riley had hem twee keer in het ziekenhuis gezien. De eerste keer was hartverscheurend geweest. Hij was bewusteloos door zijn verwondingen, had in iedere arm een infuus en lag aan een zuurstofmasker. Riley had zichzelf verbitterd de schuld gegeven voor wat er met hem was gebeurd. Maar de keer erna dat ze hem zag was wat hartverwarmender geweest. Hij was alert en vrolijk, en maakte trots wat grapjes over zijn overmoedigheid. Ze herinnerde ze zich vooral wat hij toen tegen haar gezegd had: “Er is niet veel wat ik niet zou doen voor jou en April.” Hij was duidelijk van gedachten veranderd. Het gevaar van naast Riley wonen was hem te veel geworden en nu ging hij weg. Ze wist niet of ze zich gekwetst of schuldig moest voelen. Ze voelde zich in ieder geval teleurgesteld. Riley’s gedachten werden onderbroken door Aprils stem achter haar. “O mijn god! Blaine, gaan jij en Crystal verhuizen? Is Crystal er nog?” Blaine knikte. “Ik moet afscheid gaan nemen,” zei April. April rende de deur uit, richting het buurhuis. Riley worstelde nog steeds met haar emoties. “Het spijt me,” zei ze. “Wat spijt je?” vroeg Blaine. “Je weet wel wat.” Blaine knikte. “Het was niet jouw schuld, Riley,” zei hij met een kalme stem. Riley en Blaine stonden elkaar even aan te kijken. Uiteindelijk forceerde Blaine een glimlach. “H?, we gaan de stad niet uit hoor,” zei hij. “We kunnen afspreken wanneer we maar willen. En de meiden ook. En ze zitten nog steeds op dezelfde school. Het zal zijn alsof er niks veranderd is.” Een bittere smaak vormde zich in Riley’s mond. Dat is niet waar, dacht ze. Alles is veranderd. De teleurstelling maakte nu plaats voor woede. Riley wist dat ze zich niet boos moest voelen. Daar had ze geen recht toe. Ze wist niet eens waarom ze zich zo voelde. Ze wist alleen maar dat ze er niks aan kon doen. En wat moesten ze nu dan doen? Knuffelen? Elkaar de hand schudden? Ze voelde aan dat Blaine diezelfde ongemakkelijkheid en besluiteloosheid voelde. Uiteindelijk zeiden ze elkaar zakelijk gedag. Blaine ging terug naar zijn huis, en Riley ging terug naar binnen. In de keuken zag ze dat Jilly aan het ontbijten was. Gabriela had Riley’s ontbijt op tafel gezet, dus ze ging zitten om met Jilly te eten. “Heb je zin in vandaag?” Riley had de vraag al gesteld voordat ze kon beseffen hoe stom en onnozel deze klonk. “Ik denk het,” zei Jilly, die met een vork in haar pannenkoeken prikte. Ze keek niet eens van haar bord omhoog naar Riley. * Even later liepen Riley en Jilly door de ingang van de Brody Middle School. Het was een mooi gebouw met felgekleurde kluisjes aan weerszijden van het gangpad en kunst gemaakt door leerlingen aan de muren. Een vriendelijke en beleefde leerlinge bood aan om te helpen en wees ze naar het kantoorgedeelte. Riley bedankte haar en liep het gangpad af, met in haar ene hand Jilly’s inschrijfformulieren stevig vastgegrepen en in haar andere hand Jilly’s hand. Ze hadden Jilly eerder vanochtend ingeschreven bij het centrale schoolkantoor. Ze hadden de spullen die de kinderbescherming uit Phoenix had verzameld meegenomen. Bewijzen van vaccinaties, schoolrapporten, Jilly’s geboortecertificaat, en een verklaring dat Riley Jilly’s voogd was. Jilly’s vader had de voogdij over haar verloren, al had hij wel gedreigd om in hoger beroep te gaan. Riley wist dat de weg naar het afronden en wettelijk maken van adoptie niet snel of makkelijk zou zijn. Jilly kneep Riley’s hand stevig vast. Riley voelde dat het meisje zich helemaal niet op haar gemak voelde. Het was niet moeilijk om zich voor te stellen waarom. Hoewel het leven in Phoenix erg zwaar voor haar was geweest, was het wel de enige plek die ze kende. “Waarom kan ik niet met April naar school?” vroeg Jilly. “Volgend jaar zitten jullie op dezelfde school,” zei Riley. “Je moet eerst de brugklas afmaken.” Ze vonden het hoofdkantoor en Riley liet de papieren aan de receptionist zien. “We willen iemand spreken om Jilly bij deze school aan te melden,” zei Riley. “Jullie moeten naar de studiebegeleider,” zei de receptionist glimlachend. “Loop maar mee.” We kunnen allebei wel wat begeleiding gebruiken, dacht Riley. De studiebegeleider was een vrouw van in de dertig met een krullende bruine haardos. Haar naam was Wanda Lewis, en haar glimlach was zo warm als maar kon. Riley dacht dat ze echt van hulp kon zijn. Een vrouw met deze baan had vast wel met meer leerlingen met onstuimige achtergronden gewerkt. Mevrouw Lewis gaf ze een rondleiding door de school. De bibliotheek was netjes en geordend en stond vol met zowel computers als boeken. In de gymzaal waren meisjes vrolijk een potje basketbal aan het spelen. De kantine was schoon en levendig. Riley vond alles er werkelijk prachtig uitzien. Tijdens de rondleiding stelde mevrouw Lewis vrolijk veel vragen aan Jilly over waar ze eerder naar school was geweest, en over haar interesses. Maar Jilly gaf amper antwoord op de vragen van mevrouw Lewis en stelde er zelf geen. Haar nieuwsgierigheid leek een beetje gewekt te worden toen ze bij het kunstlokaal kwamen. Maar zodra ze weer verder gingen, werd ze weer stil en teruggetrokken. Riley vroeg zich af wat er in het hoofd van het meisje omging. Ze wist dat ze de afgelopen jaren slechte cijfers had gehaald, maar ze had eerder juist goede rapporten gehad. Eerlijk gezegd wist Riley bijna niks over Jilly’s schoolverleden. Misschien haatte ze school wel. Een nieuwe school, waar Jilly helemaal niemand kende, zou vast intimiderend zijn. En het zou natuurlijk niet makkelijk worden om haar achterstand bij te halen, aangezien het semester nog maar een paar weken te gaan had. Aan het einde van de rondleiding wist Riley Jilly over te halen om mevrouw Lewis te bedanken. Ze spraken af dat Jilly morgen zou beginnen. Toen liepen Riley en Jilly naar buiten, de bijtende kou van januari in. Er lag nog een dun laagje sneeuw van gisteren op de parkeerplaats. “Dus, wat vind je van je nieuwe school?” vroeg Riley. “Gaat wel,” zei Jilly. Riley wist niet of Jilly nukkig was of dat ze overdonderd was door alle veranderingen waar ze mee om moest gaan. Terwijl ze dichterbij de auto kwamen, zag ze dat Jilly hard aan het rillen en klappertanden was. Ze droeg een dikke jas van April, maar ze leek echt last te hebben van de kou. Ze stapten de auto in en Riley zette de auto op contact en zette de verwarming aan. Zelfs toen de auto opwarmde, bleef Jilly rillen. Riley liet de auto geparkeerd staan. Het was tijd om uit te vinden wat er aan de hand was met dit kind onder haar hoede. “Wat is er?” vroeg ze. “Is er iets met de school wat je overstuur maakt?” “Het is niet de school,” zei Jilly, van wie de stem nu trilde. “Het is de kou.” “Het zal wel niet zo koud worden in Phoenix,” zei Riley. “Dit zal wel vreemd voor je zijn.” Jilly’s ogen vulden zich met tranen. “Het wordt soms wel koud,” zei ze. “Vooral ’s nachts.” “Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is,” zei Riley. Tranen begonnen over Jilly’s wangen naar beneden te stromen. Ze sprak met een zachte, gesmoorde stem. “De kou doet me denken aan...” Jilly viel stil. Riley wachtte geduldig tot ze verder zou praten. “Mijn vader gaf me altijd overal de schuld van,” zei Jilly. “Hij gaf mij de schuld dat mijn moeder was weggegaan, en mijn broer, en hij vond het zelfs mijn schuld dat hij steeds ontslagen werd. Alles wat er mis ging was altijd mijn fout.” Jilly snikte nu stilletjes. “Ga verder,” zei Riley. “Op een avond zei hij dat hij me weg wilde hebben,” zei Jilly. “Hij zei dat ik een dood gewicht was, dat ik hem tegenhield, en dat hij genoeg van me had en helemaal klaar met me was. Hij schopte me het huis uit. Hij deed de deuren op slot en ik kon niet terug naar binnen.” Jilly slikte hard bij de herinnering. “Ik heb het nog nooit in mijn leven zo koud gehad,” zei ze. “Zelfs niet nu, met dit weer. Ik vond een grote afvoerbuis in een greppel, en die was groot genoeg om in te kruipen, dus dat is waar ik die nacht doorbracht. Het was zo eng. Soms liepen mensen vlakbij me, maar ik wilde niet dat ze me zouden vinden. Ze klonken niet als mensen die me zouden helpen.” Riley sloot haar ogen en stelde zich het meisje verstopt in de afvoerbuis voor. Ze fluisterde, “En wat gebeurde er toen?” Jilly vervolgde, “Ik ben gewoon ineengedoken de hele nacht blijven zitten. Ik heb niet echt geslapen. De volgende ochtend ging ik terug naar huis en klopte ik op de deuren, riep ik naar Pappa en smeekte ik hem om me binnen te laten. Hij negeerde me, alsof ik er niet eens was. Toen ben ik naar de vrachtwagenparkeerplaats gegaan. Daar was het warm, en er was eten. Sommige vrouwen daar waren aardig tegen me, dus ik besloot om maar te doen wat nodig was om daar te blijven. En die nacht vond jij mij.” Jilly werd kalmer naarmate ze meer vertelde. Ze leek opgelucht om het eindelijk te delen. Maar nu was het Riley die huilde. Ze kon bijna niet geloven wat dit arme meisje had doorgemaakt. Ze sloeg haar arm om Jilly heen en knuffelde haar stevig. “Nooit meer,” zei Riley tussen haar snikken door. “Jilly, ik beloof je, je zult je nooit meer zo voelen.” Het was een enorme belofte, en Riley voelde zichzelf nu klein, zwak, en breekbaar. Ze hoopte maar dat ze hem zou kunnen houden. HOOFDSTUK DRIE De vrouw bleef maar denken aan de arme Cody Woods. Ze wist zeker dat hij ondertussen overleden was. Het zou vast en zeker in de ochtendkrant staan. En hoezeer ze ook genoot van haar warme thee en granola, het maakte haar humeurig dat ze zo lang op het nieuws moest wachten. Wanneer komt die krant nou? vroeg ze zich af, kijkend naar de keukenklok. De bezorging leek deze dagen steeds later en later te worden. Ze zou dit probleem natuurlijk niet hebben als ze voor een digitaal abonnement ging. Maar ze hield er niet van om het nieuws op haar computer te lezen. Ze vond het lekker om in een comfortabele stoel te zitten en het ouderwetse gevoel van een krant in haar handen te ervaren. Ze hield er zelfs van hoe de inkt soms aan haar vingers bleef zitten. Maar de krant was altijd een kwartier te laat. Als het erger zou worden, zou ze moeten bellen om te klagen. Ze haatte het om dat te doen. Het liet altijd een nare nasmaak achter. En de krant was hoe dan ook de enige manier om het nieuws over Cody te horen. Ze kon nou niet bepaald het Signet Revalidatie Centrum bellen om naar hem te vragen. Dat zou veel te verdacht zijn. Bovendien was ze, voor zover het personeel wist, al lang in Mexico met haar man, en niet van plan om ooit terug te komen. Of ja, Hallie Stillians was in Mexico. Ze voelde zich een beetje verdrietig dat ze nooit meer Hallie Stillians zou kunnen zijn. Ze was nogal gehecht geraakt aan die alias. Het was zo lief geweest dat het personeel bij Signet haar verrast had met een taart op haar laatste dag. Ze glimlachte bij de herinnering. De taart was kleurrijk versierd met sombrero’s en een berichtje: Buen Viaje, Hallie en Rupert! Rupert was de naam van haar denkbeeldige man geweest. Ze ging het missen om zo liefdevol over hem te praten. Ze at de laatste happen van haar granola en bleef drinken van haar heerlijke zelfgemaakte thee, gemaakt volgens een oud familierecept. Het was een ander recept dan dat ze met Cody gedeeld had, en uiteraard zaten de speciale ingredi?nten die ze er voor hem in had gedaan, er nu niet in. Ze begon rustig te zingen... Ver van thuis Zo ver van thuis Deze kleine baby is ver van thuis Je kwijnt weg Van dag tot dag Te treurig om te spelen, te treurig voor een lach Cody had zo veel van dat liedje gehouden! Net als alle andere pati?nten, en nog zoveel meer pati?nten in de toekomst zouden er net zo dol op zijn. Die gedachte was hartverwarmend. Precies op dat moment hoorde ze een dreun bij de voordeur. Ze haastte zich snel om de deur open te doen en naar buiten te kijken. Op de koude stoep lag daar de ochtendkrant. Trillend van opwinding pakte ze de krant op, ging ze snel terug naar de keuken en opende ze de krant op de pagina met overlijdensberichten. En inderdaad, daar stond het: SEATTLE – Cody Woods, 49, uit Seattle... Ze stopte even. Dat was vreemd. Ze zou toch zweren dat hij haar verteld had dat hij vijftig was. Ze las verder... ... in het South Hills Ziekenhuis, Seattle, Wash.; Sutton-Brinks Uitvaartcentrum en Crematorium, Seattle. Dat was het. Het was beknopt, zelfs voor een simpel overlijdensbericht. Ze hoopte dat er ergens de komende dagen een mooi rouwbericht zou komen. Maar ze maakte zich zorgen dat er misschien niet zou zijn. Wie zou dat immers moeten schrijven? Hij was alleen op de wereld, voor zover zij wist tenminste. Zijn ene vrouw was overleden, de andere had hem verlaten, en zijn twee kinderen spraken niet meer met hem. Hij had amper andere mensen aan haar genoemd; vrienden, familie, collega’s. Kan het iemand iets schelen? vroeg ze zich af. Ze voelde een bekende verbitterde woede in haar opkomen. Woede jegens alle mensen in Cody Woods’ leven wie het niet kon schelen of hij leefde of dood was. Woede jegens de glimlachende personeelsleden bij Signet, die deden alsof ze Hallie Stillians aardig vonden en zouden missen. Woede jegens mensen overal ter wereld, met hun leugens en geheimen en gemeenheid. Zoals ze zo vaak deed, beeldde ze zich in dat ze met zwarte vleugels over de wereld zweefde, en dood en verderf zaaide over alle verdorvenen. En iedereen was verdorven. Iedereen verdiende het om te sterven. Zelfs Cody Woods zelf was verdorven en verdiende het om te sterven. Want wat voor een man was hij wel niet echt geweest, om de wereld te kunnen verlaten met niemand die om hem gaf? Een vreselijke man, dat moest wel. Vreselijk en verwerpelijk. “Zijn verdiende loon,” gromde ze. Toen verdween haar woede als sneeuw voor de zon. Ze schaamde zich dat ze zoiets hardop had gezegd. Ze meende het immers niet. Ze herinnerde zichzelf eraan dat ze niets anders dan liefde en welwillendheid voelde voor werkelijk iedereen. Bovendien was het bijna tijd om naar werk te gaan. Vandaag zou ze Judy Brubaker zijn. Ze keek in de spiegel en zorgde er aandachtig voor dat de kastanjebruine pruik goed op haar hoofd zat en dat de zachte pony natuurlijk over haar voorhoofd viel. Het was een dure pruik en niemand had ooit opgemerkt dat het niet haar echte haar was. Onder de pruik was Hallie Stillians’ korte blonde haar donkerbruin geverfd en in een ander model geknipt. Er was geen enkel spoor van Hallie over, ook niet in haar kledingkast of in haar manier van doen. Ze pakte een hippe leesbril en hing deze aan een glimmend koord om haar nek. Ze glimlachte tevreden. Het was slim om te investeren in degelijke accessoires, en Judy Brubaker verdiende het beste van het beste. Iedereen hield van Judy Brubaker. En iedereen hield van het liedje dat Judy Brubaker vaak zong, een liedje dat ze nu tijdens het aankleden ook hardop zong. Geef geen piep Droom lang en diep Geef je over aan de sluimering Laat je tranen maar drogen Sluit gewoon je ogen En je zult naar huis gaan in je slaap Ze voelde zich overspoeld door vrede, genoeg vrede om met de hele wereld te delen. Ze had Cody Woods vrede gebracht. En ze zou iemand anders die het nodig had ook snel vrede brengen. HOOFDSTUK VIER Riley’s hart bonsde en haar longen brandden van het harde en snelle ademhalen. Ze had een bekend deuntje in haar hoofd. “Follow the yellow brick road …” Ondanks dat ze moe en buiten adem was, vond ze het wel grappig. Het was een vroege en koude morgen, en ze was het zes mijl lange hindernisparcours buiten bij Quantico aan het rennen. Het parcours had de bijnaam ‘Yellow Brick Road.’ De Amerikaanse mariniers die het gebouwd hadden het zo genoemd. De mariniers hadden iedere mijl gemarkeerd met een gele baksteen. FBI-leerlingen die het parcours doorstonden kregen een gele baksteen als beloning. Riley had haar gele baksteen jaren geleden al gewonnen. Maar toch rende ze zo nu en dan het parcours nog een keer, gewoon om te verzekeren dat ze het nog steeds kon. Na de emotionele stress van de afgelopen dagen had Riley wat complete fysieke uitputting nodig om haar hoofd leeg te maken. Tot nu toe had ze al een aantal uitdagende hindernissen overwonnen en was ze onderweg langs drie gele bakstenen gekomen. Ze was over ge?mproviseerde muren geklommen, had zichzelf over barri?res getrokken en was door nagemaakte ramen gesprongen. Zojuist had ze zichzelf langs een steile rotswand omhoog getrokken aan een touw, en nu ging ze langzaam weer terug naar beneden. Toen ze op de grond aankwam, keek ze omhoog en zag ze Lucy Vargas, een slimme jonge agente met wie ze graag werkte en sportte. Lucy was vanochtend graag Riley’s sportmaatje. Ze stond hijgend bovenaan de rotswand en keek naar beneden naar Riley. Riley riep naar haar, “Kun je een oudje als ik niet bijhouden?” Lucy lachte. “Ik doe het rustig aan. Ik wil niet dat je jezelf uitput, niet op jouw leeftijd.” “Hou je voor mij maar niet in hoor,” riep Riley terug. “Geef alles wat je hebt.” Riley was veertig, maar ze had haar fysieke training nooit laten versloffen. Het was cruciaal om snel te kunnen bewegen en hard te kunnen slaan wanneer je oog in oog stond met menselijke monsters. Pure fysieke kracht had vaker dan eens levens gered, waaronder haar eigen leven. Desondanks werd ze niet blij toen ze keek naar het volgende obstakel; een ondiepe plas met ijskoud, modderig water waar prikkeldraad boven hing. Dit zou lastig gaan worden. Ze had zich goed aangekleed voor het winterweer en droeg een waterdichte jas. Maar alsnog zou het kruipen door de modder haar kletsnat en ijskoud maken. Daar gaan we dan, dacht ze. Ze gooide zichzelf naar voren, de modder in. Het ijzige water zorgde voor een sterke schok door haar hele lichaam. Alsnog dwong ze zichzelf om te kruipen, en ze maakte zichzelf nog platter toen ze het prikkeldraad langs haar rug voelde schampen. Een knagend verdoofd gevoel speelde op, en bracht een ongewilde herinnering omhoog. Riley was in een pikkedonkere kruipruimte onder een huis. Ze was zojuist ontsnapt uit een kooi waar ze was vastgehouden en gemarteld door een psychopaat met een gasbrander. Door de duisternis wist ze niet hoelang ze gevangen had gezeten. Maar het was haar gelukt om de deur van de kooi open te breken, en nu kroop ze blindelings rond op zoek naar een uitgang. Het had pas geregend, en de modder onder haar was plakkerig, koud en diep. Terwijl haar lichaam steeds meer verdoofd raakte van de kou, sloop een heftige wanhoop haar hoofd in. Ze was zwak van het slaapgebrek en de honger. Ik kan het niet, dacht ze. Ze moest dat soort idee?n uit haar hoofd wegduwen. Ze moest blijven kruipen en zoeken. Als ze niet zou ontsnappen, zou hij haar uiteindelijk vermoorden, net als dat hij zijn andere slachtoffers vermoord had. “Riley, gaat het wel?” Lucy’s stem doorbrak Riley’s herinnering aan een van haar meest aangrijpende zaken. Het was een gebeuren dat ze nooit zou vergeten, al helemaal niet omdat haar dochter later door dezelfde psychopaat gevangen werd genomen. Ze vroeg zich af of ze ooit echt bevrijd zou zijn van die flashbacks. En zou April ook vrij zijn van de verschrikkelijke herinneringen? Riley was weer terug in het heden, en besefte dat ze halverwege was gestopt met kruipen onder het prikkeldraad. Lucy was achter haar aan het wachten tot ze klaar was met deze hindernis. “Het gaat wel,” riep Riley terug. “Sorry dat ik je ophoud.” Ze dwong zichzelf om weer verder te kruipen. Aan de rand van het water krabbelde ze op haar voeten en zette ze alles weer op een rijtje. Toen rende ze richting het bospad, wetende dat Lucy niet ver achter haar was. Ze wist dat haar volgende taak zou zijn om over een ruw hangend vangnet te klimmen. Daarna had ze nog bijna twee mijl te gaan, en nog een paar erg lastige hindernissen om te overkomen. * Aan het einde van het zes mijl lange parcours strompelden Riley en Lucy arm in arm, hijgend en lachend en elkaar feliciterend met hun overwinning. Riley was verbaasd om haar langdurige partner op haar te zien wachten aan het einde van het parcours. Bill Jeffreys was een sterke, potige man van ongeveer Riley’s leeftijd. “Bill!” zei Riley, nog steeds happend naar adem. “Wat doe je hier?” “Ik was naar jou op zoek,” zei hij. “Ik hoorde dat ik je hier kon vinden. Ik kon maar amper geloven dat je dit wilde doen, al helemaal niet in hartje winter! Ben je een soort masochist of zo?” Riley en Lucy lachten allebei. Lucy zei, “Misschien ben ik wel de masochist. Ik hoop dat ik als ik net zo stokoud ben als Riley net zo goed de Yellow Brick Road kan lopen.” Plagend zei Riley tegen Bill, “H?, ik wil wel nog een keer. Doe je mee?” Bill schudde zijn hoofd en grinnikte. “Absoluut niet,” zei hij. “Ik heb mijn oude gele baksteen nog thuis, en ik gebruik die als deurstopper. Eentje is voor mij wel genoeg. Misschien ga ik wel voor een groene baksteen. Doe jij daaraan mee?” Riley lachte weer. De zogenaamde “groene baksteen” was een grapje binnen de FBI. Het was een prijs voor degene die vijfendertig sigaren op vijfendertig opeenvolgende avonden kon roken. “Ik sla over,” zei ze. Bills gezichtsuitdrukking werd opeens serieus. “Ik zit op een nieuwe zaak, Riley,” zei hij. “En ik heb je hulp nodig. Ik hoop dat je dat goed vindt. Ik weet dat het best snel na onze vorige zaak is.” Bill had gelijk. Het leek voor Riley pas gisteren dat ze Orin Rhodes gearresteerd hadden. “Je weet dat ik net Jilly mee naar huis heb genomen. Ik probeer haar haar draai te laten vinden in haar nieuwe leven. Nieuwe school... nieuwe alles, eigenlijk.” “Hoe gaat het met haar?” vroeg Bill. “Ze is nogal onvoorspelbaar, maar ze doet echt haar best. Ze is zo blij om deel uit te maken van een gezin. Ik denk dat ze veel hulp nodig gaat hebben.” “En April?” “Die doet het fantastisch. Ik ben nog steeds achterovergeslagen van hoe het gevecht met Rhodes haar haar sterker heeft laten voelen. En ze is al helemaal gek op Jilly.” Na een korte pauze, vroeg ze, “Wat voor een zaak heb je, Bill?” Bill was even stil. “Ik ben onderweg naar de baas om het erover te hebben,” zei hij. “Ik heb je hulp echt nodig, Riley.” Riley keek naar haar vriend en partner. Hij keek erg angstig. Als hij zei dat hij haar hulp nodig had, dan meende hij dat echt. Riley vroeg zich af waarom. “Ik ga even douchen en wat droge kleren aantrekken,” zei ze. “Daarna kom ik meteen naar kantoor.” HOOFDSTUK VIJF Teamleider Brent Meredith was niet iemand die tijd verspilde aan koetjes en kalfjes. Riley wist dat uit eigen ervaring. Ze verwachtte daarom toen ze zijn kantoor binnenliep na het rennen geen geklets, geen beleefde vragen over gezondheid en gezin en thuis. Hij kon warm en vriendelijk zijn, maar dat was hij maar zelden. Hij zou vandaag meteen ter zake komen, en het zou sowieso dringend zijn. Bill was er al. Hij zag er nog steeds extreem zenuwachtig uit. Ze hoopte dat ze snel zou begrijpen waarom. Zodra Riley ging zitten, leunde Meredith over zijn bureau naar haar toe. Zijn brede, hoekige Afro-Amerikaanse gezicht was zoals altijd intimiderend. “Laten we beginnen bij het begin, Agent Paige,” zei hij. Riley wachtte tot hij nog iets zou zeggen, een vraag zou stellen, een bevel zou geven. Maar in plaats daarvan staarde hij haar simpelweg aan. Het duurde maar even voordat Riley begreep wat Meredith bedoelde. Meredith stelde zijn vraag expres niet hardop. Riley kon zijn discretie wel waarderen. Er was nog steeds een moordenaar op vrije voet, en zijn naam was Shane Hatcher. Hij was uit Sing Sing ontsnapt, en Riley’s meest recente opdracht was geweest om hem op te pakken. Ze was daarin gefaald. Eigenlijk had ze het ook niet echt geprobeerd, en nu waren andere FBI-agenten aan de zaak toegewezen. Tot nog toe hadden ze geen succes. Shane Hatcher was een crimineel genie dat tijdens zijn lange jaren in de gevangenis een gerespecteerde expert op het gebied van criminologie was geworden. Daarom was Riley af en toe bij hem in de gevangenis op bezoek geweest, voor advies over zaken. Ze kende hem goed genoeg om zeker te zijn dat hij op het moment geen gevaar voor de samenleving was. Hatcher had een vreemde, maar strenge morele code. Hij had sinds zijn ontsnapping ??n man vermoord; een oude vijand die zelf ook een gevaarlijke crimineel was. Riley wist zeker dat hij niemand anders zou vermoorden. Op dit moment begreep Riley dat Meredith wilde weten of ze iets van Hatcher gehoord had. Het was een zaak met veel media-aandacht, en het leek erop dat Hatcher een soort volkslegende werd: een crimineel meesterbrein dat tot zo’n beetje alles in staat was. Ze waardeerde Merediths discretie om dit niet hardop te vragen. Maar de waarheid was dat Riley niks wist over waar Hatcher nu was of wat hij aan het doen was. “Niks nieuws, meneer,” antwoordde ze op Merediths onuitgesproken vraag. Meredith knikte en leek zich een beetje te ontspannen. “Ok? dan,” zei Meredith. “Ik zal meteen met de deur in huis vallen. Ik stuur Agent Jeffreys voor een zaak naar Seattle. Hij wil jou als partner. Ik moet weten of je beschikbaar bent om met hem mee te gaan.” Riley moest nee zeggen. Ze had zoveel gaande in haar leven nu dat ze absoluut niet een zaak in een stad ver weg kon aannemen. Ze had nog steeds af en toe last van de PTSS die ze had opgelopen toen ze gevangen was gehouden door een sadistische crimineel. Haar dochter, April, was van dezelfde man slachtoffer geworden, en had haar eigen problemen om mee om te gaan. En nu had Riley een nieuwe dochter die haar eigen vreselijke trauma’s had meegemaakt. Als ze gewoon even hier kon blijven en wat les kon geven op de Academie, dan kon ze misschien haar leven weer op orde krijgen. “Ik kan niet,” zei Riley. “Niet nu.” Ze richtte zich naar Bill. “Je weet wat er allemaal speelt nu,” zei ze. “Ik weet het, ik hoopte gewoon...” zei hij met een smekende blik in zijn ogen. Het was tijd om erachter te komen wat er aan de hand was. “Wat is de zaak?” vroeg Riley. “Er hebben ten minste twee vergiftigingen plaatsgevonden in Seattle,” zei Meredith. “Het lijkt een seriemoord te zijn.” Op dat moment begreep Riley waarom Bill zo overstuur was. Toen hij nog maar een klein jongetje was, was zijn moeder vergiftigd en gestorven. Riley wist de details niet, maar ze wist wel dat de moord op zijn moeder een van de redenen was waarom hij FBI-agent was geworden. Het achtervolgde hem al jaren. Deze zaak zou oude wonden openrijten. Toen hij zei dat hij haar nodig had op deze zaak, meende hij dat echt. Meredith ging verder, “Tot nu toe weten we van twee slachtoffers; een man en een vrouw. Misschien zijn er nog meer, en misschien komen er nog meer.” “Waarom worden wij hierbij gehaald?” vroeg Riley. “Er is een FBI-kantoor in Seattle. Kunnen zij het niet doen?” Meredith schudde zijn hoofd. “De situatie daar is nogal verstoord. Het lijkt erop dat de plaatselijke FBI en de plaatselijke politie het wat betreft deze zaak nergens over eens zijn. Dat is waarom jullie nodig zijn, of jullie nou gewild zijn of niet. Kan ik op je rekenen, Agent Paige?” Opeens was de beslissing voor Riley glashelder. Ondanks haar persoonlijke problemen was ze echt nodig op deze zaak. “Reken maar op me,” zei ze uiteindelijk. Bill knikte en zuchtte hoorbaar van opluchting en dankbaarheid. “Mooi,” zei Meredith. “Jullie vliegen morgenochtend allebei naar Seattle.” Meredith trommelde even met zijn vingers op de tafel. “Maar verwacht geen warm welkom,” voegde hij toe. “Zowel de politie als de FBI zal niet blij zijn om jullie te zien.” HOOFDSTUK ZES Riley zag er bijna net zoveel tegenop om Jilly naar haar eerste dag op haar nieuwe school te brengen als dat ze opzag tegen sommige zaken. De tiener zag er nogal boos uit, en Riley dacht dat ze misschien zelfs een sc?ne zou schoppen op het laatste moment. Is ze hier klaar voor? bleef Riley zichzelf afvragen. Ben ik hier klaar voor? De timing leek ook zo ongelukkig. Het baarde Riley zorgen dat ze vanochtend naar Seattle moest vliegen. Maar Bill had haar hulp nodig, en dat was wat haar betreft reden genoeg. Jilly leek in orde te zijn toen ze de kwestie thuis bespraken, maar Riley wist niet echt wat ze nu moest verwachten. Gelukkig hoefde ze Jilly niet alleen naar school te brengen. Ryan had aangeboden om te rijden, en Gabriela en April kwamen ook mee voor morele steun. Toen ze op de parkeerplaats van de school allemaal uit de auto stapten, pakte April Jilly’s hand en liep ze met haar mee recht op het gebouw af. De twee tengere meisjes droegen allebei een spijkerbroek en laarzen en warme jassen. Gisteren had Riley ze mee uit winkelen genomen en had ze Jilly een nieuwe jas laten uitzoeken, en beddengoed, posters en wat kussentjes om haar slaapkamer een persoonlijk tintje te geven. Riley, Ryan en Gabriela volgden achter de meisjes, en Riley kreeg een warm gevoel terwijl ze naar hen keek. April leek, na jaren van nukkigheid en opstandigheid, opeens ontzettend volwassen. Riley vroeg zich af of dit misschien was wat April al die tijd nodig had gehad: iemand om voor te zorgen. “Kijk naar ze,” zei Riley tegen Ryan. “Ze worden steeds hechter.” “Is het niet geweldig?” zei Ryan. “Ze lijken eigenlijk net zusjes. Is dat wat je naar haar toetrok?” Het was een interessante vraag. Toen ze Jilly eerst thuisbracht, was Riley vooral verbaasd geweest over hoe anders de twee meisjes waren. Maar nu zag ze meer en meer de gelijkenis. Inderdaad, April was bleker en had lichtbruine ogen net als haar moeder, terwijl Jilly donkerbruine ogen had en een olijfkleurige huidskleur. Maar op dit moment, met hun twee hoofden met donker haar naast elkaar, leken ze heel erg op elkaar. “Misschien,” zei ze als antwoord op Ryans vraag. “Daar heb ik niet echt over nagedacht. Ik wist alleen maar dat ze ernstig in de problemen zat, en dat ik misschien kon helpen.” “Het zou best eens kunnen dat je haar leven hebt gered,” zei Ryan. Riley voelde een brok in haar keel. Die mogelijkheid was nog niet in haar opgekomen, en het was een eervolle gedachte. Ze was zowel dolblij als doodsbang voor dit nieuwe gevoel van verantwoordelijkheid. Het hele gezin liep rechtstreeks naar het kantoor van de studiebegeleider. Wanda Lewis, net zo warm en glimlachend als altijd, begroette Jilly met een kaart van de school. “Ik breng je direct naar het klaslokaal,” zei mevrouw Lewis. “Ik zie dat dit een goede plek is,” zei Gabriela tegen Jilly. “Het komt helemaal goed hier met jou.” Jilly keek nu nerveus maar blij. Ze gaf hen allemaal een knuffel en volgde toen mevrouw Lewis door de gang. “Ik vind dit een leuke school,” zei Gabriela tegen Ryan, Riley en April op weg terug naar de auto. “Ik ben blij dat je dat vindt,” zei Riley. Ze meende het oprecht. Gabriela was veel meer dan een huishoudster. Ze maakte volledig deel uit van het gezin. Het was belangrijk dat ze zich goed voelde over gezinsbeslissingen. Ze stapten allemaal in de auto, en Ryan startte de motor. “Waar nu heen?” vroeg Ryan opgewekt. “Ik moet naar school,” zei April. “En meteen daarna naar huis,” zei Riley. “Ik moet naar Quantico om een vliegtuig te halen.” “Ok?,” zei Ryan, en hij reed de parkeerplaats af. Riley keek naar Ryans gezicht terwijl hij reed. Hij leek erg gelukkig: gelukkig om deel uit te maken van alles, en gelukkig om een nieuw gezinslid te hebben. Zo was hij gedurende het merendeel van hun huwelijk niet geweest. Hij leek echt een ander mens, en op momenten als deze, was ze hem dankbaar. Ze draaide zich om om naar haar dochter te kijken, die op de achterbank zat. “Je gaat hier allemaal heel goed mee om,” zei Riley. April keek verbaasd. “Ik doe heel erg mijn best,” zei ze. “Ik ben blij dat je het opmerkt.” Eventjes schrok Riley. Was ze zo druk geweest om ervoor te zorgen dat hun nieuwe gezinslid kon wennen, dat ze haar dochter over het hoofd had gezien? April was even stil, en zei toen, “Mam, ik ben nog steeds blij dat je haar mee naar huis hebt genomen. Ik denk dat het gewoon een beetje moeilijker is dan ik gedacht had, een nieuw zusje. Ze heeft het vreselijk gehad en soms is het best lastig om met haar te praten.” “Ik wil het je niet lastig maken,” zei Riley. April glimlachte zwakjes. “Ik was lastig voor jou,” zei ze. “Ik ben sterk genoeg om met Jilly’s problemen om te gaan. En om eerlijk te zijn begin ik het ook leuk te vinden om haar te helpen. Het komt wel goed. Maak je om ons maar geen zorgen.” Het stelde Riley gerust dat ze Jilly achterliet in de zorg van drie mensen die ze vertrouwde; April, Gabriela, en Ryan. Op hetzelfde moment zat het haar ook dwars dat ze nu weg moest. Ze hoopte dat ze niet lang weg zou blijven. * De aarde verdween ver onder hen terwijl Riley uit het raam van het kleine BAU-vliegtuig keek. Het vliegtuig klom tot boven de wolken voor de bijna zes uur durende vlucht naar het noordwesten. Binnen slechts een paar minuten zag Riley het landschap onder hen razen. Bill zat naast haar. Hij zei, “Zo naar de andere kant van het land vliegen doet me altijd denken aan lang geleden, toen mensen moesten lopen of met paarden of wagens moesten.” Riley knikte en glimlachte. Het was alsof Bill haar gedachten had gelezen. Ze had dat gevoel vaak bij hem. “Het land moest toentertijd enorm hebben geleken voor mensen,” zei ze. “Het duurde kolonisten maanden om naar de andere kant te komen.” Een vertrouwde en prettige stilte viel tussen hen. Door de jaren heen hadden zij en Bill genoeg onenigheden en zelfs ruzies gehad, en soms had hun partnerschap zelfs voorbij geleken. Maar door die moeilijke tijden voelde ze zich nu alleen maar hechter met hem. Ze vertrouwde hem met haar leven, en ze wist hij haar vertrouwde met het zijne. Op tijden als deze was ze blij dat zij en Bill niet hadden toegegeven aan hun onderlinge aantrekkingskracht. Ze waren soms gevaarlijk dichtbij gekomen. Dat zou alles verpest hebben, dacht Riley. Het was slim om daarvan uit de buurt te blijven. Ze vond het te moeilijk om zich voor te stellen om hun vriendschap te verliezen. Hij was haar beste vriend in de hele wereld. Na een tijdje zei Bill, “Bedankt dat je gekomen bent, Riley. Ik had deze keer echt je hulp nodig. Ik denk niet dat ik deze zaak aankan met een andere partner. Zelfs niet met Lucy.” Riley keek naar hem en zei niks. Ze hoefde hem niet te vragen waar hij aan dacht. Ze wist dat hij haar eindelijk zou vertellen wat er precies met zijn moeder was gebeurd. Dan zou ze pas werkelijk begrijpen hoe belangrijk en onrustbarend deze zaak echt voor hem was. Hij staarde recht voor zich uit, gravend in zijn herinneringen. “Je weet al over mijn familie,” zei hij. “Ik heb je verteld dat mijn vader wiskundeleraar was en dat mijn moeder werkte als bankbediende. Met drie kinderen hadden we het goed, maar waren we niet bijzonder rijk. Het was een best gelukkig leven voor ons allemaal. Totdat...” Bill pauzeerde even. “Het gebeurde toen ik negen jaar was,” vervolgde hij. “Vlak voor Kerst hield het personeel bij Mams bank hun jaarlijkse kerstfeest. Cadeautjes geven, taart eten, al dat kantoorgebeuren. Toen Mam die middag thuis kwam klonk ze alsof ze plezier had gehad en alsof alles in orde was. Maar naarmate de avond vorderde, begon ze zich raar te gedragen.” Bills gezicht vertrok van de nare herinnering. “Ze werd duizelig en verward, en begon onsamenhangend te praten. Het was bijna alsof ze dronken was. Maar Mam dronk nooit veel, en bovendien was er op het feestje helemaal geen alcohol geserveerd. We hadden allemaal geen idee wat er aan de hand was. Het werd snel erger. Ze werd misselijk en begon over te geven. Pap ging zo snel mogelijk met haar naar de Eerste Hulp. Wij kinderen gingen met ze mee.” Bill viel weer stil. Riley zag dat het steeds moeilijker werd om haar te vertellen wat er gebeurd was. “Tegen de tijd dat we bij het ziekenhuis aankwamen, ging haar hart tekeer, en hyperventileerde ze, en was haar bloeddruk torenhoog. Toen raakte ze in coma. Haar nieren begonnen ermee op te houden, en ze had hartfalen.” Bills ogen zaten stevig dichtgeknepen en zijn gezicht was vertrokken van de pijn. Riley vroeg zich af of het misschien beter voor hem was als hij de rest van het verhaal niet zou vertellen. Maar ze voelde aan dat ze hem niet moest stoppen. Bill zei, “De volgende ochtend hadden de dokters door wat er mis was. Ze leed aan vergiftiging met ethyleenglycol.” Riley schudde haar hoofd. Het klonk bekend, maar ze kon het niet helemaal plaatsen. Bill legde snel uit, “Er zat antivriesmiddel in haar punch op het feestje.” Riley snakte naar adem. “Mijn god!” zei ze. “Hoe is dat ?berhaupt mogelijk? Ik bedoel, zou de smaak...?” “Nou, antivries heeft meestal een zoete smaak,” legde Bill uit. “Het is makkelijk om het onopgemerkt te mengen met suikerhoudende drankjes. Het is ontzettend makkelijk om als vergif te gebruiken.” Riley vond het moeilijk om te begrijpen wat ze hoorde. “Maar als er iets in de punch zat, hadden andere mensen dan nergens last van?” zei ze. “Dat is het nou,” zei Bill. “Niemand anders was vergiftigd. Het zat niet in de kom met punch. Het zat alleen in Mams drinken. Iemand had het specifiek op haar gemunt.” Hij viel weer even stil. “Tegen die tijd was het te laat om iets te doen,” zei hij. “Ze bleef in coma en stierf op Oudejaarsavond. We stonden allemaal aan haar bed.” Op een of andere manier slaagde Bill erin om niet in tranen uit te barsten. Riley vermoedde dat hij door de jaren heen hier al veel tranen om gelaten had. “Het sloeg nergens op,” zei Bill. “Iedereen vond Mam aardig. Niemand kon ook maar een vijand in de wereld bedenken. De politie deed onderzoek, en het werd duidelijk dat niemand die bij de bank werkte verantwoordelijk was. Maar een paar collega’s konden zich een rare man herinneren die even op het feestje was geweest en toen weer was vertrokken. Hij had vriendelijk geleken, en iedereen was ervan uitgegaan dat hij iemands gast was, een vriend of familielid. Hij was weg voordat het feestje voorbij was.” Bill schudde verbitterd zijn hoofd. “De zaak liep dood. En dat is die nu nog steeds. Ik denk dat dat ook zo zal blijven. Na zoveel jaar zal het nooit meer opgelost worden. Het was vreselijk om er nooit achter te komen wie het gedaan had, om nooit gerechtigheid te krijgen. Maar het ergste was om nooit te weten te komen waarom. Het leek gewoon zo zinloos wreed. Waarom Mam? Wat had zij gedaan dat iemand haar zoiets vreselijks aandeed? Misschien had ze wel niks gedaan. Misschien was het een soort zieke grap. Het was een pure marteling om het niet te weten. Dat is het nog steeds. En dat is natuurlijk een van de redenen waarom ik besloot...” Hij maakte de gedachte niet af. Dat hoefde ook niet. Riley wist al lang dat het onopgeloste mysterie van zijn moeders dood was waarom Bill had gekozen voor een carri?re in wetshandhaving. “Ik vind het zo erg voor je,” zei Riley. Bill haalde zwakjes zijn schouders op, alsof er een enorm gewicht op zijn schouders rustte. “Het was lang geleden,” zei hij. “Bovendien weet jij als geen ander hoe het voelt.” Riley schrok van Bills zachte woorden. Ze wist precies wat hij bedoelde. En hij had gelijk. Ze had het hem lang geleden al verteld, dus het was niet nodig om het nu te herhalen. Hij wist het al. Maar dat maakte de herinnering niet minder schrijnend. Riley was zes jaar oud, en Mamma had haar meegenomen naar een snoepwinkel. Riley was blij en vroeg om alle snoepjes die ze zag. Soms mopperde Mamma op haar als ze dat deed. Maar vandaag was Mamma lief en verwende ze haar, kocht ze al het snoep dat ze wilde. Toen ze in de rij voor de kassa stonden, liep een vreemde man naar ze. Hij had iets op zijn gezicht waardoor zijn neus en lippen en wangen plat werden en hij zag er zowel grappig en eng uit, als een soort clown. Het duurde even voor Riley besefte dat hij een panty over zijn hoofd droeg, net zo een als Mamma aan haar benen aanhad. Hij had een pistool vast. Het pistool zag er enorm uit. Hij richtte het op Mamma. “Geef me je handtas,” zei hij. Maar Mamma deed het niet. Riley wist niet waarom. Ze wist alleen maar dat Mamma bang was, misschien te bang om te doen wat de man zei dat ze moest doen. Riley moest waarschijnlijk ook bang zijn, dus dat was ze ook. Hij zei wat stoute woorden tegen Mamma, maar ze gaf hem nog steeds niet haar handtas. Ze stond helemaal te trillen. Toen was er een knal en een flits, en viel Mamma op de grond. De man zei meer stoute woorden en rende weg. Er kwam bloed uit Mamma’s borstkas, en ze hapte naar adem en kronkelde even voordat ze helemaal stil lag. Kleine Riley begon te gillen. Ze stopte lange tijd niet met gillen. De zachte aanraking van Bills hand op de hare bracht Riley terug naar het heden. “Het spijt me,” zei Bill. “Ik wilde het niet allemaal oprakelen.” Hij had duidelijk de traan die over haar wang naar beneden stroomde gezien. Ze kneep in zijn hand. Ze was dankbaar voor zijn begrip en zorg. Maar de waarheid was dat Riley Bill nooit verteld had over een herinnering die haar nog erger kwelde. Haar vader was een kolonel bij de Marine geweest; een strenge, wrede, gevoelloze, liefdeloze en meedogenloze man. In al die jaren die volgden, had hij Riley de schuld gegeven voor de dood van haar moeder. Het maakte niet uit dat ze pas zes jaar oud was geweest. “Je had haar net zo goed zelf kunnen neerschieten, met alles wat je haar hebt aangedaan,” had hij gezegd. Hij was vorig jaar overleden zonder haar ooit te vergeven. Riley veegde haar wang af en keek uit het raam naar het langzaam voorbijkruipende landschap kilometers onder haar. Zoals ze zo vaak deed, realiseerde ze zich ook nu hoeveel zij en Bill gemeen hadden, en hoezeer ze beiden werden achtervolgd door tragedie en onrecht uit het verleden. Gedurende al die jaren dat ze partners waren, waren ze allebei door dezelfde demonen gedreven, door dezelfde geesten gekweld. En ondanks dat ze zich zorgen maakte om Jilly en het leven thuis, wist Riley nu dat het de juiste keuze was geweest om met Bill mee te gaan voor deze zaak. Iedere keer dat ze samenwerkten, werd hun band sterker en dieper. Deze keer zou daar geen uitzondering op zijn. Ze zouden deze moorden oplossen, dat wist Riley zeker. Maar wat zouden zij en Bill daarbij winnen of verliezen? Misschien genezen we allebei wel een beetje, dacht Riley. Of misschien worden onze wonden opengereten en gaan ze meer pijn doen. Ze vertelde zichzelf dat het niet echt uitmaakte. Ze werkten altijd samen om de taak gedaan te krijgen, los van hoe zwaar dat was. Nu werden ze misschien wel geconfronteerd worden met een erg lelijke misdaad. HOOFDSTUK ZEVEN Toen het BAU-vliegtuig landde bij Sea-Tac, de Seattle-Tacoma International Airport, stroomden dikke regendruppels over de ramen naar beneden. Riley keek naar haar horloge. Het was thuis nu zo’n twee uur ’s middags, maar hier was het elf uur ’s ochtends. Dat zou ze wat tijd geven om vandaag nog iets aan de zaak gedaan te krijgen. Terwijl zij en Bill naar de uitgang liepen, kwam de piloot uit zijn cabine en gaf hij hen ieder een paraplu. “Deze zullen jullie nodig hebben,” zei hij met een grijns. “Winter is niet een goede tijd om in dit deel van het land te zijn.” Toen ze bovenaan de trap stonden, moest Riley daar wel mee instemmen. Ze was blij dat ze paraplu’s hadden, maar ze had gewild dat ze zich warmer had aangekleed. Het was zowel koud als regenachtig. Een SUV stopte aan de rand van het asfalt. Twee mannen in regenjassen haastten het voertuig uit, richting het vliegtuig. Ze stelden zichzelf voor als Agenten Havens en Trafford van het FBI-kantoor in Seattle. “We nemen jullie mee naar de werkplek van de medisch onderzoeker,” zei Agent Havens. “De teamleider van dit onderzoek wacht daar op jullie.” Bill en Riley stapten in de auto, en Agent Trafford begon te rijden door de gutsende regen. Riley kon nog net de standaard vliegveldhotels langs de weg zien staan, en dat was het. Ze wist dat er daar een levendige stad was, maar deze was praktisch onzichtbaar. Ze vroeg zich af of ze Seattle ooit tijdens haar tijd hier zou zien. * Het moment dat Riley en Bill gingen zitten in de vergaderzaal bij de medisch onderzoeker in Seattle, voelde ze dat er iets broeide. Ze wisselde een blik uit met Bill, en zag dat hij de spanning ook voelde. Teamleider Maynard Sanderson was een man met een brede borstkas en een grote kaak, en Riley vond hem iets tussen een militaire officier en een evangelische predikant uitstralen. Sanderson staarde boos naar een dikke man wiens borstelige walrussnor zijn gezicht een permanent fronsende uitdrukking gaf. Hij was voorgesteld als Perry McCade, Politiechef van Seattle. De lichaamstaal van de twee mannen en de posities die ze aan de tafel hadden genomen spraken voor Riley boekdelen. Om een of andere reden was het samen in een kamer zijn wel het laatste wat deze mannen wilden. Ze wist ook zeker dat beide mannen het vooral haatten om Riley en Bill hier te hebben. Ze dacht terug aan wat Brent Meredith had gezegd voordat ze Quantico verlieten. “Verwacht geen warm welkom. Zowel de politie als de FBI zal niet blij zijn om jullie te zien.” Riley vroeg zich af in wat voor mijnenveld zij en Bill beland waren. Er was een ingewikkelde machtsstrijd gaande zonder dat er ook maar een woord gesproken werd. Ze wist dat het maar een paar minuten zou duren voordat dit verbaal zou gaan worden. Hoofd Medisch Onderzoeker Prisha Shankar, daarentegen, leek op haar gemak en onbezorgd. De vrouw met donkere huid en zwarte haren was rond Riley’s leeftijd en leek sto?sch en onverstoorbaar te zijn. Zij is immers op eigen terrein, trok Riley als conclusie. Agent Sanderson was zo vrij om de vergadering te starten. “Agenten Paige en Jeffreys,” zei hij tegen Riley en Bill, “ik ben blij dat jullie dit hele eind vanaf Quantico gekomen zijn.” Zijn ijzige stem zei Riley dat hij precies het tegenovergestelde dacht. “Blij dat we van dienst kunnen zijn,” zei Bill, die niet al te zeker van zichzelf klonk. Riley glimlachte en knikte gewoon. “Heren,” zei Sanderson, de aanwezigheid van de twee vrouwen negerend, “we zijn hier allemaal om twee moorden te onderzoeken. Een seriemoordenaar zou op dreef aan het komen kunnen zijn hier in de omgeving van Seattle. Het is aan ons om hem te stoppen voordat hij weer moordt.” Politiechef McCade gromde hoorbaar. “Heeft u iets te zeggen, McCade?” vroeg Sanderson droogjes. “Het is geen seriemoordenaar,” bromde McCade. “En het is geen zaak voor de FBI. Mijn politieagenten hebben dit onder controle.” Riley begon het te snappen. Ze wist nog dat Meredith gezegd had dat de plaatselijke autoriteiten met deze zaak aan het stuntelen waren. Ze zag nu waarom. Niemand zat op ??n lijn, en niemand was het ergens over eens. Politiechef McCade was kwaad dat de FBI zich opdrong aan een plaatselijke moordzaak. En Sanderson was laaiend dat de FBI Bill en Riley vanuit Quantico had gestuurd om orde op zaken te stellen. De perfecte storm, dacht Riley. Sanderson richtte zich tot de hoofd medisch onderzoeker en zei, “Dokter Shankar, misschien wilt u samenvatten wat we tot nu toe weten.” Dokter Shankar, schijnbaar ongevoelig voor de onderliggende spanningen, drukte op een afstandsbediening om een afbeelding op het scherm aan de muur naar voren te brengen. Het was een rijbewijsfoto van een nogal doorsnee uitziende vrouw met steil haar met een doffe bruine kleur. Shankar zei, “Anderhalve maand geleden overleed een vrouw genaamd Margaret Jewell in haar slaap aan wat leek op een hartaanval. Ze had de dag ervoor geklaagd over gewrichtspijn, maar volgens haar echtgenote was dat niet ongewoon. Ze leed aan fibromyalgie.” Shankar drukte nog een keer op de afstandsbediening en bracht een andere rijbewijsfoto naar voren. Erop stond een man van middelbare leeftijd met een aardig maar treurig gezicht. Ze zei, “Een paar dagen geleden liet Cody Woods zichzelf opnemen in South Hill Ziekenhuis, klagend over pijn op de borst. Hij klaagde ook over gewrichtspijn, maar ook deze keer was dat niet verrassend. Hij had wat artritis, en hij had de week ervoor een kunstknie gekregen. Hij overleed binnen een paar uur nadat hij in het ziekenhuis was opgenomen, ook aan wat leek op een hartaanval.” “Totaal onafhankelijke sterfgevallen,” mompelde McCade. “Dus nu zeg je dat deze gevallen allebei geen moord waren?” zei Sanderson. “Margaret Jewell, waarschijnlijk wel,” zei McCade. “Cody Woods, zeker weten niet. We laten ons door hem afleiden. We laten de zaak vertroebelen. Als je het gewoon aan mij en mijn jongens zou overlaten, hebben we deze zaak binnen de kortste keren opgelost.” “Jullie hebben al anderhalve maand de tijd gehad op de Jewell-zaak,” zei Sanderson. Dokter Shankar glimlachte mysterieus terwijl McCade en Sanderson bleven kibbelen. Toen drukte ze weer op de afstandsbediening. Er kwamen nog twee foto’s naar voren. De ruimte viel stil, en Riley voelde een schok van verbazing. De mannen in beide foto’s zagen er Midden-Oosters uit. Een ervan herkende Riley niet. Maar de ander herkende ze zeker wel. Het was Saddam Hussein. HOOFDSTUK ACHT Riley staarde naar de afbeelding op het scherm aan de muur. Wat zou het Hoofd Medisch Onderzoeker willen zeggen met een foto van Saddam Hussein? De afgezette leider van Irak was in 2006 ge?xecuteerd voor misdrijven tegen de menselijkheid. Wat was zijn connectie met een mogelijke seriemoordenaar in Seattle? Nadat het effect van de foto’s was ingezonken, sprak Dokter Shankar weer. “Ik weet zeker dat we de man links allemaal herkennen. De man rechts was Majidi Jehad, een sjiitische dissident tegen Saddams regime. In mei 1980 werd aan Jehad toestemming verleend om naar Londen te reizen. Toen hij stopte bij het politiebureau in Bagdad om zijn paspoort op te halen, kreeg hij een glas sinaasappelsap aangeboden. Hij verliet Irak, gezond en wel. Hij stierf kort nadat hij in Londen aankwam.” Dokter Shankar bracht nog meer afbeeldingen van Midden-Oosterse gezichten naar voren. “Al deze mannen kwamen op eenzelfde manier aan hun einde. Saddam liquideerde honderden dissidenten op dezelfde manier. Wanneer sommigen van hen uit de gevangenis kwamen, kregen ze een drankje aangeboden om hun vrijheid te vieren. Geen van hen leefde lang.” Chef McCade knikte in begrip. “Thalliumvergiftiging,” zei hij. “Inderdaad,” zei Dokter Shankar. “Thallium is een scheikundig element waarvan een kleurloos, geurloos, en smakeloos oplosbaar poeder gemaakt kan worden. Het was Saddam Husseins gif naar keuze. Maar hij was heus niet de eerste die zijn vijanden hiermee om het leven bracht. Het wordt soms ook wel het “gif van de vergiftiger’ genoemd, omdat het langzaam werkt en symptomen veroorzaakt die kunnen leiden tot verkeerde conclusies wat betreft de doodsoorzaak.” Ze drukte op de afstandsbediening, en nog een paar gezichten verschenen, waaronder dat van Cubaanse dictator Fidel Castro. Ze zei, “In 1960 gebruikte de Franse geheime dienst thallium om de Kameroense rebellenleider F?lix-Roland Moumi? om te brengen. En er wordt aangenomen dat de CIA thallium gebruikte bij een van de vele mislukte pogingen om Fidel Castro te doden. Het plan was om thalliumpoeder in Castro’s schoenen te stoppen. Als de CIA daarin geslaagd was, was Castro’s dood zowel vernederend als langzaam en pijnlijk geweest. Zijn iconische baard zou zijn uitgevallen voordat hij overleed.” Ze drukte op de afstandsbediening en de gezichten van Margaret Jewell en Cody Woods verschenen weer. “Ik vertel jullie dit alles zodat jullie begrijpen dat we met een erg doordachte moordenaar te maken hebben,” zei Dokter Shankar. “Ik vond sporen van thallium in zowel het lichaam van Margaret Jewell als in dat van Cody Woods. Er is voor mij geen twijfel mogelijk dat ze allebei door dezelfde moordenaar vergiftigd zijn.” Dokter Shankar keek rond naar iedereen in de ruimte. “Zijn er opmerkingen tot nu toe?” vroeg ze. “Ja,” zei Chef McCade. “Ik denk nog steeds niet dat er verband is tussen de twee doden.” Riley was overrompeld door die opmerking, maar Dokter Shankar keek niet verbaasd. “Waarom niet, Chef McCade?” vroeg ze. “Cody Woods was loodgieter,” zei McCade. “Is het niet mogelijk dat hij gewoon tijdens zijn werk blootgesteld is aan thallium?” “Dat is mogelijk,” zei Dokter Shankar. “Loodgieters moeten voorzichtig zijn om veel gevaarlijke stoffen te vermijden, waaronder asbest en zware metalen zoals arsenicum en thallium. Maar ik denk niet dat dat is wat er in Cody Woods’ geval is gebeurd.” Riley raakte meer en meer geboeid. “Waarom niet?” vroeg ze. Dokter Shankar drukte op de afstandsbediening, en de toxicologische rapporten verschenen. “Deze moorden lijken op thalliumvergiftiging, maar er is een verschil,” zei ze. “Geen van beide slachtoffers vertoonde klassieke symptomen: haaruitval, koorts, overgeven, buikpijn. Zoals ik eerder al zei, was er wat gewrichtspijn, maar dat was het. De dood kwam nogal plotseling en leek erg op een normale hartaanval. Er was helemaal geen aanloop naartoe. Als mijn personeel niet zo scherp was hadden ze misschien niet eens opgemerkt dat dit gevallen van thalliumvergiftiging waren.” Bill leek net zo gefascineerd als Riley te zijn. “Dus we hebben te maken met wat, designer-thallium?” vroeg hij. “Zoiets ja,” zei Dokter Shankar. “Mijn personeel is nog bezig met het ontrafelen van de precieze chemische samenstelling van de cocktail. Maar een van de ingredi?nten is zeker weten kaliumferrocyanide, een chemische stof die jullie misschien kennen als het pigment Pruisisch blauw. Dat is vreemd, want Pruisisch blauw is het enige bekende tegengif voor thalliumvergiftiging.” Chef McCade vertrok zijn grote snor. “Dat slaat nergens op,” gromde hij. “Waarom zou een vergiftiger een tegengif samen met het gif toedienen?” Riley waagde een gok. “Zou het kunnen zijn om de symptomen van thalliumvergiftiging te verbergen?” Dokter Shankar knikte in overeenstemming. “Dat is mijn theorie. De andere chemische stoffen die we vonden hebben een complexe wisselwerking met thallium die we nog niet begrijpen. Waarschijnlijk hielden ze de aard van de symptomen onder controle. Degene die het mengsel gebrouwd heeft, wist waar ze mee bezig waren. Hij of zij had nogal veel kennis van zowel farmacologie als scheikunde.” Chef McCade trommelde met zijn vingers op de tafel. “Ik geloof er niks van,” zei hij. “Jullie resultaten voor het tweede slachtoffer moeten wel vertekend zijn door jullie resultaten voor het eerste. Jullie vonden waar jullie naar zochten.” Voor het eerst was er een spoor van verbazing op Dokter Shankars gezicht te zien. Ook Riley sloeg steil achterover van het lef van de politiechef om Shankars expertise in twijfel te trekken. “Waarom zegt u dat?” vroeg Dokter Shankar. “Omdat we een perfecte verdachte hebben voor de moord op Margaret Jewell,” zei hij. “Ze was getrouwd met een andere vrouw, Barbara Bradley – ze noemt zichzelf Barb. De vrienden en buren van het stel zeggen dat de twee problemen hadden, zo hard ruzieden dat de buren ervan wakker werden. Bradley heeft zelfs een strafblad voor mishandeling. Men zegt dat ze een erg kort lontje heeft. Zij was het. We weten het helemaal zeker.” “Waarom hebben jullie haar niet opgepakt?” wilde Agent Sanderson weten. Chef McCade’s ogen schoten defensief heen en weer. “We hebben haar ondervraagd, thuis,” zei hij. “Maar ze is slinks, en we hebben nog niet genoeg bewijs om haar op te pakken. We zijn bezig met een zaak opbouwen. Het duurt even.” Agent Sanderson grijnsde en gromde. Hij zei, “Nou, terwijl jullie bezig waren met het opbouwen van een zaak, lijkt het erop dat jullie ‘perfecte’ verdachte door is gegaan en iemand anders heeft vermoord. Jullie kunnen maar beter het tempo wat opdrijven. Wie weet maakt ze zich nu wel klaar om het nog eens te doen.” Chef McCade’s gezicht werd rood van woede. “Je hebt het helemaal mis,” zei hij. “Ik zeg je, de moord op Margaret Jewell was een opzichzelfstaand incident. Barb Bradley had geen enkel motief om Cody Woods te vermoorden, of iemand anders, voor zover wij weten.” “Voor zover jullie weten,” herhaalde Sanderson op een spottende toon. Riley voelde hoe de onderliggende spanningen naar boven kwamen drijven. Ze hoopte dat de vergadering zou eindigen zonder slaande ruzie. Ondertussen werkten haar hersenen op volle toeren, proberend om het kleine beetje dat ze tot nu toe wist te begrijpen. Ze vroeg Chef McCade, “Hoe welvarend waren Jewell en Bradley?” “Helemaal niet,” zei hij. “Lage tot middenklasse. We denken eigenlijk dat financi?le moeilijkheden deel van het motief waren.” “Wat doet Barb Bradley voor werk?” “Ze doet de bezorgingen voor een wasserij,” zei McCade. Een vermoeden begon zich te vormen in Riley’s hoofd. Ze dacht dat een moordenaar die gif gebruikte, waarschijnlijk een vrouw was. En als bezorgster zou deze toegang gehad hebben tot verschillende gezondheidsinstellingen. Dit was zeker weten iemand waar ze mee wilde praten. “Ik zou graag Barb Bradley’s adres krijgen,” zei ze. “Agent Jeffreys en ik moeten haar gaan ondervragen.” Chef McCade keek haar aan alsof ze gek geworden was. “Ik zeg je net dat we dat al gedaan hebben,” zei hij. Blijkbaar niet goed genoeg, dacht Riley, maar ze onderdrukte de neiging om dat hardop te zeggen. Bill viel haar bij. “Ik ben het eens met Agent Paige. We moeten zelf naar Barb Bradley.” Chef McCade was duidelijk beledigd. “Ik sta het niet toe,” zei hij. Riley wist dat de teamleider van de FBI, Agent Sanderson, McCade’s mening terzijde kon schuiven als hij dat wilde. Maar toen ze Sanderson aankeek voor steun, was ze blij dat blikken niet konden doden. De moed zakte in haar schoenen. Ze begreep de situatie meteen. Alhoewel Sanderson en McCade elkaar haatten, waren ze bondgenoten in hun afkeer naar Riley en Bill. Wat hen beiden betreft hadden agenten uit Quantico niets te zoeken op hun terrein. Of ze het nu doorhadden of niet, ze zetten hun eigen ego’s boven het belang van de zaak. Hoe gaan Bill en ik ook maar iets gedaan krijgen? vroeg ze zichzelf af. Dokter Shankar, daarentegen, zag er nog steeds net zo rustig en beheerst uit. Ze zei, “Ik zou graag willen weten waarom het zo’n slecht idee is dat Jeffreys en Paige Barb Bradley ondervragen.” Riley was verbaasd over de gewaagdheid waarmee Dokter Shankar voor hen opkwam. Ze overschreed immers onbeschaamd de grenzen, zelfs als Hoofd Medisch Onderzoeker. “Omdat ik bezig ben met mijn eigen onderzoek!” zei McCade, nu bijna schreeuwend. “Ze maken daar sowieso een zootje van!” Dokter Shankar toonde haar ondoorgrondelijke glimlach. “Chef McCade, u trekt toch niet de competentie van twee agenten uit Quantico in twijfel?” Toen richtte ze zich op de FBI-teamleider en voegde ze toe, “Agent Sanderson, wat heeft u hierover te zeggen?” McCade en Sanderson staarden Dokter Shankar stilletjes met open mond aan. Riley merkte op dat Dokter Shankar naar haar glimlachte. Riley kon het niet laten om bewonderend terug te glimlachen. Shankar wist hoe ze autoriteit moest uitstralen, hier in haar eigen gebouw. Het maakte niet uit wie er nog meer dacht de baas te zijn. Ze was een taaie. Chef McCade schudde zijn hoofd neerleggend. “Ok?,” zei hij. “Jullie kunnen het adres krijgen als jullie willen.” Agent Sanderson voegde snel toe, “Maar ik wil dat een paar van mijn eigen mensen met jullie meegaan.” “Dat klinkt redelijk,” zei Riley. McCade krabbelde het adres op een papiertje en gaf het aan Bill. Sanderson riep de vergadering ten einde. “Jezus, heb je ooit in je leven zulke arrogante eikels gezien?” vroeg Bill terwijl Riley met hem naar hun auto liep. “Hoe gaan we in godsnaam iets gedaan krijgen?” Riley gaf geen antwoord. Ze wist het eigenlijk niet. Ze voelde aan dat deze zaak al lastig genoeg zou worden zonder de machtsstrijd binnen de plaatselijke politiek. Zij en Bill moesten hun werk snel gedaan krijgen, voordat iemand anders zou overlijden. HOOFDSTUK NEGEN Vandaag heette ze Judy Brubaker. Ze hield ervan om Judy Brubaker te zijn. Mensen vonden Judy Brubaker aardig. Ze bewoog zich bruusk rond het lege bed, de lakens rechttrekkend en de kussens opschuddend. Terwijl ze dit deed glimlachte ze naar de vrouw die in de comfortabele fauteuil zat. Judy had nog niet besloten of ze haar ging vermoorden of niet. De tijd dringt, dacht Judy. Ik moet een beslissing nemen. De naam van de vrouw was Amanda Somers. Judy vond haar maar een vreemd, verlegen en miezerig scharminkel. Ze was sinds gisteren onder Judy’s hoede. Terwijl ze het bed opmaakte, zong Judy. Ver van thuis Zo ver van thuis Deze kleine baby is ver van thuis Amanda viel haar bij met dat kleine, suikerzoete stemmetje van d'r. Je kwijnt weg Van dag tot dag Te treurig om te spelen, te treurig voor een lach Judy was wat verbaasd. Amanda Somers had tot nu toe niet echt interesse getoond in het slaapliedje. “Vind je dat een leuk liedje?” vroeg Judy Brubaker. “Ik denk het,” zei Amanda. “Het is verdrietig, ik denk dat het past bij hoe ik me voel.” “Waarom ben je verdrietig? Je behandeling is klaar en je mag naar huis. De meeste pati?nten zijn blij om naar huis te gaan.” Amanda zuchtte en zei niks. Ze bracht haar handen samen in een gebedspositie. Ze hield haar vingers tegen elkaar en bewoog haar handpalmen van elkaar af. Ze herhaalde de beweging een paar keer. Het was een oefening die Judy haar had geleerd om het genezingsproces na Amanda’s carpale tunnel-operatie te bevorderen. “Doe ik het goed?” vroeg Amanda. “Bijna,” zei Judy. Ze hurkte naast haar neer en raakte haar handen aan om de beweging te corrigeren. “Je moet de vingers gestrekt houden, zodat ze naar buiten buigen. Denk eraan, je handen moeten lijken op een spin die push-ups doet op een spiegel.” Amanda deed het nu juist. Ze glimlachte en leek nogal trots op zichzelf. “Ik voel echt hoe het helpt,” zei ze. “Bedankt.” Judy keek naar Amanda die de oefening bleef doen. Judy haatte het korte, lelijke litteken onderaan Amanda’s rechterhand echt. Onnodige operatie, dacht Judy. De dokters hadden misbruik gemaakt van Amanda’s vertrouwen en goedgelovigheid. Ze wist zeker dat minder drastische behandelingen net zo goed, of misschien zelfs beter gewerkt hadden. Een spalk misschien, of wat injecties met corticostero?den. Judy had te vaak gezien dat dokters aandrongen om te opereren, of dit nou nodig was of niet. Het maakte haar altijd kwaad. Maar vandaag was Judy niet alleen boos op de dokters. Ze voelde zich ook ongeduldig richting haar pati?nt. Ze wist niet helemaal zeker waarom. Het is moeilijk om iets uit haar te krijgen, dacht Judy terwijl ze op de rand van het bed ging zitten. Amanda had Judy de hele tijd al het praten laten toen. Judy Brubaker had natuurlijk genoeg interessante dingen om over te praten. Judy leek helemaal niet op de nu verdwenen Hallie Stillians, die de huiselijke persoonlijkheid had van een liefhebbende tante. Judy Brubaker was tegelijkertijd zowel alledaagser als meer flamboyant, en ze droeg meestal een joggingpak in plaats van meer gebruikelijke kleding. Ze vertelde maar al te graag over haar avonturen: hanggliden, skydiven, scubaduiken, bergbeklimmen en dat soort dingen. Ze had door Europa en een groot deel van Azi? gelift. Natuurlijk waren geen van die avonturen echt gebeurd. Maar het waren geweldige verhalen. De meeste mensen vonden Judy Brubaker aardig. Mensen die Hallie misschien te lief en zoetsappig hadden gevonden, zouden wel houden van hoe rechtdoorzee Judy was. Misschien mag Amanda Judy gewoon niet, dacht ze. Om een of andere reden had Amanda bijna niets over zichzelf verteld. Ze was in de veertig, maar had nooit iets gezegd over haar verleden. Judy wist nog steeds niet wat Amanda voor werk deed, als ze al werkte. Ze wist niet of Amanda ooit getrouwd was geweest, al duidde de afwezigheid van een trouwring erop dat ze nu niet getrouwd was. Judy was ontmoedigd door hoe de dingen liepen. En de tijd begon echt te dringen. Amanda zou ieder moment op kunnen staan en weg kunnen gaan. En hier stond Judy dan, nog steeds niet zeker of ze haar nu moest vergiftigen of niet. Een deel van haar besluiteloosheid kwam voort uit behoedzaamheid. Er waren veel dingen veranderd de afgelopen dagen. Haar laatste twee moorden stonden nu in de krant. Het leek erop dat een slimme medisch onderzoeker thallium in de lijken had gevonden. Het was een zorgwekkende ontwikkeling. Ze had al een theezakje met een aangepast recept klaar. Iets meer arseen en iets minder thallium deze keer. Maar er was nog steeds het risico dat het opgemerkt zou worden. Ze had geen idee of het overlijden van Margaret Jewell en Cody Woods herleid was naar hun verblijf in revalidatiecentra of naar hun zorgverleners. Deze methode van moorden werd riskanter. Maar het echte probleem was dat het gewoon niet goed voelde. Ze had geen band met Amanda Somers. Het voelde niet eens alsof ze haar kende. Het zou geforceerd voelen om voor te stellen om te “proosten” op Amanda’s vertrek met een kopje thee, onbeschoft zelfs. Hoe dan ook, de vrouw was nog steeds hier, oefeningen met haar handen aan het doen. Ze toonde vooralsnog geen neiging om te vertrekken. “Wil je niet naar huis?” vroeg Judy. De vrouw zuchtte. “Nou, weet je, ik heb andere fysieke problemen. Mijn rug, bijvoorbeeld. Het wordt steeds erger naarmate ik ouder word. Mijn dokter zegt dat ik een operatie nodig heb. Maar ik weet het niet. Ik blijf maar denken dat misschien fysiotherapie alles is wat ik nodig heb. En jij bent zo’n goede therapeut.” “Bedankt,” zei Judy. “Maar ik werk hier niet fulltime, weet je. Ik ben een freelancer, en vandaag is voorlopig mijn laatste dag hier. Als je hier langer blijft, dan heb je niet mij als therapeut.” Judy was overrompeld door Amanda’s droefgeestige blik. Amanda had maar zelden zo oogcontact met haar gemaakt. “Je weet niet hoe het is,” zei Amanda. “Hoe wat is?” vroeg Judy. Amanda bleef Judy in haar ogen aankijken en haalde haar schouders lichtjes op. “Omringd worden door mensen die je niet volledig kan vertrouwen. Mensen die doen alsof ze om je geven, en misschien doen ze dat ook, maar misschien ook niet. Misschien willen ze gewoon iets van je. Gebruikers. Nemers. Veel mensen in mijn leven zijn zo. Ik heb geen familie, en ik weet niet wie mijn vrienden zijn. Ik weet niet wie ik kan vertrouwen en wie niet.” Met een klein glimlachje, voegde Amanda toe, “Begrijp je wat ik bedoel?” Judy wist het niet zeker. Amanda praatte nog steeds in raadsels. Is ze verliefd op me? vroeg Judy zich af. Het was niet onmogelijk. Judy wist dat mensen vaak dachten dat ze lesbisch was. Het amuseerde haar, omdat ze er nooit echt over nagedacht had of Judy lesbisch was of niet. Maar misschien was dat het niet. Misschien was Amanda gewoon eenzaam, en was ze zonder het te beseffen Judy aardig gaan vinden en vertrouwde ze haar. Een ding leek zeker. Amanda was emotioneel gezien erg onzeker, waarschijnlijk neurotisch, zeker weten depressief. Ze zou vast en zeker een breed scala aan medicijnen nemen. Als Judy daar een kijkje naar zou kunnen nemen, zou ze misschien een cocktail precies voor Amanda kunnen samenstellen. Ze had dat eerder gedaan, en er zaten voordelen aan, zeker in een tijd als deze. Het zou goed zijn om het thalliumrecept een keer over te slaan. Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923218&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.