Êàê ÷àñòî ÿ âèæó êàðòèíêó òàêóþ Âîî÷èþ, èëè îíà òîëüêî ñíèòñÿ: Äâå äåâî÷êè-ãåéøè î ÷¸ì-òî òîëêóþò, Çàáûâ, ÷òî äàâíî èì ïîðà ðàñõîäèòüñÿ. Íà óëèöå ò¸ìíîé âñå äâåðè çàêðûòû. Ëåíèâîå ïëàìÿ â ôîíàðèêå ñîííîì… À äåâî÷êè-ãåéøè êàê áóäòî çàáûòû Äâóìÿ îãîíüêàìè â ïðîñòðàíñòâå áåçäîííîì. Íó ÷òî âàì íå ñïèòñÿ, ïðåêðàñíûå ãåéøè? Âåäü äàæå ñâåð÷êè íåóìîë÷íû

Voordat hij ziet

Voordat hij ziet Blake Pierce Van Blake Pierce, bestsellerauteur van EENS WEG (een #1 bestseller met meer dan 600 vijfsterren recensies), is een volgend boek verschenen in de ademloze nieuwe mysterie serie!In VOORDAT HIJ ZIET (A Mackenzie White Mystery - Boek 2), worstelt de FBI-agente in opleiding, Mackenzie White, om een goede indruk te maken op de FBI Academy in Quantico, in een poging zichzelf te bewijzen als vrouw en als nieuwkomer uit Nebraska. In de hoop dat ze alles in zich heeft wat nodig is om FBI-agente te worden en haar leven in de Midwest voorgoed achter zich te laten, wil Mackenzie gewoon onopvallend blijven en indruk maken op haar superieuren.Maar dat verandert allemaal wanneer het lichaam van een vrouw op een vuilnisbelt wordt gevonden. De moord vertoont schokkende overeenkomsten met de Vogelverschrikker Moordenaar, de zaak die Mackenzie beroemd maakte in Nebraska, en in een hectische race tegen de klok om deze nieuwe seriemoordenaar te stoppen, besluit de FBI het protocol te breken en Mackenzie een kans te geven en haar op deze zaak in te zetten.Het is een grote doorbraak voor Mackenzie, haar kans om indruk te maken op de FBI, maar de inzet is hoger dan ooit. Niet iedereen wil haar op de zaak hebben, en alles wat ze doet lijkt fout te gaan. Terwijl de druk toenneemt en de moordenaar weer toeslaat, bevindt Mackenzie zich als een eenzame drenkeling in een zee vol met ervaren agenten, en ze realiseert zich al snel dat het water haar boven het hoofd stijgt. Haar hele toekomst bij de FBI is in gevaar.Hoe stoer en vastberaden Mackenzie ook is, en hoe briljant ze ook is in het opsporen van moordenaars, deze nieuwe zaak lijkt een onmogelijke raadsel, iets wat zelfs voor haar teveel is. Ze heeft misschien niet eens tijd om de zaak op te lossen, terwijl haar eigen leven uit elkaar valt.Een donkere psychologische thriller met een adembenemende spanning, VOORDAT HIJ ZIET is het tweede boek in een meeslepende nieuwe serie met een geliefd nieuw personage wat moeilijk zal zijn om neer te leggen..Boek # 3 in de Mackenzie White Mystery-serie is binnenkort beschikbaar. VOORDAT HIJ ZIET (EEN MACKENZIE WHITE-MYSTERIE – BOEK 2) B L A K E P I E R C E Blake Pierce Blake Pierce is de auteur van de bestseller reeks RILEY PAGE mysteries die dertien boeken telt (en er komen er nog steeds bij) Blake Pierce is ook de auteur van de spannende reeks over MACKENZIE WHITE, die bestaat uit negen boeken (en er komen er steeds bij); van de spannende reeks over AVERY BLACK, die uit zes boeken bestaat; van de spannende reeks over KERI LOCKE, die uit vijf boeken bestaat; van de HOE RILEY PAIGE BEGON reeks, die bestaat uit twee boeken (en er komen er nog steeds bij); van de spannende reeks over KATE WISE, die uit twee boeken bestaat (en er komen er nog steeds bij); van de spannende reeks psychologische thrillers over CHLOE FINE, die bestaat uit twee boeken (en er komen er nog steeds bij); en van de spannende reeks psychologische thrillers over JESSIE HUNT, die bestaat uit drie boeken (en er komen er nog steeds bij). Als verwoede lezer en levenslange fan van het mystery en thriller genre, hoort Blake graag wat u te vertellen heeft, bezoek dus www.blakepierceauthor.com om meer te weten te komen en contact te houden. Copyright © 2016 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de Amerikaanse Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of verzonden worden in welke vorm of op welke manier dan ook, of opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-boek is alleen gelicentieerd voor persoonlijke doeleinden. Dit e-boek mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met een andere persoon wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest en het niet hebt gekocht, of het niet alleen voor uw eigen gebruik is gekocht, stuur het dan terug en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief werk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagbeeld copyright lassedesignen, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com. BOEKEN VAN BLAKE PIERCE SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek 1) DE PERFECTE WIJK (boek 2) RILEY PAIGE MYSTERIE-SERIE EENS WEG (boek 1) EENS GEPAKT (boek 2) EENS BEGEERD (boek 3) EENS GELOKT (boek 4) EENS GEJAAGD (boek 5) AVERY BLACK MYSTERIE-SERIE MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1) OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2) SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3) REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4) REDEN OM TE REDDEN (boek 5) MACKENZIE WITTE MYSTERIE-SERIE VOORDAT HIJ DOODT (boek 1) VOORDAT ZE ZIET (boek 2) KATE WISE MYSTERIE SERIE WIST ZE MAAR (boek 1) INHOUDSOPGAVE PROLOOG (#ub64aacc4-44ea-5fc7-8e91-21981c3d6b8d) HOOFDSTUK EEN (#u5c21a8bb-d26c-523f-be73-5fe14a87ab9e) HOOFDSTUK TWEE (#u2fdd5b5a-9882-5535-8691-5c61f921003e) HOOFDSTUK DRIE (#ucb63f980-07a6-5967-a31a-c5d6c0d9e158) HOOFDSTUK VIER (#ub7d3b7a7-9446-5bf2-8978-90beb5dfd9db) HOOFDSTUK VIJF (#u0e4567dd-0449-5ee6-8bec-23d8ebbe6bcd) HOOFDSTUK ZES (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EEN EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIER EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJF EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZES EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVEN EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHT EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGEN EN TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EEN EN DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE EN DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE EN DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIER EN DERTIG (#litres_trial_promo) PROLOOG Susan Kellerman wist dat ze zich netjes moest aankleden. Ze werkte als vertegenwoordiger voor een bedrijf en ze moest nieuwe klanten zien te werven, dus haar uiterlijk was heel belangrijk. Wat ze echter niet begreep was waarom ze in godsnaam hakken moest dragen. Ze droeg een mooie zomerjurk en had het perfecte paar bijpassende schoenen. Maar nee ... het bedrijf stond erop dat ze hakken droeg. Iets over verfijnde smaak. Ik betwijfel of het dragen van hakken iets te maken heeft met het slagingspercentage van een verkoop, dacht ze. Vooral niet als de potenti?le klant een man was. Volgens haar verkoop instructies was de persoon in het huis dat ze nu moest bezoeken inderdaad een man. Daarom controleerde Susan de kraag van haar jurk. Ze wilde wat decollet? laten zien, maar niet ordinair overkomen. Dit, dacht ze, toont stijl. Met de vrij onhandige grote koffer in haar hand liep ze klossend op haar hakken de traptreden van het voorportaal op en belde aan. Terwijl ze stond te wachten keek ze snel nog eens naar de voorkant van het huis. Het was een eenvoudig huisje aan de rand van een middenstands buurt. Het gras was recent gemaaid, maar de kleine bloembedden direct naast de traptreden die naar de voordeur leidde dienden dringend gewied te worden. Het was een rustige buurt, maar niet eentje waar Susan graag in zou willen wonen. De kleine traditionele arbeiderswoningen met ??n verdieping lagen verspreid door de straat. De meesten, dacht ze, waren vast het eigendom van oudere stellen of mensen die moeite hadden om hun rekeningen te betalen. Vooral dit huis zag eruit alsof het na ??n hevige storm of financi?le crisis door de bank in beslag zou worden genomen. Ze stak haar hand uit om opnieuw op de bel te drukken maar voordat ze hier de kans toe kreeg werd de deur geopend. De man die opendeed was van gemiddelde grootte en goed gebouwd. Ze vermoedde dat hij ongeveer veertig was. Er was iets vrouwelijks aan hem, ze zag het aan de manier waarop hij de deur opendeed en haar een brede, heldere glimlach gaf. “Goedemorgen,” zei de man. “Goedemorgen,” zei ze. Ze kende zijn naam, maar was tijdens haar training ge?nstrueerd om deze nooit te gebruiken, totdat de communicatielijnen wijd open lagen. Wanneer je ze meteen met hun naam begroette, voelden ze zich eerder een doel dan een klant, ook wanneer ze zelf de afspraak van tevoren gepland hadden. Omdat ze hem geen kans wilde geven ??om haar vragen te stellen en zo de leiding over het gesprek te nemen, voegde ze eraan toe: “Ik vroeg me af of u misschien een moment heeft om met me te praten over uw huidige dieet.” “Dieet?” Vroeg de man met een grijns. “Ik ben niet op dieet. Ik eet wat ik wil.” “Oh, dat moet heerlijk zijn,” zei Susan opgewekt en met haar meest charmante glimlach. “Zoals u natuurlijk weet, kunnen niet veel mensen ouder dan dertig dat zeggen en een gezond en goed figuur behouden.” Voor het eerst keek de man naar de koffer in haar linkerhand. Hij glimlachte opnieuw en deze keer was het een luie lach, het soort glimlach dat iemand zou geven wanneer ze door hadden dat ze bedonderd waren. “Wat verkoop je?” Het was een sarcastische opmerking, maar het was tenminste geen deur die in haar gezicht dichtgegooid werd. Ze beschouwde dat als de eerste overwinning om binnen te komen. “Nou, ik ben hier namens de A Better You Universiteit,” zei ze. “We bieden volwassenen boven de dertig een zeer eenvoudige en methodische programma aan om in vorm te blijven, zonder naar de sportschool te gaan of hun levensstijl al te veel te veranderen.” De man zuchtte en zijn hand ging naar de deur. Hij keek verveeld, klaar om haar af te poeieren. “En hoe gaat dat dan?” “Door een combinatie van prote?neshakes, gemaakt met onze eigen prote?nepoeders, en meer dan vijftig gezonde recepten om uw dagelijkse voeding die boost te geven die het nodig heeft.” “En dat is het?” “Dat is het,” zei ze. De man dacht hier even over na en keek naar Susan en toen naar de grote koffer in haar hand. Vervolgens keek hij op zijn horloge en haalde zijn schouders op. “Ik zal je wat vertellen,” zei hij. “Ik moet binnen tien minuten vertrekken. Als je me binnen die tijd kunt overtuigen, heb je een klant. Ik doe alles om te voorkomen dat ik terug moet naar de sportschool.” “Prima,” zei Susan, inwendig ineenkrimpend over het neppe optimisme in haar stem. De man stapte opzij en gebaarde haar het huis in. “Kom binnen,” zei hij. Ze stapte naar binnen en ging de kleine woonkamer in. Een oud uitziende televisie stond op een met krassen bedekt entertainmentcentrum. In de hoeken van de kamer stonden een paar stoffige oude fauteuils en een verfrommelde bank. Overal stonden keramische beeldjes en lagen kleedjes. Het leek meer op het huis van een oude vrouw dan op dat van een vrijgezelle man. Om redenen die ze niet kon benoemen, hoorde ze in haar hoofd allerlei alarmbellen afgaan. Ze probeerde haar angst te onderdrukken met een wankele logica. Dus of hij is ongelooflijk de weg kwijt, of dit is niet zijn huis. Misschien woont hij bij zijn moeder. “Is hier goed?” Vroeg ze, wijzend naar de salontafel voor de bank. “Ja, daar is prima,” zei de man. Hij deed de deur dicht en glimlachte naar haar. Toen de deur eenmaal gesloten was voelde Susan het kriebelen in haar buik. Het voelde alsof de temperatuur in de kamer flink was gedaald en al haar zintuigen stonden op scherp. Er was iets mis. Het was een bizar gevoel. Ze keek naar het dichtstbijzijnde keramieken beeldje, een kleine jongen die een wagentje voorttrok, alsof dat antwoord zou kunnen geven. Ze begon haar presentatie voor te bereiden. Ze pakte een paar zakjes van het A Better You prote?nepoeder en de gratis miniblender (met een winkelwaarde van 35 euro, maar bij de eerste aankoop krijgt u deze geheel gratis!) om zichzelf af te leiden. “Nu,” zei ze, in een poging kalm te blijven en de kilte te negeren die ze nog steeds voelde. “Bent u ge?nteresseerd in gewichtsverlies, gewichtstoename of het behoud van uw huidige figuur?” “Dat weet ik niet,” zei de man, die over de salontafel gebogen stond en naar de spullen keek. “Wat zou u zeggen?” Susan had moeite haar stem terug te vinden. Zonder dat daar een echte reden voor was voelde ze zich ineens bang. Ze keek naar de deur. Haar hart klopte in haar keel. Had hij de deur op slot gedaan? Vanaf de plek waar ze zat was het moeilijk te zeggen. Ze besefte dat de man nog steeds op antwoord wachtte. Ze schudde de hersenspinsels weg en probeerde terug te keren in de presentatie-modus. “Tja, ik weet het niet,” zei ze. Ze keek weer naar de deur. Plotseling leken de nepogen van alle porseleinen figuurtjes in de kamer haar aan te staren, haar aan te kijken als roofdieren. “Ik eet niet al te slecht,” zei de man. “Maar ik heb wel een zwak voor limoentaart. Zou ik nog steeds limoentaart kunnen eten met dit dieet?” “Misschien,” zei ze. Ze rommelde door haar spullen en trok de koffer dichter naar zich toe. Tien minuten, dacht ze, ze voelde zich met de seconde minder op haar gemak te voelen. Hij zei dat hij tien minuten had. Zo lang kan ik het wel volhouden. Ze vond het kleine pamflet waarin stond wat de man tijdens het programma zou mogen eten, en keek hem aan terwijl ze het overhandigde. Hij pakte het aan en terwijl hij dat deed streek zijn hand even over de hare. Wederom gingen de alarmbellen in haar hoofd af. Ze moest daar weg. Ze had dit nog nooit eerder gevoeld als ze in het huis van een potenti?le klant was, maar dit was zo overweldigend dat het haar helemaal in beslag nam. “Het spijt me,” zei ze, terwijl ze haar materialen verzamelde en terug in de koffer deed. “Maar ik herinner me ineens dat ik over nog geen uur een vergadering moet bijwonen, en het is helemaal aan de andere kant van de stad.” “Oh,” zei hij, terwijl hij het pamflet bestudeerde dat ze hem net had overhandigd. “Nou, ik begrijp het. Ok?. Ik hoop dat je nog op tijd komt.” “Bedankt,” zei ze snel. Hij gaf haar het pamflet terug en met een trillende hand pakte ze het aan. Ze stopte het in de koffer en liep naar de voordeur. Deze zat inderdaad op slot. “Sorry,” zei de man. Terwijl ze haar hand uitstak naar de deurknop draaide Susan zich om. Ze zag de klap bijna niet aankomen. Ze zag alleen een verblindende witte vuist terwijl deze haar hardop haar mond raakte. Ze voelde hoe het bloed meteen begon te stromen en ze proefde het op haar tong. Ze viel direct terug op de bank. Ze opende haar mond om te gillen maar het voelde alsof de rechterkant van haar kaak op slot zat. Toen ze probeerde overeind te komen kwam de man weer op haar af en deze keer raakte hij haar met zijn knie in haar buik. Alle lucht verdween uit haar longen en ze kon niets anders doen dan zichzelf oprollen, happend naar adem. Terwijl ze probeerde op adem te komen werd ze zich vaag bewust van het feit dat de man haar had opgepakt en haar over zijn schouder gooide alsof ze een hulpeloze vrouw uit de oertijd was die hij terugsleepte naar zijn grot. Ze probeerde tegen hem te vechten maar ze kon nog steeds geen lucht in haar longen krijgen. Het voelde alsof ze verlamd was, alsof ze verdronk. Haar hele lichaam voelde slap, inclusief haar hoofd. Haar bloed droop op de achterkant van het shirt van de man en dit was alles wat ze zag terwijl hij haar door het huis droeg. Op een gegeven moment besefte ze dat hij haar naar een ander huis had gebracht, een huis dat op de ??n of andere manier verbonden was aan het huis waar ze zojuist was geweest. Hij liet haar als een zak aardappelen op de vloer vallen en ze sloeg met haar hoofd op de beschadigde linoleumvloer. Toen ze eindelijk weer in staat was een beetje lucht in haar longen te zuigen zag ze sterretjes voor haar ogen van de pijn. Ze rolde om, en toen ze het bijna voor elkaar had om overeind te komen, zag ze hem weer. Ze zag alles wazig worden, maar ze kon net genoeg waarnemen om te zien dat hij een soort van kleine deur in de zijkant van een muur had geopend, verborgen achter een soort valse lambrisering. Het was donker daarbinnen, alles was bedekt met stof en isolatiemateriaal hing in gescheurde flarden naar beneden. Haar hart bonsde zo hard dat het leek alsof het uit haar borstkas zou breken toen ze besefte dat hij haar in deze ruimte wilde stoppen. “Je zult hier veilig zijn,” zei de man terwijl hij voorover boog en haar de kruipruimte in sleepte. Ze lag in het donker op een harde planken vloer. Het enige wat ze kon ruiken was stof en haar eigen bloed, wat nog steeds uit haar kapotte neus druppelde. De man ... ze wist zijn naam maar kon zich deze niet meer herinneren. Ze proefde het bloed en voelde een scherpe pijn in haar borst terwijl ze nog steeds naar adem hapte. Eindelijk lukte het haar om een teug lucht in te nemen en ze wilde deze gebruiken om te schreeuwen. Maar in plaats daarvan liet ze het haar longen vullen om de pijn in haar lichaam te verzachten. Terwijl ze zich heel even iets beter begon te voelen hoorde ze hoe de deur van de kruipruimte ergens achter haar dicht ging, en daarna was er alleen nog de duisternis. Het laatste wat ze hoorde voordat alles zwart werd was zijn lach aan de andere kant van de deur. “Maak je geen zorgen,” zei hij. “Dit zal allemaal snel voorbij zijn.” HOOFDSTUK EEN De regen viel gestaag naar beneden, zo hard dat Mackenzie White haar eigen voetstappen niet kon horen. Dit was goed. Het betekende dat de man die ze achtervolgde hen ook niet zou kunnen horen. Toch moest ze voorzichtig te werk gaan. Het regende niet alleen, maar het was ook nog donker buiten. De verdachte kon net als zij gebruik maken van de duisternis. De zwak flikkerende straatlantaarns werkten echter niet in haar voordeel. Met haar verregende haren en haar regenjas zo nat dat deze aan haar lichaam vastgeplakt zat, stak Mackenzie in een snel tempo de verlaten straat over. Voor haar liep haar partner al richting het bewuste gebouw. Ze zag hoe hij laag gehurkt tegen de oude betonnen muur van het gebouw stond. Terwijl ze naar hem toe liep, haar weg alleen verlicht door het maanlicht en de straatlantaarn die een blok verderop stond, verstevigde ze haar greep om de door de Academie uitgegeven Glock die ze in haar hand had. Ze begon het gevoel van een pistool in haar hand te waarderen. Het was meer dan een gevoel van veiligheid, iets wat meer weg had van een relatie. Wanneer ze een pistool in haar handen hield en wist dat ze ermee zou gaan schieten, voelde ze er een intieme band mee. Ze had dit nooit gevoeld tijdens haar werk als een ondergewaardeerde detective in Nebraska; het was iets nieuws dat de FBI Academie in haar los had gemaakt. Ze bereikte het gebouw en kroop samen met haar partner langs de muur. Hier kon de regen haar tenminste niet meer geselen. Haar partner heette Harry Dougan. Hij was twee?ntwintig, goed gebouwd en op een subtiele en bijna respectabele manier eigenwijs. Ze was opgelucht dat ook hij er een beetje zenuwachtig uitzag. “Heb je hem gezien?” Vroeg Mackenzie hem. “Nee. Maar de voorkamer is vrij. Dat kun je door het raam net zien,” zei hij, voor zich uit wijzend. Er was ??n enkel raam en in het kozijn bevonden zich scherpe gebroken glasscherven. “Hoeveel kamers?” Vroeg ze. “Zeker drie.” “Laat mij voorop gaan,” zei ze. Ze zorgde ervoor dat het niet als een vraag klonk. Zelfs hier in Quantico moesten vrouwen assertief zijn om serieus genomen te worden. Hij gebaarde haar dat ze door kon lopen. Terwijl ze voor hem uitliep, kroop ze langzaam naar de voorkant van het gebouw. Ze gluurde rond en zag dat de kust veilig was. De straten waren griezelig leeg en alles zag er verlaten uit. Ze gaf Harry een snel knikje dat hij naar voren moest komen en zonder aarzeling kwam hij dichterbij. Hij hield zijn eigen Glock stevig in zijn handen en hield het laag op de grond gericht tijdens hun achtervolging, precies zoals ze hadden geleerd. Samen kropen ze naar de voordeur van het gebouw. Het was een verlaten betonblok, misschien een oud magazijn of opslagplaats, en de deur zag er gehavend uit. Het was duidelijk dat deze open was, een donkere kier onthulde een glimp van de binnenkant van het gebouw. Mackenzie keek naar Harry en telde af met haar vingers. Drie, twee…. ??n! Mackenzie drukte haar rug tegen de muur, terwijl Harry op zijn hurken de deur open duwde en naar binnen glipte. Ze snelde achter hem aan, ze werkten samen als een geoliede machine. In het gebouw was bijna geen licht. Snel greep ze naar haar zaklamp die ze op haar heup droeg. Net toen ze op het punt stond deze aan te klikken, bedacht ze zich. Het licht van de zaklamp zou hun locatie met zekerheid verraden. De verdachte zou hen ver van tevoren kunnen zien aankomen en zou waarschijnlijk kunnen ontsnappen…alweer kunnen ontsnappen. Ze stopte haar zaklamp terug en nam de leiding weer, kruipend voor Harry die zijn Glock nu op de deur aan haar rechterzijde gericht hield. Toen haar ogen eenmaal aan de duisternis gewend waren kon ze meer details onderscheiden. Het gebouw was voor het grootste gedeelte leeg en verlaten. Een paar doorweekte kartonnen dozen stonden tegen de achterste muur aan. Vlakbij de verste hoek van de kamer stond een zaagbok en lagen verschillende oude kabels. Behalve dit was de grote ruimte leeg. Mackenzie liep naar de deur rechts van haar. Het was eigenlijk alleen een deuropening, de daadwerkelijke deur was al lang geleden verwijderd. Binnenin verborgen de schaduwen bijna alles. Op een gebroken glazen fles en iets wat op rattenkeutels leek na, was de ruimte leeg. Ze stopte en terwijl ze zich omdraaide realiseerde ze zich dat Harry veel te dichtbij volgde. Ze stapte bijna op zijn voeten toen ze achteruit de kamer uit liep. “Sorry,” fluisterde hij in het donker. “Ik dacht dat….” Hij werd onderbroken door het geluid van een schot. Dit werd onmiddellijk gevolgd door een oef-geluid dat uit Harry's mond kwam terwijl hij tegen de grond ging. Mackenzie drukte haar lichaam dicht tegen de muur toen er nog een knal volgde. Het schot kwam van de andere kant en sloeg tegen de muur; ze voelde de impact ervan met haar rug. Ze wist dat als ze nu snel handelde, ze de dader te pakken zou kunnen nemen in plaats van deel te nemen aan een schietpartij van de ene muur naar de andere. Ze keek naar Harry, zag dat hij nog steeds bewoog en grotendeel bij kennis was, en greep hem vast. Ze trok hem door de deuropening, weg uit de vuurlinie. Terwijl ze hiermee bezig was volgde er nog een schot. Ze voelde hoe de kogel net over haar schouder ging, de lucht zoefde langs haar regenjas. Nadat ze Harry in veiligheid had gebracht verspilde ze geen moment meer en besloot direct tot actie over te gaan. Ze greep haar zaklamp, klikte hem aan en gooide deze door de deur. Voor enkele seconden kletterde het op de grond, de witte lichtstraal wild dansend op de muur aan de overzijde. Tijdens het gekletter draaide Mackenzie zich snel door de deuropening. Ze hurkte laag, haar handen gleden over de vloer terwijl ze zich zo klein mogelijk maakte. Terwijl ze naar links rolde, zag ze direct rechts van haar de gedaante van de dader die nog steeds op de zaklamp gefocust was. Ze stopte haar rol en stak met grote kracht haar rechterbeen uit. Het raakte de dader aan de achterkant van zijn been, net onder de knie. De verdachte zakte een beetje ineen en dat was alles wat ze nodig had. Ze sprong op en sloeg haar rechterarm om zijn nek en terwijl hij door zijn knie?n ging, trok ze hem hardhandig naar beneden. Ze bracht haar knie in zijn maagstreek en na een behendige beweging van haar linkerarm lag de dader op de grond. Ze ontwapende hem en hield hem zodanig vast dat hij geen kant meer op kon. Ergens in het oude gebouw riep een luide stem: “Halt!” Een reeks heldere witte lampen werden hoorbaar ingeschakeld en overspoelden het gebouw met licht. Mackenzie stond op en keek naar de verdachte. Hij glimlachte naar haar. Hij had een bekend gezicht, een gezicht dat ze al verschillende keren in haar trainingssessies had gezien, meestal bevelen schreeuwend en instructies blaffend naar de trainees. Ze stak haar hand uit en hij pakte deze aan en kwam van de vloer omhoog. “Verdomd goed werk, White.” “Bedankt,” zei ze. Harry strompelde naar voren, zijn maag vasthoudend. “Zijn we er absoluut zeker van dat ze met bonen geladen zijn?” Vroeg hij. “Dat niet alleen, deze zijn van lage kwaliteit,” zei de instructeur. ”De volgende keer zullen we rubberkogels gebruiken.” “Geweldig,” gromde Harry. Een paar mensen liepen de ruimte binnen terwijl de training in de Hogansteeg werd be?indigd. Het was Mackenzie’s derde trainingssessie in deze steeg, die een vervallen straat voorstelde en door de FBI intensief werd gebruikt voor de praktische training van Agenten. Terwijl twee instructeurs bij Harry stonden en hem vertelden wat hij verkeerd had gedaan en hoe hij had kunnen voorkomen dat hij werd neergeschoten, liep een andere instructeur richting Mackenzie. Zijn naam was Simon Lee, een oudere man die eruitzag alsof hij een zwaar leven achter de rug had.. “Geweldig werk, agent White, “ zei hij. “Die rol was zo verdomde snel dat ik hem amper zag. Maar ... het was wel een beetje ondoordacht. Als er meer dan ??n verdachte was geweest dan zou het totaal anders zijn afgelopen.” “Ja mijnheer. Ik begrijp het.” Lee glimlachte naar haar. “Dat weet ik,” zei hij. “Ik moet je vertellen dat ik op dit moment, halverwege je opleiding, zeer te spreken ben over je vooruitgang. Je zal een uitstekende Agent worden. Goed werk.” “Dank u, mijnheer,” zei ze. Lee nam afscheid en liep het gebouw door om met een andere instructeur te praten. Terwijl iedereen zijn eigen weg ging kwam Harry naar haar toe, zijn gezicht nog steeds een beetje in een grimas vertrokken. “Goed gedaan,” zei hij. “Het doet maar half zo zeer wanneer de persoon die het goed doorstaan heeft uitzonderlijk mooi is.” Ze rolde met haar ogen en stak haar Clock terug in haar holster. “Vleierij is nutteloos,” zei ze. “Vleierij, zoals men zegt, brengt je nergens.” “Dat weet ik,” zei Harry. “Maar zou het me op zijn minst een drankje met jou kunnen opleveren?” Ze grijnsde. “Als jij betaalt.” “Ja, ik betaal,” ging hij akkoord. “Ik wil jou niet tegen me in het harnas hebben.” Ze verlieten het gebouw en begaven zich weer de regen in. Nu de oefening voorbij was, was de regen bijna verfrissend. En terwijl de instructeurs en adviseurs bezig waren met de afronding van deze oefening, liet ze zichzelf eindelijk toe om trots op zichzelf te zijn. Ze zat nu elf weken op de Academie en had het grootste gedeelte van haar verplichte vakken al doorlopen. Ze was er bijna … nog ongeveer negen weken te gaan en dan ze zou de opleiding hebben afgerond en potentieel veldagent voor de FBI zijn. Ze vroeg zich plotseling af waarom ze zo lang had gewacht om Nebraska te verlaten. Toen Ellington haar had aanbevolen bij de Academie was dat in wezen haar gouden ticket geweest, de push die ze nodig had gehad om zichzelf uit te dagen, om afscheid te nemen van wat comfortabel en veilig was geweest. Ze had haar baan, vriend en appartement opgegeven ... en ze was een nieuw leven begonnen. Ze dacht aan het platte, uitgestrekte land, de korenvelden en de open blauwe lucht die ze had achtergelaten. Alhoewel ze hun eigen specifieke schoonheid bezaten, was het in zekere zin een gevangenis voor haar geweest. Nu lag dat allemaal achter haar. Nu ze vrij was, was er niets meer om haar tegen te houden. * De rest van haar dag werd gevuld met fysieke training: push-ups, sprintjes trekken, crunches, nog meer sprintjes trekken en trainen met gewichten. Tijdens de eerste paar dagen op de Academie had ze een hekel gehad aan dit soort training. Maar toen haar lichaam en geest er eenmaal aan gewend waren geraakt, begon ze het zelfs verslavend te vinden. Alles gebeurde met snelheid en precisie. Ze deed de vijftig push-ups zo snel dat ze zich pas na afloop, toen ze op weg was naar de modderige hindernisbaan, bewust werd van het brandende gevoel in haar bovenarmen. Bij bijna alle vormen van fysieke activiteit had ze zichzelf aangepraat dat ze zich alleen voor de volle honderd procent zou hebben ingezet wanneer haar armen en benen trilden van inspanning en haar buikspieren voelden alsof ze uit elkaar getrokken werden. Er waren zestig trainees in haar eenheid en zij was ??n van de slechts negen vrouwen. Het stoorde haar niet, waarschijnlijk omdat ze tijdens haar werk in Nebraska had geleerd om geen waarde te hechten aan het geslacht van de mensen met wie ze samenwerkte. Ze hield zich een beetje op de achtergrond en werkte naar beste vermogen, wat (en dat wilde ze best toegeven) een uitzonderlijk goed resultaat opleverde. Toen de instructeur tijdens het laatste circuit van die dag (een route van twee kilometer bestaand uit modderige bospaden) had geroepen dat de oefening ten einde was, was de klas uiteen gegaan en ging ieder hun eigen weg. Mackenzie ging op ??n van de banken langs de kant van de baan zitten en strekte haar benen. Ze had geen andere plannen voor die dag en zat nog steeds vol adrenaline van haar succesvolle actie in de Hogansteeg, en ze besloot dat ze ter afsluiting nog een stuk zou gaan rennen. Ze wilde het niet graag toegeven maar ze was ??n van die types geworden die het echt leuk vond om te rennen. Hoewel ze niet snel zou deelnemen aan een marathon met een thema, was ze de het initiatief gaan waarderen. Buiten de verplichte rondjes en hardloop-koersen in haar training maakte ze tijd vrij om op de beboste paden van de campus te rennen, die op zes kilometer afstand van het hoofdkantoor van de FBI en op ongeveer acht kilometer van haar nieuwe appartement in Quantico lagen. Met haar sport tanktop doordrenkt van het zweet en een blos op haar gezicht sloot ze de dag af met een eindsprint rond de hindernisbaan waarbij ze de heuvels, omgevallen boomstammen en netten links liet liggen. Terwijl ze hiermee bezig was, zag ze twee mannen naar haar kijken, niet met lust in hun ogen maar meer met een soort ontzag en dat spoorde haar nog meer aan. Hoewel ze, eerlijkheidshalve, een paar wellustige blikken hier en daar ook niet erg zou hebben gevonden. Dit nieuwe slanke lichaam waar ze zo hard voor gewerkt had verdiende het om te worden bewonderd. Het was vreemd dat ze zich zo comfortabel in haar vel voelde, maar ze begon het leuk te vinden. Ze wist dat Harry Dougan het ook leuk vond. Maar tot nu toe had hij nog niets gezegd. En zelfs als hij iets zou zeggen, Mackenzie wist nog niet hoe ze daarop zou reageren. Nadat ze haar laatste run (iets minder dan twee kilometer) had uitgelopen nam ze een douche in de trainingsfaciliteit en op weg naar de uitgang nam ze een pak crackers uit de automaat. Ze had de rest van de dag nog tot haar beschikking; vier uur om te doen en laten wat ze wilde, voordat ze op de loopband in de sportschool wilde staan, een routine die ze had ontwikkeld en waardoor ze erin was geslaagd om iedereen een stap voor te blijven. Wat te doen met de rest van haar dag? Misschien kon ze eindelijk uitpakken. Er stonden nog zes dozen in haar appartement die nog steeds dichtgeplakt waren. Dat zou een goed idee zijn. Maar ze vroeg zich ook af wat Harry die avond zou gaan doen. Zou hij zich houden aan de belofte om een drankje voor haar te kopen? Bedoelde hij vanavond of een andere keer? En ze vroeg zich ook af wat Agent Ellington aan het doen zou zijn. Zij en Ellington hadden een paar keer bijna afgesproken maar het was er nooit van gekomen. En eigenlijk ook maar beter zo, dacht Mackenzie. Ze zou het helemaal niet erg vinden als ze nooit meer herinnerd zou hoeven worden aan wat er tussen hen beiden in Nebraska voorgevallen was en waar ze zich over schaamde. Terwijl ze probeerde te beslissen wat ze met haar middag zou gaan doen liep ze naar haar auto. Toen ze de sleutel in het slot van het portier stak zag ze een bekend gezicht voorbij rennen. De jogger, een collega-agente in opleiding met de naam Colby Stinson, zag haar kijken en glimlachte. Ze sprintte zo snel naar de auto van Mackenzie dat Mackenzie even dacht dat Colby echt aan het rennen was, in plaats van aan het trainen. “Hallo daar,” zei Colby. “Heeft de rest van de klas je in de steek gelaten?” “Nee. Ik heb een extra rondje gelopen.” “Nou, dat verbaasd me niks.” “Wat bedoel je daarmee?” Vroeg Mackenzie. Colby en zij kenden elkaar redelijk goed, maar niet goed genoeg om te zeggen dat ze echt vrienden waren. Ze was er nooit zeker van of Colby grappig probeerde te zijn of haar probeerde uit te dagen. “Dat je super gedreven bent en een beetje een overpresteerder,” zei Colby. “Schuldig.” “En wat is dit?” Vroeg Colby. Ze wees toen naar het pak crackers in de hand van Mackenzie. “Is dat lunch?” “Ja, klopt,” zei ze. “Sneu, he?” “Een beetje. Waarom gaan we niet iets halen? Ik heb wel zin in pizza.” Mackenzie had ook best trek in pizza. Maar ze had geen zin om over koetjes en kalfjes te praten, vooral niet met een vrouw die de neiging had om te roddelen. Maar aan de andere kant besefte ze ook dat ze meer nodig had in haar leven dan alleen trainen, nog meer trainen en zich opsluiten in haar appartement. “Ja, laten we dat doen,” zei Mackenzie. Het was een kleine overwinning, om uit haar comfortzone stappen en te proberen om vrienden te maken op deze nieuwe plek, in dit nieuwe hoofdstuk van haar leven. En bij elke stap werd een nieuwe pagina omgedraaid, en ze moest eerlijk toegeven dat ze graag wilde beginnen met schrijven. * Toen Mackenzie en Colby die middag in Donnie's Pizza Place aankwamen zat de zaak maar voor de helft vol, de meeste mensen waren net klaar met hun lunch. Ze namen een tafel achterin en bestelden een pizza. Mackenzie ontspande zich en liet haar pijnlijke benen en armen rusten, maar kon er niet lang van genieten. Colby ging naar voren zitten en zuchtte. “En, zullen we het over de olifant in de kamer hebben?” “Is er een olifant?” Vroeg Mackenzie. “Ja, die is er,” zei Colby. “Maar die is meestal helemaal in het zwart gekleed en goed gecamoufleerd.” “Ok?,” zei Mackenzie. “verklaar je nader. En vertel dan ook waarom je tot nu toe hebt gewacht om het te bespreken.” “Iets wat ik je nooit heb verteld is dat ik vanaf de eerste dag dat je op de Academie verscheen al wist wie je was. Bijna iedereen wist het. Er werd veel gefluisterd. En daarom heb ik gewacht met het je te vertellen. Maar nu we dichter bij het einde van de opleiding komen weet ik niet hoe dit de dingen in de toekomst zal gaan be?nvloeden.“ “Wat wordt er gefluistert?” Vroeg Mackenzie, ze was er vrij zeker van dat ze al wist waar dit heen zou gaan. “Nou, voor het grootste gedeelte gaan die over de Vogelverschrikker Moordenaar en de zachtmoedige kleine dame die hem wist op te pakken. Een kleine dame die in Nebraska zo’n goede detective was, dat de FBI is gaan informeren.” “Dat is een nogal verheerlijkte versie ervan, maar ja ... ik herken die olifant. Je zei echter voor het grootste gedeelte. Zijn er nog andere delen?” Colby zag er plotseling ongemakkelijk uit. Zenuwachtig bracht ze een lok van haar bruine haren achter haar oor. “Nou, er zijn geruchten. Ik heb gehoord dat een FBI-agent een rol heeft gespeeld om je hierheen te krijgen. En ... we bevinden ons in een door mannen gedomineerde omgeving. Je kunt je voorstellen welke geruchten er de ronde doen.” Mackenzie rolde met haar ogen en merkte dat ze zich beschaamd voelde. Ze had zich altijd afgevraagd wat voor soort geruchten er over haar en Ellington circuleerden, de Agent die inderdaad een grote rol had gespeeld in het krijgen van een kans om op de Academie te komen. “Sorry,” zei Colby. “Had ik het niet moeten zeggen?” Mackenzie haalde haar schouders op. “Het is in orde. Ik denk dat we allemaal wel ons eigen verhaal hebben.” Blijkbaar aanvoelend dat ze misschien toch teveel had gezegd, keek Colby naar de tafel en nipte nerveus van haar frisdrank. “Sorry,” zei ze zacht. “Ik dacht gewoon dat je het moest weten. Je bent de eerste echte vriendin die ik hier heb gemaakt, en ik wilde eerlijk tegen je zijn.” “Idem,” zei Mackenzie. ”Is alles ok? tussen ons?” Vroeg Colby. “Ja. Hoe zit het met het opgooien van een ander onderwerp om over te praten?” “Oh, dat is gemakkelijk,” zei Colby. “Vertel me over jou en Harry.” “Harry Dougan?” Vroeg Mackenzie. “Ja. De zogenaamde Agent die jou met zijn ogen lijkt uit te kleden iedere keer dat jullie samen in ??n ruimte zijn.” “Er valt helemaal niets te vertellen,” zei Mackenzie. Colby glimlachte en rolde met haar ogen. “Als jij het zegt.” “Nee, echt niet. Hij is niet mijn type.” “Misschien ben je ook niet zijn type,” merkte Colby op. “Misschien wil hij je gewoon naakt zien. Ik vraag me af ...wat voor type ben jij eigenlijk? Diep en psychologisch, wed ik.” “Waarom zeg je dat?” Vroeg Mackenzie. “Vanwege je interesses en de neiging om uit te blinken in profilerings cursussen en scenario's.” “Ik denk dat dit een algemene misvatting is over iedereen die ge?nteresseerd is in profilering,” zei Mackenzie. “Als je hiervan bewijs nodig hebt, kan ik minstens drie oudere mannen bij de Rijkspolitie van Nebraska aanwijzen.” Daarna ging het gesprek over meer alledaagse dingen zoals hun lessen, de instructeurs, enzovoort. Maar al die tijd kookte Mackenzie van binnen. De geruchten die Colby had genoemd waren de exacte reden geweest waarom ze had besloten om zich gedeisd te houden. Ze had niet veel moeite gedaan om vrienden te maken, een beslissing die haar ook voldoende tijd had gegeven om haar appartement op orde te krijgen. Natuurlijk was daar ook nog Ellington...de man die naar Nebraska was gekomen en haar wereld op zijn kop had gezet. De gedachte klonk als een clich? maar het was in wezen wel wat er gebeurd was. En het feit dat ze hem nog steeds niet uit haar hoofd had kunnen zetten was enigszins misselijkmakend. Terwijl zij en Colby over koetjes en kalfjes praatten en hun lunch nuttigden, vroeg Mackenzie zich af wat Ellington aan het doen was. Ze vroeg zich ook af wat zij nu gedaan zou hebben als hij niet naar Nebraska was gekomen toen zij een poging deed om de Vogelverschrikker Moordenaar op te pakken. Het was geen prettig beeld: ze zou waarschijnlijk nog steeds over die pijnlijke rechte wegen rijden, een uitzicht dat bepaald zou zijn door lucht, velden en mais. En ze zou waarschijnlijk samenwerken met een chauvinistische lul die een jongere en meer koppige versie zou zijn van Porter, haar oude partner. Ze miste Nebraska niet. Ze miste de routines van de baan die ze daar had gehad niet, en ze miste haar persoonlijke leven daar al helemaal niet. Wat ze wel miste, was de wetenschap dat ze ergens bij hoorde. Ze had daar bij de top van de mensen op haar afdeling behoort. Hier in Quantico was dat niet het geval. Ze had hier te maken met enorme concurrentie en ze moest hard werken om aan de top te blijven. Gelukkig was ze klaar voor deze uitdaging en was ze blij dat ze het leven dat ze had gehad voor de arrestatie van de Vogelverschrikker Moordenaar achter zich had kunnen laten. Kon ze nu ook nog maar voor elkaar krijgen dat de nachtmerries stopten. HOOFDSTUK TWEE De volgende ochtend begon met wapentraining, iets wat Mackenzie vrij gemakkelijk afging. Ze had altijd al redelijk nauwkeurig kunnen schieten maar nu, met de juiste instructie en in een klas met twee?ntwintig andere hoopvolle concurrenten, werd ze griezelig goed. Ze had een voorliefde voor het Sig Sauer pistool dat ze in Nebraska had gehad, en was blij toen ze ontdekte dat de Glock het standaard wapen van het Bureau was, een wapen wat er heel veel op leek. Ze staarde naar het papieren doelwit aan het einde van de schietbaan. Een lang vel papier hing twintig meter verderop stil aan het gemechaniseerde rek. Ze richtte, vuurde drie keer snel achter elkaar en legde vervolgens haar pistool neer. Ze voelde de terugslag van de schoten in haar handen, een sensatie waarvan ze was gaan genieten. Toen het licht aan de achterkant van de gang groen werd drukte ze op een knop op het kleine paneel voor haar, en bracht haar doelwit naar voren. Het schoof vooruit en toen het dichterbij kwam zag ze de gaten die in het papieren doelwit waren verschenen. Het was de afbeelding van een mannenfiguur, vanaf de taille. Twee schoten waren hoog in de borst beland, terwijl het derde de linkerschouder had geraakt. Het waren prima schoten (niet geweldig) en hoewel ze een beetje teleurgesteld was over de verdwaalde borstschoten, wist ze dat ze het al veel beter deed dan tijdens haar eerste sessie op de schietbaan. Elf weken. Ze was hier al elf weken en nog steeds leerde ze iedere dag iets nieuws. Ze was geirriteerd over de verdwaalde borstschoten omdat deze fataal zouden kunnen zijn. Ze was getraind om te schieten met de bedoeling om een verdachte te stoppen, een fataal schot op de borst of het hoofd mocht alleen in geval van absolute noodzaak. Haar instinct werd beter. Ze glimlachte naar het papieren doelwit en keek toen naar de kleine schakelkast voor haar waar een doos met munitie wachtte. Ze herlaadde de Glock en drukte vervolgens op een knop om een ??ander doelwit te plaatsen. Ze liet deze vijfentwintig meter teruggaan. Ze wachtte tot het rode lampje op het paneel groen werd, en draaide zich om. Ze haalde diep adem, draaide zich om en vuurde weer drie schoten af. Een nette rij kogelgaten vormde zich net onder de schouder van de figuur. Veel beter, dacht Mackenzie. Tevreden verwijderde ze haar oor- en oogbeschermers. Ze ruimde haar schiettafel op en drukte op de knop op het bedieningspaneel dat het doelwit via het gemotoriseerde katrollensysteem naar voren bracht. Ze nam het doelwit eraf, vouwde het op en stopte het in de kleine boekentas die ze vrijwel altijd bij zich had. Ze was in haar vrije tijd naar de schietbaan gekomen om haar vaardigheden aan te scherpen waarvan ze het gevoel had dat ze een beetje achterbleef in vergelijking tot de anderen in haar klas. Ze was ??n van de oudsten en er waren nu al geruchten die over haar rondgingen, geruchten over hoe ze voor een ellendig, klein politiebureau in Nebraska had gewerkt en na haar arrestatie van de Vogelverschrikker Moordenaar door de FBI was benaderd. Ze was een gemiddelde student voor wat de vaardigheden met vuurwapens betrof en was vastbesloten om ??n ??van de besten te zijn tegen de tijd dat haar Academie training ten einde was. Ze moest zichzelf bewijzen. En dat vond ze prima. * Na de schietbaan ging Mackenzie meteen door naar haar laatste klassikale cursus, die ging over psychologie en werd gegeven door Samuel McClarren. McClarren was een voormalige Agent van zesenzestig jaar en bestsellerauteur. Hij had zes bestsellers voor de New York Times geschreven over het onderwerp ‘de psychologische achtergrond van de meest wrede seriemoordenaars van de afgelopen honderd jaar’. Mackenzie had alles wat deze man geschreven had gelezen en kon urenlang naar hem luisteren. Het was veruit haar meest favoriete cursus, en hoewel de assistent-directeur van mening was dat (gebaseerd op basis van haar cv en haar werkgeschiedenis) ze deze cursus niet nodig had, had ze de kans om deze cursus te volgen met beide handen aangegrepen. Zoals gewoonlijk was ze als ??n van de eersten in het lokaal en ging ze vooraan zitten. Ze maakte haar notitieboekje open en pakte haar pen terwijl de anderen binnendruppelden en hun MacBooks openden. Samuel McClarren ging naar zijn podium. Achter Mackenzie wachtte de klas van twee?nveertig studenten vol verwachting; ieder van hen leek aan elk woord te hangen wanneer hij sprak. “Gisteren hebben we tot grote vreugde van sommigen van jullie met een zwakke maag de psychologische drijfveren van Ed Gein besproken,” zei McClarren. “Maar vandaag wordt het niet veel beter, want we duiken in de vaak onderschatte maar ongelooflijk verwrongen geest van John Wayne Gacy. Zesentwintig geregistreerde slachtoffers, gedood door wurging of verstikking met gebruik van een tourniquet. Nadat ze waren gedood verspreidde hij zijn slachtoffers op verschillende plekken zoals onder de planken vloer van zijn huis en in de rivier Des Plaines. En natuurlijk denken de meeste mensen wanneer ze zijn naam horen aan de clown make-up. In principe is de Gacy-zaak een verzameling van psychologische trauma’s.” En terwijl McClarren sprak maakten de studenten in de klas koortsachtig aantekeningen. Zoals gewoonlijk vlogen het uur en de vijftien minuten voorbij en Mackenzie wilde nog veel meer horen. McClarren's klas had herinneringen opgeroepen aan haar jacht op de Vogelverschrikker Moordenaar, vooral aan het moment dat ze de moordlocaties opnieuw had bezocht, in een poging om in de geest van de moordenaar te kruipen. Ze had altijd geweten dat ze hier goed in was, maar had het niet aan de grote klok gehangen. Het maakte haar van tijd tot tijd bang en het was een nogal morbide, dus daarom had ze het geheim gehouden. Toen de sessie voorbij was pakte Mackenzie haar spullen in en liep ze naar de deur. Ze liep door de gang en was aan het nadenken over de lezing en merkte daarom de man die bij de deur stond niet op. Ze zag hem pas toen hij haar naam riep. “Mackenzie! H?, wacht even.” Toen ze haar naam hoorde roepen stopte ze, draaide zich om en zag een bekend gezicht in de menigte. Agent Ellington liep naar haar toe. Ze was zo verrast om hem te zien dat ze letterlijk even aan de grond vastgenageld stond, en ze vroeg zich af waarom hij hier was. Terwijl ze als bevroren bleef staan, glimlachte hij haar verlegen toe en kwam snel op haar af. Er was een andere man bij hem, die hem volgde. “Agent Ellington,” zei Mackenzie. “Hoe is het met je?” “Ja goed,” zei hij. “en met jou?” “Redelijk goed. Wat doe je hier? Een opfriscursus?” Vroeg ze in een poging grappig te zijn. “Nee, dat niet,” zei Ellington. Hij glimlachte nog een keer en dit deed haar denken aan hoe ze zichzelf drie maanden geleden voor gek had gezet en welk risico ze had genomen. Hij gebaarde naar de man naast hem en zei: “Mackenzie White, ik wil graag voorstellen aan Special Agent Bryers.” Bryers deed een stap naar voren en stak zijn hand uit. Terwijl ze zijn hand schudde nam ze even de tijd om de man goed in zich op te nemen. Hij leek begin vijftig. Hij had een overwegend grijze snor en vriendelijke blauwe ogen. Ze merkte direct op dat hij waarschijnlijk zachtaardig was en een rasechte zuidelijke gentleman, waar ze zoveel over gehoord had sinds ze naar Virginia was verhuisd. “Aangenaam kennis te maken,” zei Bryers terwijl ze elkaar de hand schudden. Nu de introductie uit de weg was ging Ellington weer over tot de orde van de dag “Ben je druk?” Vroeg hij aan Mackenzie. “Op dit moment niet,” antwoordde ze. “Nou, als je even tijd hebt willen Agent Bryers en ik graag iets met je bespreken.” Terwijl Ellington dit zei zag Mackenzie een moment van twijfel in het gezicht van Bryers. Nu ze erop ging letten vond ze dat Bryers niet zo op zijn gemak leek. Misschien was dat de reden waarom hij zo timide overkwam. “Natuurlijk,” zei ze. “Kom mee,” zei Ellington, en gebaarde haar in de richting van de kleine studiezaal aan de achterkant van het gebouw. “Ik trakteer op koffie.” Mackenzie herinnerde zich de laatste keer dat Ellington zoveel belangstelling voor haar had getoond; het had haar hierheen gevoerd, dichterbij haar droom om een ??FBI-Agent te zijn en haar leven in dienst te stellen van de zaak. Hem nu volgen leek alleen maar logisch. Terwijl ze dit deed wierp ze een blik op Agent Bryers en vroeg zich af waarom hij er zo ongemakkelijk uitzag. * “Je bent nu bijna klaar, toch?” Vroeg Ellington toen ze alle drie achter hun kop koffie gingen zitten die Ellington in de kleine koffiebar had gekocht. “Nog acht weken,” zei ze. “Terrorismebestrijding, vijftien simulatie-uren en nog ongeveer twaalf uur op de schietbaan, toch?” Vroeg Ellington. “Hoe weet je dat?” Vroeg Mackenzie bezorgd. Ellington haalde zijn schouders op en grinnikte. “Sinds je hier bent aangekomen is het mijn nieuwe hobby om je in de gaten te houden. Ik heb je aanbevolen, dus mijn goede naam staat op het spel. Je maakt een positieve indruk bij iedereen die ertoe doet. Vanaf nu is alles slechts een formaliteit. Tenzij het je lukt om te crashen en alles te verpesten deze laatste acht weken, zou ik zeggen dat je zo goed als geslaagd bent.” Hij haalde diep adem en leek zich schrap te zetten. “Dat brengt ons naar de reden waarom ik met je wilde praten. Agent Bryers hier zit in een hachelijke situatie en heeft mogelijk jouw hulp nodig. Maar dat kan hij beter zelf uitleggen.” Bryers zag er nog steeds ongemakkelijk uit. Hij zette zijn kop koffie neer en het leek alsof hij een paar seconden nodig had om te beginnen met praten. “Nou, zoals Agent Ellington al zei, je hebt een goede indruk gemaakt bij belangrijke mensen. In de afgelopen twee dagen heb ik je naam drie keer horen noemen.” “In welk opzicht?” Vroeg ze, een beetje nerveus. “Ik ben bezig met een zaak maar mijn partner neemt na dertien jaar afscheid van het Bureau,” legde Bryers uit. “Hij heeft bijna de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, dus het is geen verrassing. Ik hou van de man als een broer, maar hij heeft er genoeg van. Hij heeft tijdens zijn achtentwintig jaar als Agent genoeg meegemaakt en wil niet nog een nachtmerrie erbij hebben voordat hij met pensioen gaat. En daardoor ontstaat er natuurlijk een vacature voor een partner, voor iemand die hem wil opvolgen. Het gaat niet om een permanent partnerschap, maar lang genoeg om de huidige zaak op te lossen.” Mackenzie voelde kriebels van opwinding in haar buik en wist dat ze deze onder controle moest houden voordat haar behoefte om te behagen en te imponeren het overnam. “En daarom is mijn naam genoemd?” Vroeg ze. “Dat klopt,” zei Bryers. “Maar er zullen toch meer ervaren Agenten zijn die deze rol beter kunnen vervullen dan ik.” “Er zijn inderdaad meer geschikte Agenten,” zei Ellington op een zakelijke toon. “Maar voor zover we weten, lijkt deze zaak op meerdere fronten op de zaak van de Vogelverschrikker Moordenaar. Dit, plus het feit dat jouw naam overal genoemd wordt, is waarom de mensen op hoog niveau van mening zijn dat jij een perfecte fit zou zijn.” “Maar ik ben nog geen Agent”, zei Mackenzie. “Ik bedoel, met een zaak als deze, is het wel verstandig om acht weken te wachten?" “We gaan niet wachten,” zei Ellington. “En met het risico om pompeus te klinken, dit is geen aanbod wat het Bureau aan iedereen geeft. Ik durf te wedden dat iedereen in die klas die je zojuist verlaten hebt een moord zou doen om een kans als deze te krijgen. Het is ongelooflijk onorthodox en een paar belangrijke mensen kijken een beetje de andere kant op.” “Het lijkt gewoon ... onethisch,” zei Mackenzie. “Dat is het ook,” zei Ellington. “Het is technisch gezien op verschillende fronten zelfs illegaal. Maar we kunnen niet voorbijgaan aan de overeenkomsten tussen deze zaak en de zaak die je in Nebraska hebt opgelost. Het is of nu meteen onder de radar verdwijnen, of drie of vier dagen verspillen en hopen dat Agent Bryers tegen die tijd een nieuwe partner heeft gevonden. En tijd is van essentieel belang.” Natuurlijk wilde ze de kans, maar het voelde te snel. Het voelde gehaast. “Heb ik tijd om erover na te denken?” Vroeg ze. “Nee,” zei Ellington. “In principe laat ik na deze ontmoeting de dossiers bij je thuis afleveren zodat je deze kunt bestuderen. Ik geef je hiervoor een paar uur de tijd en dan nemen we aan het einde van de dag contact met je op voor een antwoord. Maar Mackenzie ... Ik raad je met klem aan dit aanbod.te accepteren.” Ze wist dat ze het zou doen, maar wilde niet te gretig of te ingenomen met zichzelf lijken. Bovendien begon er een zekere nervositeit te ontstaan. Dit was niet niks. En een ervaren Agent als Bryers die haar hulp wilde ... nou, dat was gewoon geweldig. “Hier is waar het in het kort om gaat,” zei Bryers met zachte stem, leunend over de tafel. “Tot nu toe hebben we twee lijken gevonden op dezelfde stortplaats. Beide waren van jonge vrouwen; de ene was twee?ntwintig, de andere negentien. Ze waren naakt en vertoonden overal blauwe plekken. De meest recente vertoonde tekenen van molestering maar geen spoor van lichaamsvloeistoffen. De lichamen zijn met een tussenpose van ongeveer twee?nhalve maand gevonden, maar het feit dat ze op dezelfde stortplaats zijn aangetroffen en met dezelfde soort blauwe plekken ... “ “Geen toeval,” zei Mackenzie en dacht erover na. “Nee, waarschijnlijk niet,” zei Bryers. “Dus vertel me ... laten we zeggen dat dit jouw onderzoek was. Het is je net overhandigd. Wat is het ??rste wat je zou doen?” Het kostte haar minder dan drie seconden om een ??antwoord te bedenken. Toen ze het gaf, voelde ze zichzelf in een soort zone glijden, een gevoel dat ze wist dat ze gelijk had. Als er enige twijfel was geweest of ze deze kans zou accepteren ja of nee, dan werd het antwoord hierop gegeven toen ze haar antwoord gaf. “Ik zou beginnen bij de stortplaats,” zei ze. “Ik zou het gebied met eigen ogen willen zien. Daarna zou ik met de familieleden gaan praten. Waren de vrouwen getrouwd?” “De twee?ntwintigjarige,” zei Ellington. “Ze was zestien maanden getrouwd.” “Ja,” zei Mackenzie. “Ik zou bij de stortplaats beginnen en daarna met de echtgenoot gaan praten.” Ellington en Bryers keken elkaar veelzeggend aan. Ellington knikte en trommelde met zijn handen op de tafel. “Doe je mee?” Vroeg hij. “Ik doe mee,” zei ze, niet in staat haar opwinding veel langer onder controle te houden. “Goed,” zei Bryers. Hij stak zijn hand in zijn zak en schoof een stel sleutels over de tafel. “Geen zin om tijd te verspillen. Laten we gaan.” HOOFDSTUK DRIE Het was half twee in de middag toen ze bij de vuilnisstortplaats aankwamen. De dertig graden Celcius versterkten de stank van de stortplaats en de vliegen waren zo luid dat het deed denken aan een bizarre vorm van muziek. Mackenzie had gereden terwijl Bryers op de passagiersstoel had gezeten en haar de details van de zaak had verteld. Tegen de tijd dat ze uit de auto gestapt waren en de stortplaats op liepen, had Mackenzie zich een goed beeld over Bryers kunnen vormen. Hij was een man die het liefst alles volgens de regels deed. Hij was geen grote prater en buitengewoon nerveus nu zij zijn partner was, zelfs met de wetenschap dat degenen op hoog niveau een oogje dicht hadden geknepen. Het bleek duidelijk uit zijn houding en de vluchtige blikken die hij haar gaf. Mackenzie liep langzaam terwijl Bryers op de grote groene bakken afging. Hij liep naar hen toe alsof hij er werkte. Ze moest zichzelf eraan herinneren dat hij al eens eerder op deze locatie was geweest. Hij wist wat hem te wachten stond, en ze voelde zich hierdoor een echt groentje, wat ze natuurlijk eigenlijk ook was. Ze nam even de tijd om de plaats echt te bestuderen, omdat ze nog nooit eerder de tijd had genomen om een vuilnisstortplaats te bestuderen. Het gebied waar zij en Bryers momenteel in stonden, het gedeelte van de stortplaats dat verkeer toestond, was eigenlijk niets meer dan een vuilnisbelt. Zes grote metalen bakken stonden naast elkaar opgesteld, allemaal in een soort van grote kuil. Achter de vuilcontainers zag ze de plaats waar de vuilniswagens de troep kwamen ophalen. De grote kuilen waren zo gemaakt dat ze de afvalcontainers uit het zicht verborgen hielden. De verharde entree en het hele perceel zagen eruit als een goed onderhouden heuvel. De locatie waar zij en Bryers zich op dat moment bevonden was op de top van de berg, een weg liep dwars door de stortplaats verder naar achteren, en rond liep en de auto's achter de afvalcontainers weer op een weg uitspuugden en hen terug naar de snelweg leidde. Mackenzie scande de grond. Op de plek waar ze stond was niets meer dan afval dat vermengd was met grind, en aan de andere kant van de bakken was het geasfalteerd. Ze stond op het gedeelte met afval en keek naar de bandensporen die in het afval zichtbaar waren. De kriskras door elkaar lopende afdrukken van de talloze bandensporen zouden het heel moeilijk maken om een ??betrouwbare afdruk te identificeren. Het was de laatste tijd droog en heet; de laatste regenval was ongeveer een week geleden gevallen en dat was alleen maar motregen geweest. De droge grond zou het nog moeilijker maken. Ze bedacht dat het maken van geschikte afdrukken in deze puinhoop bijna onmogelijk zou zijn en voegde zich bij Bryers die bij een van de metalen stortbakken stond. "In deze werd het lijk gevonden," zei Bryers. “Er is al een sporenonderzoek geweest waarbij bloedmonsters en afdrukken zijn aangetroffen. De naam van het slachtoffer is Susan Kellerman, twee?ntwintig jaar oud, en een inwoner van Georgetown. Mackenzie knikte en zei nog steeds niets. Ze verlegde haar prioriteiten terwijl ze in de stortbak keek. Ze werkte nu met mensen van de FBI, dus ze voelde zich op haar gemak terwijl ze een paar stappen oversloeg. Ze zou haar tijd niet verspillen aan het zoeken naar het voor de hand liggende. Degenen die v??r haar waren gekomen, waarschijnlijk Bryers inclusief, hadden het grove werk al gedaan. Mackenzie probeerde zich te concentreren op het duistere ... op de dingen die misschien over het hoofd waren gezien. Na ongeveer een minuut rondgekeken te hebben in de directe omgeving, dacht Mackenzie dat ze alles wist wat er te weten viel. En tot nu toe was dat niet veel. “Vertel eens,” zei Bryers. “Als u moest raden, wat is de reden waarom de moordenaar zijn lijken hier heeft gedumpt?” “Ik denk niet dat het een kwestie van gemakzucht is geweest,” zei Mackenzie. “Ik denk dat hij op zeker probeert te spelen. Hij gooit de lijken hier weg omdat hij ze kwijt wil. Ik denk ook dat hij in de buurt woont ... niet meer dan twintig of dertig kilometer hier vandaan. Ik denk niet dat hij ver zou rijden om zich van een lijk te ontdoen ... vooral 's nachts.” “Waarom 's nachts?” Vroeg Bryers. Mackenzie wist dat hij haar aan het testen was en vond het niet erg. Gezien de geweldige kans die ze had gekregen verwachtte ze niet dat alles gladjes zou verlopen. “Omdat hij wel 's nachts moest komen om een ??lichaam te dumpen. Het zou stom zijn om dit in het daglicht te doen wanneer er werknemers aanwezig zijn.” “Dus u denkt dat hij slim is?” “Niet noodzakelijk. Hij is erg voorzichtig. En dat is niet hetzelfde als slim.” “Ik zag u zoeken naar bandensporen,” zei hij. “We hebben het geprobeerd maar er was niets bruikbaars. Het zijn er gewoon teveel.” “Ja, dat maakt het erg moeilijk,” zei ze. “Zoals ik al zei ga ik ervan uit dat het lijk na sluitingstijd is gedumpt. Is dat ook de veronderstelling waar jullie mee bezig zijn?” “Dat klopt.” “Dus dan zouden hier zowiezo geen afdrukken te vinden zijn,” merkte Mackenzie op. Hij glimlachte naar haar. “Dat klopt,” zei hij. “Geen bandensporen. Maar wel voetafdrukken. Niet dat het ertoe doet. Dat zijn er ook teveel.” Mackenzie knikte en voelde zich dom omdat ze zo'n duidelijk feit had gemist. Maar dit leidde direct tot een andere ingeving. “Tja, het is niet aannemelijk dat hij het lijk over zijn schouders helemaal hier naartoe heeft gedragen,” zei Mackenzie. “Zijn bandensporen moeten hier ergens aanwezig zijn. Niet hier, maar misschien net buiten de poort. We kunnen proberen deze vast te leggen en dan een vergelijking te maken van de sporen die we buiten de poort vinden en de sporen hier in dit vuil. We kunnen zelfs in de directe omgeving van het hek zoeken voor eventuele aanwijzingen. Misschien is er ergens iets te vinden waaruit blijkt dat hij het lijk ergens heeft neergegooid of heeft laten vallen.” “Dat is een goed idee,” zei Bryers, duidelijk geamuseerd. “Dat is een detail dat de jongens van de technische opsporingsdienst wel hebben opgemerkt, maar ik totaal over het hoofd heb gezien. Maar ja, u heeft gelijk. Hij moet zijn auto buiten de poort tot stilstand hebben gebracht. Dus de redenering dat als we sporen vinden die naar de poort lopen en daarna omdraaien, zouden deze van onze dader kunnen zijn.” “Het zou kunnen,” zei Mackenzie. “U denkt in de goede richting, maar er is niets nieuws. Wat heeft u nog meer?” Uit de toon waarop hij het zei begreep ze dat dit niet onbeleefd of afwijzend bedoeld was. Hij probeerde haar gewoon aan te sporen, te motiveren om door te gaan. “Weten we hoeveel voertuigen hier per dag passeren?” “Ongeveer elfhonderd of zo,” zei Bryers. “Maar als we afdrukken kunnen vinden van degenen die dicht bij de poort komen en dan gewoon stoppen …” “Het kan een begin zijn.” “Dat is waar we op hopen,” zei Bryers. “We hebben sinds gistermiddag een team erop gezet maar we hebben nog steeds geen aanwijzingen gevonden.” “Ik kan een kijkje nemen als je wilt,” zei Mackenzie. “Ga gerust uw gang,” zei Bryers. “Maar u werkt nu met het Bureau, mevrouw White. Overwerk uzelf niet terwijl er een andere afdeling is die het werk beter kan doen dan u.” Mackenzie keek opnieuw in de afvalcontainer en probeerde de platgeslagen vormen van het afval in de container te begrijpen. Daar had nog niet zo heel lang geleden een jonge vrouw gelegen, haar lichaam naakt en bont en blauw geslagen. Ze was weggegooid op dezelfde plaats waar mensen hun afval dumpten, de dingen die ze niet langer nodig hadden. Misschien probeerde de moordenaar te speculeren dat de vrouwen die hij had vermoord niet beter waren dan gewoon huishoudelijk afval. Ze wenste bijna dat ze hier was geweest toen Bryers en zijn binnenkort gepensioneerde partner voor het eerst hierheen waren gekomen. Misschien had ze dan meer aanwijzingen kunnen vinden. Misschien kan ze dan kunnen helpen om Bryers dichter bij een verdachte te brengen. Maar voorlopig had ze zich in ieder geval vrij snel bewezen met haar perceptie van de bandensporen. Ze draaide zich weer naar hem toe en zag dat hij op zijn gemak naar de poort stond te kijken. Het was duidelijk dat hij haar wat tijd gaf om na te denken. Ze waardeerde het, maar nogmaals, het maakte haar heel bewust van het feit dat ze nog heel erg onervaren was. Ze liep naar het hekwerk dat rond de stortplaats stond. Ze begon bij de poort waar de voertuigen doorheen kwamen en volgde het hek tegen de klok in. Ze keek een paar seconden naar de onderkant van het hek en kreeg weer een andere ingeving. Hij moest over het hek klimmen, dacht ze. Ze begon het hek te onderzoeken. Ze wist niet zeker waar ze naar op zoek was. Misschien zwerfvuil of vezels in het gaas. Alles wat ze vond zou een wilde gok zijn, maar het was in het ieder geval iets. Het duurde minder dan twee minuten voordat ze iets interessants tegen kwam. Het was zo oneindig klein dat ze het bijna over het hoofd had gezien. Maar toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het misschien nuttiger was dan dat ze in eerste instantie had gedacht. Op ongeveer anderhalve meter boven de grond en iets minder dan twee meter van de toegangspoort, klampte een enkele streng witte stof zich vast aan een van de diamantvormen in het gaas van het hek. De stof zelf leverde misschien geen resultaten op, maar dit was minstens een prima plek om te beginnen met het zoeken naar vingerafdrukken. “Agent Bryers?” Zei ze. Hij kwam langzaam over, alsof hij niet veel verwachtte. Toen hij dichterbij kwam, hoorde ze hem een ??hmmm-geluid maken terwijl hij naar het stukje stof keek. “Geweldig werk, mevrouw White,” zei hij. “Alsjeblieft, gewoon Mackenzie,” zei ze. “Mac, als je je avontuurlijk voelt.” “Wat denk je dat het is?” Vroeg hij. “Misschien niets. Misschien van een kledingstuk van iemand die onlangs over het hek is geklommen. De stof is misschien nutteloos, maar het geeft ons een geconcentreerd gebied om op te focussen voor vingerafdrukken.” “Er staat een klein onderzoek-setje in de kofferbak van de auto. Wil je die halen terwijl ik dit meld?” “Natuurlijk,” zei ze, en liep terug naar de auto. Tegen de tijd dat ze weer bij hem was, be?indigde hij het gesprek. Alles met Bryers leek snel en effici?nt te gaan. Het was ??n van de dingen aan hem die ze al snel leuk begon te vinden. “Ok?, Mac,” zei hij. “Laten we nu verder gaan op de weg die je eerder vandaag hebt uitgestippeld. De echtgenoot van het slachtoffer woont ongeveer twintig minuten hier vandaan. Ben je er klaar voor?” “Ja dat ben ik," zei Mackenzie. Ze stapten weer in de auto en verlieten de nog steeds afgesloten stortplaats. Boven hen voerden een reeks aaseters ijverig hun taak uit, kijkend naar het drama dat zich ontvouwde voor hun onverschillige ogen. * Caleb Kellerman had al bezoek in de vorm van twee politieagenten toen Mackenzie en Bryers bij hem thuis arriveerden. Hij woonde net buiten Georgetown in een huis met twee verdiepingen, een schattig huis voor starters. De gedachte dat de Kellermans slechts iets meer dan een jaar getrouwd waren geweest voordat zijn bruid was vermoord, maakte dat Mackenzie medelijden met de man kreeg, maar zich ook boos voelde over wat er was gebeurd. Een startershuis dat nooit de kans zou krijgen om te ervaren hoe het verder zou aflopen, dacht Mackenzie toen ze het huis naderden. Hoe diep triest. Ze gingen door voordeur naar binnen en kwamen in een smalle hal die in de woonkamer uitkwam. Mackenzie kon het sluipende gevoel van eenzaamheid en stilte voelen dat de meeste woningen kort na een overlijden vergezelde. Ze hoopte dat ze er uiteindelijk aan zou wennen, maar vond dat moeilijk te geloven. In de gang stelde Bryers zich voor aan de twee politieagenten, en de jongens in uniform leken opgelucht toen ze gevraagd deze zaak aan hun over te geven. Toen ze het pand hadden verlaten stapten Bryers en Mackenzie de woonkamer in. Mackenzie zag dat Caleb Kellerman er ongelooflijk jong uitzag; met zijn gladgeschoren uiterlijk, Five Finger Death Punch T-shirt en flodderige camouflage broek zou hij gemakkelijk voor een achttienjarige kunnen doorgaan. Mackenzie was in staat om snel door zijn uiterlijk heen te kijken, en zich in plaats daarvan te concentreren op het onbeschrijfelijke verdriet dat ze in het gezicht van de jongeman zag. Hij keek naar hen op, wachtend op het moment dat ??n van hen zou beginnen met praten. Mackenzie zag dat Bryers haar groen licht gaf en subtiel knikte in de richting van Caleb Kellerman. Ze stapte naar voren, zowel doodsbang als gevleid dat ze zo'n verantwoording kreeg. Of Bryers schatte haar hoog in, of hij probeerde haar ongemakkelijk te maken. “Mijnheer Kellerman, ik ben Agent White, en dit is Agent Bryers.” Ze aarzelde even. Had ze zichzelf echt zojuist Agent White genoemd? Het klonk wel leuk. Ze liet de gedachte varen en ging verder. “Ik weet dat u een verlies heeft geleden waarvan ik niet eens kan doen alsof ik me het kan voorstellen,” zei ze. Ze hield haar toon zacht, warm, maar resoluut. “Maar als we de persoon willen vinden die dit heeft gedaan, moeten we u echt wat vragen stellen. Bent u er klaar voor?” Caleb Kellerman knikte. “Ik wil alles doen wat ik kan om ervoor te zorgen dat de man die dit gedaan heeft gedaan wordt gevonden,” zei hij. “Ik zal er alles aan doen.” Er klonk een woede in zijn stem en Mackenzie hoopte dat iemand de komende dagen een soort therapie voor Caleb zou zoeken. Zijn ogen stonden wild. “Wel, allereerst moet ik weten of Susan vijanden had ... iemand die misschien een rivaal of zo van haar was.” “Er waren een paar meisjes met wie ze op de middelbare school had gezeten en waarmee ze op Facebook vaak ruzie had,” zei Caleb. “Maar meestal ging het over politiek. En geen van die meisjes zou zoiets trouwens doen. Het waren gewoon gemene opmerkingen en heftige discussies.” “En op haar werk misschien?” Vroeg Mackenzie. “Had ze het naar haar zin?” Caleb haalde zijn schouders op. Hij leunde achterover op de bank en probeerde te ontspannen. Zijn gezicht leek echter verstard in een permanente frons. “Ze vond het ongeveer net zo leuk als elke vrouw die een universitaire opleiding heeft gedaan en een baan heeft die niets met haar diploma te maken heeft. Het betaalde de rekeningen en de bonussen waren soms best goed. De uren waren echter slecht.” “Kent u haar collega’s?” Vroeg Mackenzie. “Nee. Ik ken ze alleen uit de verhalen die ze wel eens thuis vertelde, maar dat is het.” Bryers stelde de volgende vraag. In de stilte van het huis klonk zijn stem heel anders en hij sprak met een sombere toon. “Ze was vertegenwoordiger, correct? Voor de A Better You Universiteit?” “Ja. Ik heb de politie al het nummer van haar supervisor gegeven.” “Enkele mensen van ons Bureau hebben al met hem gesproken,” zei Bryers. “Het maakt niet uit,” zei Caleb. “Niemand van haar werk heeft haar vermoord. Ik kan het garanderen. Ik weet dat het achterlijk klinkt, maar het is het gevoel dat ik heb. Iedereen op haar werk is aardig ... ze zaten allemaal in hetzelfde schuitje en iedereen probeerde de rekeningen te betalen en rond te komen. Eerlijke mensen, weet je?” Even stond hij op het punt om in huilen uit te barsten. Hij onderdrukte het gevoel, keek naar de vloer om zichzelf te vermannen en keek daarna weer omhoog. De tranen die hij zojuist had onderdrukt zweefden in de hoeken van zijn ogen. “Ok?, denk je dat er nog iets anders is wat ons misschien kan helpen?” Vroeg Bryers. “Ik weet het niet,” zei Caleb. “Ze had een verkoopbriefje van de klanten die ze die dag zou gaan bezoeken, maar niemand kan het vinden. De politie zei dat dat waarschijnlijk komt omdat de moordenaar het heeft weggegooid.” “Dat klinkt heel aannemelijk,” zei Mackenzie. “Ik snap het nog steeds niet,” zei Caleb. “Het voelt nog steeds niet echt. Ik heb nog steeds het idee dat ze ieder moment door die deur naar binnen kan komen. De dag dat ze stierf ... begon net als iedere andere dag. Ze gaf me een kus op mijn wang terwijl ik me aan het aankleden was voor het werk kleding en vertrok. Ze ging naar de bushalte, en dat was het. Dat was de laatste keer dat ik haar zag.” Mackenzie zag dat Caleb op het punt stond om in te storten en, hoewel het verkeerd leek om dit te doen, stelde ze snel nog een laatste vraag. “Bushalte?” Vroeg ze. “Ja, ze ging elke dag met de bus naar kantoor; ze pakte die van acht uur twintig om op tijd op het werk te komen. De auto is er twee maanden geleden mee opgehouden.” “Waar is die bushalte?” Vroeg Bryers. “Twee blokken van hier,” zei Caleb. “Het is ??n van die kleine vestibule-achtige haltes.” Vervolgens keek hij naar Mackenzie en White, de pijn en haat die in zijn ogen zichtbaar was maakte plotseling plaats voor een sprankje hoop. “Waarom? Is dit belangrijk?” “Dat kunnen we nu nog niet met zekerheid zeggen,” zei Mackenzie. “Maar we houden je op de hoogte. Bedankt voor je tijd.” “Natuurlijk,” zei Caleb. “Uhh, mag ik nog wat vragen?” “Ja?” Zei Mackenzie. “Het is nu meer dan drie dagen geleden, toch? Drie dagen sinds ik haar voor het laatst heb gezien en bijna twee hele dagen sinds ze haar lichaam hebben gevonden.” “Dat klopt,” zei Bryers zachtjes. “Dus is het te laat? Gaat deze klootzak ermee wegkomen?” “Nee,” zei Mackenzie. Het was eruit voordat ze er erg in had en ze wist meteen dat ze haar eerste fout in het bijzijn van Bryers had gemaakt. “We zullen ons best doen,” zei Bryers en legde een zachte maar dwingende hand op de schouder van Mackenzie. “Bel ons als u denkt dat u iets weet wat ons kan helpen.” Daarna vertrokken ze. Nog voordat ze de deur achter zich dicht konden trekken hoorde Mackenzie huiverend hoe Caleb in snikken uitbarstte. Het geluid deed iets met haar ... iets dat haar aan thuis deed denken. De laatste keer dat ze zich zo had gevoeld was toen ze in Nebraska volledig geobsedeerd was geraakt op de taak om de Vogelverschrikker Moordenaar op te sporen. Terwijl ze het trapje van de voordeur van Caleb Kellerman afliep voelde ze die allesverslindende behoefte weer en realiseerde ze zich langzaam dat niets haar zou stoppen totdat ze deze moordenaar had opgepakt. HOOFDSTUK VIER “Dat kun je niet doen,” zei Bryers toen ze weer in de auto zaten, en terwijl hij reed. “Wat kan ik niet doen?” Hij zuchtte en deed zijn best om oprecht te lijken in plaats van disciplinair over te komen. “Ik besef dat je waarschijnlijk nooit eerder in een dergelijke situatie bent geweest, maar je kunt de familie van een slachtoffer niet beloven dat de moordenaar er niet mee wegkomt. Je kunt ze geen hoop geven als die er niet is. Verdorie, zelfs al is er hoop, zoiets mag je nooit beloven.” “Ik weet het,” zei ze teleurgesteld. “Ik besefte het meteen nadat het had gezegd. Mijn excuses.” “Excuses zijn niet nodig. Probeer gewoon je hoofd koel te houden. Begrepen?” “Begrepen.” Omdat Bryers beter bekend was in de stad dan Mackenzie, reed hij naar het hoofdkantoor van het Openbaar Streekvervoer. Hij had haast en vroeg Mackenzie om alvast te bellen om ervoor te zorgen dat ze met iemand zouden kunnen praten die verstand van zaken had, zodat ze binnen een paar tellen weer buiten konden staan. Het was snel en gemakkelijk geregeld, en Mackenzie was onder de indruk van zijn effici?ntie. Het was absoluut anders dan wat ze in Nebraska had ervaren. Tijdens de rit die ongeveer een half uur had geduurd bleef Bryers het gesprek gaande houden. Hij wilde alles weten over haar tijd bij de politie in Nebraska, en met name over de Vogelverschrikker Moordenaar. Hij vroeg naar haar tijd op de universiteit en haar interesses. Ze vond het geen enkel probleem om hem wat oppervlakkige informatie te geven maar ging niet al te diep op zijn vragen in, vooral ook omdat hijzelf ook oppervlakkig bleef. Bryers leek zelfs terughoudend. Toen Mackenzie hem naar zijn familie had gevraagd, had hij het zo algemeen als hij kon gehouden zonder onbeleefd te zijn. “Een vrouw, twee jongens die naar school gaan, en een hond die op zijn laatste poten loopt.” Achja, dacht Mackenzie. Het is pas onze eerste dag samen en hij kent me nog helemaal niet, hij weet alleen wat hij zes maanden geleden over me in de krant heeft gelezen, en wat in mijn dossier van de Academie staat. Ik kan het hem niet kwalijk nemen dat hij zich nog niet open stelt ten opzichte van mij. Toen ze op het hoofdbureau van het Openbaar Streekvervoer aankwamen, had Mackenzie nog steeds een positieve indruk van de oudere Agent, maar er hing een spanning tussen hen die ze niet helemaal begreep. Misschien voelde hij het niet zo; misschien lag het aan haar. Het feit dat hij eigenlijk alle vragen die ze over zijn werk had gesteld niet had beantwoord maakte haar ongemakkelijk. Het herinnerde haar eraan dat dit haar werk nog niet was. Ze deed gewoon mee als een gunst voor Ellington, een manier om te kijken of ze ook daadwerkelijk geschikt was voor dit werk. Een andere reden waarom ze bij dit alles betrokken was, was omdat er door mensen op hoge functies achter de schermen duistere dealtjes waren geslagen en met haar bemoeienis in dit onderzoek een grote gok waagden. Het voegde een geheel nieuw niveau van risico toe, niet alleen voor haar maar ook voor de mensen met wie ze nu samenwerkte, inclusief Bryers en Ellington. Het hoofdbureau van het Openbaar Streekvervoer bevond zich in een gebouw met ongeveer tien andere afdelingen. Mackenzie volgde Agent Bryers door de gangen. Hij liep snel en knikte hier en daar naar mensen alsof hij er vaker was geweest. Een paar mensen leken hem te herkennen en gaven hem een snelle glimlach of wuifden naar hem. De dag liep ten einde, de mensen leken haast te hebben, wachtend op vijf uur. Toen ze in het gedeelte van het gebouw aankwamen waar ze moesten zijn, liet Mackenzie de boel even bezinken. Nog geen vier uur geleden was ze uit de klas van McClarren gestapt, en nu zat ze ineens tot haar nek toe verwikkeld in ??n of andere moordzaak, en werkte ze met een Agent die goed getraind en verdomd goed was in zijn werk. Ze liepen naar de receptie en Bryers leunde iets voorover en keek de de jonge vrouw die achter het bureau zat, recht in haar gezicht. “We hebben gebeld, we willen met iemand praten over de bus roosters,” legde hij uit aan de vrouw. “Agenten White en Bryers.” “Oh ja,” zei de receptioniste. “U kunt het beste met mevrouw Percell praten. Ze is in de achterkant van het bus depot. Het is de gang helemaal door, de trap af en dan aan de achterkant.” Ze volgden de aanwijzingen van de receptioniste op, en gingen op weg naar de achterkant van het gebouw. Mackenzie kon het brommen en het gerommel van de motoren al horen. Het gebouw was zo gebouwd dat het geluid helemaal niet te horen was geweest in het drukke, mooiere gedeelte van het gebouw, maar hier achterin klonk het bijna als een autogarage. “Wanneer we deze mevrouw Percell ontmoeten,” zei Bryers,“ wil ik dat jij het woord doet.” “Ok?,” zei Mackenzie, ze had nog steeds het gevoel dat ze ??n of ander raar examen aan het afleggen was. Ze namen de trap naar beneden en volgden een bord met de naam Garage / Bus Depot. Beneden leidde een smalle gang naar een klein open kantoor. Een man die eruit zag als een monteur stond achter een verouderde computer en typte iets in. Door een groot raam kon Mackenzie de grote garage zien. Er stonden verschillende stadsbussen geparkeerd die voor onderhoud binnen stonden. Terwijl ze door het raam keek, ging een deur achter in het kantoor open en een vrolijk ogende, gezette vrouw liep de garage binnen. “Zijn jullie de FBI-mensen?” “Ja, dat klopt,” zei Mackenzie. Naast haar flitste Bryers met zijn insigne, waarschijnlijk omdat zij er geen had om te laten zien. Percell leek tevreden met deze referentie en begon meteen te praten. “Ik begrijp dat jullie vragen hebben over de bus roosters en het rooster van de chauffeurs,” zei ze. “Dat klopt,” antwoordde Mackenzie. “We hopen erachter te komen welke buschauffeur drie dagen geleden op een bepaalde halte heeft gereden, en willen graag met deze chauffeur praten.” “Natuurlijk,” zei ze. Ze liep naar het kleine bureau waar de monteur aan het typen was en stootte hem speels aan. “Doug, laat mij het stuur even overnemen, wil je?” “Graag,” zei hij met een glimlach. Hij stond op van het bureau en terwijl mevrouw Percell achter de computer ging zitten liep hij terug de garage in. Ze drukte op een paar toetsen en keek daarna trots op, duidelijk blij dat ze van dienst kon zijn. “Waar is de halte in kwestie?” “Op de hoek van Carlton en Koningstraat,” zei Mackenzie. “En om welke bus zou het gaan?” “Die van acht uur' s ochtends.” Mevrouw Percell typte snel de informatie in en keek even naar het scherm voordat ze antwoord gaf. “Dat was busnummer 2021, bestuurd door Michael Garmond. Die bus stopt nog op drie andere haltes voordat deze om half tien weer bij dezelfde bushalte is.” “We willen graag met mijnheer Garmond spreken,” zei Mackenzie. “Kunt u ons alstublieft zijn contactinformatie geven?” “Ik kan het u nog gemakkelijker maken,” zei mevrouw Percell. “Michael is nu in de garage en is net klaar voor vandaag. Laat me proberen of ik hem te pakken kan krijgen.” “Bedankt,” zei Mackenzie. Mevrouw Percell stormde naar de garagedeur met een snelheid die onwaarschijnlijk leek voor iemand met haar gewicht. Mackenzie en Bryers keken toe hoe ze systematisch door de garage liep, op zoek naar Michael Garmond. “Was iedereen maar zo enthousiast over het helpen van de FBI,” zei Bryers grijnzend. “Maar geloof me ... wen er maar niet aan.” In minder dan een minuut keerde mevrouw Percell terug naar het kleine kantoortje, gevolgd door een oudere man. Hij zag er moe uit, maar was, net als mevrouw Percell, meer dan bereid om te helpen. “H?, mensen,” zei hij en glimlachte moe. “Hoe kan ik u helpen?” “We zijn op zoek naar details over een vrouw waarvan we bijna zeker zijn dat ze drie ochtenden geleden bij halte achtentwintig op de hoek van Carlton en de Koningstraat in de bus is gestapt,” zei Mackenzie. “Denk je dat je ons daarmee zou kunnen helpen?” “Waarschijnlijk wel,” zei Michael. “Er zijn niet veel mensen die daar 's ochtends instappen. Ik krijg er nooit meer dan vier of vijf.” Bryers haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn, deed er even iets mee, en vond een foto van Susan Kellerman. “Dit is ze,” zei hij. “Ziet ze er bekend uit?” “H?, ja, ik herken haar,” zei Michael, een beetje te opgewonden naar de mening van Mackenzie. “Lieve meid. Altijd erg aardig.” “Weet je nog waar ze drie ochtenden geleden uit is gestapt?” “Jawel,” zei Michael. “Ik vond het al vreemd omdat ze ongeveer twee weken lang om de andere ochtend, altijd bij een andere bushalte uitstapte. Op een ochtend maakte ik een praatje met haar en ze vertelde me dat ze vanaf haar gebruikelijke stop twee blokken moest lopen om op ??n of ander kantoor te werken. Maar drie dagen geleden stapte ze op het station uit in plaats van bij een tussenstop. Ik zag haar op een andere bus springen. Ik hoopte eigenlijk dat ze een betere baan of zoiets had gekregen, en daarom een andere route nam.” “Waar stapte ze uit?” Vroeg Mackenzie. “Dupont Circle.” “Hoe laat denk je dat dat ongeveer was?” “Waarschijnlijk rond kwart voor negen of zo,” antwoordde Michael. “Zeker niet later dan negen uur.” “Dat kunnen we controleren in onze administratie,” zei mevrouw Percell. “Dat zou geweldig zijn,” zei Bryers. Mevrouw Percell ging weer aan het werk achter het beduimelde kleine bureautje terwijl Michael de Agenten verliefd aankeek. Hij keek opnieuw naar de foto op de telefoon van Bryers en fronste. “Is er iets ergs met haar gebeurd?” Vroeg hij. “Om eerlijk te zijn, ja,” zei Mackenzie. “Dus als je ons iets meer zou kunnen vertellen over die ochtend zou dat geweldig zijn.” “Nou, ze droeg een koffer, eentje zoals vertegenwoordigers bij zich hebben. Geen aktetas, maar een goedkoper ding, weet je wel? Ze verkocht spullen voor de kost, voedingssupplementen en zo. Ik dacht dat ze misschien op weg was naar een klant.” “Weet je in welke bus ze is gestapt na de jouwe?” Vroeg Mackenzie. “Nou, ik herinner me het nummer van de bus niet, maar ik herinner me wel dat ik de Zwarte Molenstraat op de bestemmingsindicator in de voorruit zag. Dat vond ik nogal vreemd...waarom zou zo’n mooi meisje naar dat deel van de stad te gaan.” “Wat bedoelt u daarmee?” “Ach, de buurt zelf is wel ok?, denk ik. De huizen zijn niet al te slecht en ik denk dat de meeste mensen daar fatsoenlijke mensen zijn. Maar het is wel ??n van de locaties waar de niet-zo aardige mensen rondhangen en hun ding doen. Toen ik zes jaar geleden voor deze taak werd opgeleid, werden de chauffeurs ge?nformeerd op welke plaatsen we alert moesten zijn op gevaar. De Zwarte Molenstraat was daar een van.” Mackenzie dacht hier diep over na en realiseerde zich dat ze alle waardevolle informatie hadden gekregen die ze van Michael Garmond konden krijgen. Ze wilde effici?nt lijken voor Bryers, maar ze wilde ook niet overkomen alsof ze tijd verspilde aan triviale details. “Hartelijk dank, mijnheer Garmond,” zei Mackenzie. “De stop bij Dupont Circle was om acht uur achtenveertig, Agenten.” voegde mevrouw Percell er van achter het bureau nog aan toe. Toen ze zich omdraaiden en liepen zwijjgend naar buiten, totdat ze bij de trap terug naar boven aankwamen. Terwijl ze op de trap naar boven verbrak Bryers de stilte. “Hoe lang ben je nu al in Quantico?” Vroeg hij. “Elf weken.” “Dan ben je waarschijnlijk nog niet bekend met de buitenwijken van de stad, h??” “Nee.” “Ooit in Zwarte Molenstraat geweest?” “Niet dat ik weet,” zei Mackenzie. “Je mist er niks aan. Maar hey, misschien hoeven we niet zo ver te gaan. We beginnen bij Dupont Circle en kijken daar rond. Misschien kunnen we iets vinden op de beveiligings- camera's.” “Nu?” “Ja, nu,” zei Bryers. Er klonk een sprankje van ergernis door in zijn stem, het eerste teken dat hij moe werd van de samenwerking met een groentje, hoe veelbelovend ze ook mocht zijn. “Wanneer er een moordenaar vrij rondloopt, dan houden we ons niet aan de klok.” Er lagen verschillende antwoorden op het puntje van haar tong, maar ze kon deze nog net op tijd inslikken. Hij had natuurlijk gelijk. Als ze iets had geleerd van haar beproeving met de Vogelverschrikker Moordenaar was het wel dat wanneer je op jacht was naar een moordenaar waarvan elk spoor ontbrak, iedere minuut telde. HOOFDSTUK VIJF Toen Mackenzie en Bryers om vijf uur op het Dupont Circle Station arriveerden, begon net de drukte van de middagspits voor vertraging te zorgen. Onderweg was het gesprek weer oppervlakkig geweest en stroef verlopen omdat Bryers stil en gereserveerd bleef. Toen ze uit de auto stapten en naar het station liepen voelde Mackenzie zich voor het eerst echt ongemakkelijk. Ze dacht niet dat hij een hekel aan haar had, maar hij had waarschijnlijk wel twijfels over het plan dat hij en Ellington bedacht hadden. Toen ze het station binnen liepen verbrak Bryers eindelijk de stilte. Hij liep naar de zijkant van de deuren en keek toe hoe een stroom van mensen zich een weg door de opening baanden. “Ben je hier al eens eerder geweest?” Vroeg hij. “Nee,” zei Mackenzie. “Ik ging altijd naar het Union Station.” Bryers haalde zijn schouders op. “Het maakt niet uit op welk station je bent; er is altijd een hoek die net een beetje ranziger is dan de rest van het station. Het moeilijke is dat deze meestal goed verborgen ligt.” “Dus je denkt dat ze is meegenomen terwijl ze weer op weg naar huis was? Denk je dat iemand haar hier heeft gepakt terwijl ze wilde overstappen?“ “Het is een mogelijkheid. Wat denk jij?” “Ik denk dat we de Zwarte Molenstraat moeten controleren. Jij en de buschauffeur zeiden dat de plaats slecht nieuws was.” “We zullen waarschijnlijk daar eindigen,” zei Bryers. “Maar ik heb een voorgevoel. Wanneer je lang genoeg in deze stad meedraait begin je een soort van antenne te krijgen voor bepaalde zaken.” Zijn cryptische praatje was vervelend, maar ze bedacht dat wanneer ze zou zwijgen en toekijken, misschien echt iets zou kunnen leren. Na een minuut of zo bij de deuren te hebben gestaan om ?naar de menigte te kijken, ging Bryers langzaam naar voren en gebaarde Mackenzie om hem te volgen. Ze bleef dichtbij, maar niet zo dichtbij dat ze hem in de weg liep. Hij liep nonchalant door de menigte, alsof hij geen echt doel had om ergens naartoe te gaan. Hij ging heel goed in de massa op; alleen iemand die echt de tijd nam om hem te bestuderen kon vermoeden dat hij als een soort van wetsdienaar werkte. Ze baande zich een weg door de hoofdgang naar een plek waar zes bussen stonden te wachten. Passagiers stapten uit twee van de bussen en de anderen stonden te wachten op passagiers. Terwijl ze naar de bussen liepen, keek Mackenzie naar hun bestemmingen die boven de voorruiten te lezen was. Voor zover ze kon beoordelen waren de volgende haltes van deze bussen allemaal in de historische wijk van het centrum van Georgetown. “Deze kant op,” riep Bryers. Mackenzie keek weg van de bussen en bleef achter Bryers lopen terwijl hij verder door de hal liep. De bussen reden nu achter hen terwijl de stroom mensen een beetje minder werd. Door gewoon een hoek om te lopen leek het tafereel drastisch te veranderen. Hier waren minder mensen in normale of gewone werkkleding. Ze zag een dakloze man tegen de muur zitten en drie tieners die overwegend in het zwart gekleed waren, versierd met grote oorbellen en neuspiercings en overal tatoeages hadden. Toen ze de hoek om liepen begon Bryers wat langzamer te lopen, hij nam de scene goed in zich op. Mackenzie deed hetzelfde en probeerde de ruimtelijke indeling van de locatie in kaart te brengen en de samenstelling van de mensen te bestuderen, op eenzelfde manier zoals Bryers dat zou doen. Het duurde slechts enkele seconden voordat ze iets zag dat haar direct argwanend maakte. Een jongeman met een kort, militair-achtig kapsel en gekleed in een gewoon T-shirt en spijkerbroek praatte tegen een meisje dat zeker niet ouder was dan zestien. Mackenzie kende de blik op het gezicht van het meisje, omdat de meeste meisjes van die leeftijd gemakkelijk te interpreteren waren: ze hield van de aandacht die de man haar gaf, maar voelde zich ook ongemakkelijk bij zijn benadering. Ze zag dat de man een hand in zijn zak hield. Ze was er vrij zeker van dat hij geen wapen had, maar er waren tal van andere dingen die hij kon verbergen. Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923026&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.