Òàê âðûâàåòñÿ ïîçäíèì èþëüñêèì óòðîì â îêíî Ïîæåëòåâøèé èññîõøèé ëèñò èç íåáåñíîé ïðîñèíè, Êàê ïå÷àëüíûé çâîíîê, êàê ñèãíàë, êàê óäàð â ëîáîâîå ñòåêëî: Memento mori, meus natus. Ïîìíè î ñìåðòè. Ãîòîâüñÿ ê îñåíè.

Voor Nu en Voor Altijd

Voor Nu en Voor Altijd Sophie Love De Herberg van Sunset Harbor #1 VOOR NU EN VOOR ALTIJD is een zeer goed geschreven roman, over de worstelingen van een vrouw (Emily) die haar ware identiteit probeert te vinden. De auteur is er fantastisch in geslaagd de personages tot leven te brengen en de omgeving te beschrijven. De romantiek is er, maar het ligt er niet te dik bovenop. Hulde aan de auteur voor deze geweldige start van een serie die zeer vermakelijk belooft te worden. Books and Movies Reviews, Roberto MattosEmily Mitchell, 35, woont en werkt in New York City, en heeft zich door een reeks gefaalde relaties geworsteld. Als haar vriend, met wie ze al 7 jaar een relatie heeft, haar mee uit neemt voor een langverwacht jubileumdiner, weet Emily zeker dat het deze keer anders zal zijn, dat ze deze keer eindelijke de ring zal krijgen. Maar als hij haar in plaats daarvan een klein flesje parfum geeft, weet Emily dat het tijd is om het uit te maken – en om haar hele leven weer een frisse start te geven. Wankelend onder haar onbevredigende leven vol druk, besluit Emily dat het tijd is dat er iets verandert. Ze besluit zomaar naar haar vaders verlaten huis aan de kust van Maine te rijden, een uitgestrekt, historisch huis waar ze als kind vele magische zomers doorbracht. Maar het huis, lang verwaarloosd, moet nodig opgeknapt worden, en de winter is geen goede tijd om in Maine te zijn. Emily is daar al 20 jaar niet geweest, vanaf de tijd dat haar zus door een tragisch ongeluk om het leven kwam, wat haar familie verbrijzelde. Haar ouders gingen scheiden, haar vader verdween, en Emily kon zich er nooit toe zetten terug te gaan naar dat huis. Nu, om ??n of andere reden, nu haar leven overhoop ligt, voelt Emily de aantrekkingskracht van de enige plek die ze kent uit haar kinderjaren. Het is haar bedoeling om er alleen een weekend naartoe te gaan, om haar hoofd leeg te maken. Maar er is iets aan het huis, de talloze geheimen, de herinneringen aan haar vader, de allure van de zee, het stadje in de buurt – en bovenal de mooie, mysterieuze opzichter – wat haar niet wil laten gaan. Kan ze hier de antwoorden vinden waar ze naar op zoek was, op de meest onverwachte plaats?Kan een weekend een leven lang worden?VOOR NU EN VOOR ALTIJD is boek #1 in de debuutreeks van een schitterende nieuwe romantische serie die u zal laten lachen, en huilen, en u tot diep in de nacht aan het lezen zal houden – en ervoor zal zorgen dat u weer helemaal verliefd wordt op romantiek. Boek #2 zal binnenkort verkrijgbaar zijn. VOOR NU EN VOOR ALTIJD (DE HERBERG VAN SUNSET HARBOR - BOEK 1) S O P H I E L O V E Sophie Love Sophie Love is al haar hele leven fan van het romantische genre en ze is verheugd haar eerste romantische serie aan te kunnen bieden: Voor nu en voor altijd (De herberg van Sunset Harbor – boek 1). Sophie zou het heel leuk vinden iets van u te horen: op www.sophieloveauthor.com (http://www.sophieloveauthor.com) kunt u haar een e-mail sturen, inschrijven voor de nieuwsbrief, gratis e-books ontvangen, het laatste nieuws lezen en in contact blijven. Copyright © 2016 door Sophie Love. Alle rechten voorbehouden. Tenzij toegestaan uit hoofde van de Auteurswet van de VS uit 1976, mag geen enkel gedeelte van deze publicatie gekopieerd, verspreid of overgedragen worden, op geen enkele manier, of opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur. Dit E-book is enkel voor u persoonlijk bestemd. Dit E-book mag niet doorverkocht worden, of weggeven worden aan anderen. Als u dit boek wilt delen met iemand anders, koop dan een extra exemplaar voor iedere ontvanger. Als u dit boek leest zonder het gekocht te hebben, of als het niet alleen voor uw gebruik is aangeschaft, retourneer het dan, en koop uw eigen exemplaar. Dank u wel voor het respecteren van het harde werk van de auteur. Dit werk is fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur, of worden gebruikt in een fictieve context. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. Cover ontwerp: copyright STILLFX, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com. BOEKEN VAN SOPHIE LOVE DE HERBERG VAN SUNSET HARBOR VOOR NU EN VOOR ALTIJD (Boek #1) VOOR ALTIJD EN EEUWIG (Boek #2) VOOR ALTIJD BIJ JOU (Boek #3) INHOUD HOOFDSTUK EEN (#ub0a68c66-311c-5efc-b937-ace39375c4e3) HOOFDSTUK TWEE (#u58184faf-9623-5674-b9a7-4c9e1867fd0e) HOOFDSTUK DRIE (#u291e22c9-f0e8-5f3a-a041-aa107a2848bf) HOOFDSTUK VIER (#u58fc991e-bf46-5bc2-8117-6ad0d8140dda) HOOFDSTUK VIJF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZES (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EEN Emily liet haar handen over het zwarte zijdeachtige materiaal van haar jurk glijden, om de kreukels voor misschien wel de honderdste keer die avond glad te strijken. “Je ziet er nerveus uit,” zei Ben. “Je hebt je eten bijna niet aangeraakt.” Ze wierp een snelle blik op de half opgegeten kip op haar bord en keek toen weer naar Ben, die tegenover haar zat aan de prachtig gedekte eettafel. Zijn gezicht was verlicht door het kaarslicht. Hij had haar meegenomen naar het meest romantische restaurant van New York, omdat ze die dag zeven jaar samen waren. Natuurlijk was ze nerveus. Vooral omdat het kleine doosje van Tiffany’s dat ze weken eerder in zijn sokkenla had gevonden, er die avond niet meer had gelegen. Ze was er zeker van dat hij vanavond eindelijk een aanzoek zou doen. De gedachte alleen al deed haar hart sneller kloppen. “Ik heb gewoon niet zo’n honger,” antwoordde ze. “Oh,” zei Ben, met een lichtelijk verstoorde blik. “Betekent dat dat je geen trek hebt in een toetje? Ik keek nogal uit naar de gezouten butterscotch mousse.” Ze had bepaald geen trek in een toetje, maar vreesde ineens dat Ben de ring misschien in de mousse had verstopt. Het zou een wat oubollige manier zijn om een aanzoek te doen, maar inmiddels zou ze overal genoegen mee nemen. Het zou een understatement zijn om te zeggen dat Ben last had van bindingsangst. Pas toen ze twee jaar samen waren had hij het goed gevonden dat ze haar tandenborstel bij hem achterliet en pas na vier jaar had hij besloten dat ze bij hem in kon trekken. Als ze het alleen al over kinderen had, werd hij zo bleek als een vaatdoek. “Je mag de mousse gerust bestellen als je er zin in hebt,” zei ze. “Ik heb m’n glas wijn nog.” Ben haalde zijn schouders op en wenkte toen naar de ober, die snel zijn lege bord en haar overgebleven stuk kip kwam weghalen. Ben stak zijn armen uit en nam haar handen in de zijne. “Heb ik al gezegd dat je er vanavond prachtig uitziet?” vroeg hij. “Nog niet,” zei ze met een verlegen lachje. Hij lachte ook naar haar. “In dat geval, je ziet er prachtig uit.” Toen stopte hij zijn hand in zijn zak. Het leek alsof haar hart ophield met kloppen. Dit was het dan. Het ging echt gebeuren. Al die jaren van zorgen, van het beoefenen van het geduld van een Boeddhistische monnik, zouden eindelijk hun vruchten afwerpen. Ze stond op het punt het ongelijk van haar moeder te bewijzen, haar moeder die ervan leek te genieten als ze tegen Emily zei dat ze een man als Ben nooit in het huwelijksbootje zou krijgen. Om nog maar te zwijgen over haar beste vriendin Amy, die er de laatste tijd een handje van had om Emily na een glas wijn te smeken geen tijd meer te verspillen aan Ben, omdat vijfendertig zeker niet “te oud is om de ware liefde te vinden”. Ze slikte de brok in haar keel weg toen Ben het doosje van Tiffany’s uit zijn zak haalde en het over de tafel naar haar toe schoof. “Wat is dit?” wist ze uit te brengen. “Maak maar open,” antwoordde hij met een grijns. Hij was niet op ??n knie gaan zitten, merkte Emily op, maar dat was ok?. Ze had die traditie niet nodig. Ze had alleen een ring nodig. Wat voor ring dan ook. Ze pakte het doosje, maakte het open en fronste. “Wat … krijgen we nou…?” stamelde ze. Ze staarde geschokt naar de inhoud van het doosje. Het was een klein flesje parfum. Ben grijnsde, alsof hij zeer tevreden was met zijn aankoop. “Ik wist ook niet dat ze parfum verkochten,” antwoordde Ben. “Ik dacht dat ze alleen maar veel te dure sieraden verkochten. Wil je dat ik het bij je op doe?” Ineens lukte het Emily niet meer om haar emoties in bedwang houden en ze barstte in tranen uit. Al haar hoop viel in duigen. Ze voelde zich zo stom dat ze ooit had kunnen denken dat hij vanavond een aanzoek ging doen. “Waarom huil je?” zei Ben fronsend, plotseling gekrenkt. “De mensen kijken.” “Ik dacht…” stamelde Emily, terwijl ze haar ogen afdepte met het tafelkleed, “met het restaurant, en omdat het ons jubileum is…” Ze kreeg haar woorden er bijna niet uit. “Ja,” zei Ben op koele toon. “Het is ons jubileum en ik heb een cadeau voor je gekocht. Het spijt me als het niet goed genoeg is, maar je hebt mij helemaal niets gegeven.” “Ik dacht dat je een aanzoek ging doen!” riep Emily uiteindelijk terwijl ze haar servet op tafel gooide. De mensen om hen heen stopten met eten en het viel stil in de ruimte. Iedereen staarde haar aan. Het kon haar niets meer schelen. De ogen van Ben werden groot van angst. Hij zag er nog banger uit dan die keer dat ze het had gehad over de mogelijkheid van een gezinnetje stichten. “Waarom zou je willen trouwen?” zei hij. Emily zag het op dat moment allemaal heel helder. Ze keek naar hem alsof ze hem voor de eerste keer zag. Ben zou nooit veranderen. Hij zou nooit over zijn bindingsangst heen komen. Haar moeder, Amy, ze hadden allebei gelijk. Ze had jaren gewacht op iets wat duidelijk nooit zou gebeuren, en dit minuscule flesje parfum was de druppel die de emmer deed overlopen. “Het is voorbij,” zei Emily ademloos. Haar tranen waren ineens gestopt. “Het is echt voorbij.” “Ben je dronken?” riep Ben vol ongeloof. “Eerst wil je trouwen en nu wil je het uitmaken?” “Nee,” zei Emily. “Ik ben gewoon niet meer blind. Dit, jij, ik. Het is nooit goed geweest.” Ze stond op en liet haar servet op haar stoel vallen. “Ik ga verhuizen,” zei ze. “Ik slaap vannacht bij Amy en haal morgen mijn spullen op.” “Emily,” zei Ben, die zijn hand naar haar uitstak. “Kunnen we hier alsjeblieft over praten?” “Waarom?” snauwde ze. “Zodat je me kan overtuigen om nog zeven jaar te wachten voor we ons eigen huis kopen? Nog tien jaar voordat we een gezamenlijke bankrekening openen? Zeventien jaar voordat je er ook maar over na wil denken om samen een kat te nemen?” “Alsjeblieft,” zei Ben zachtjes, met een blik op de naderende ober die zijn toetje kwam brengen. “Je schopt een scene.” Emily wist het, maar het kon haar niets schelen. Ze zou niet van gedachten veranderen. “We hebben niets meer om over te praten,” zei ze. “Het is voorbij. Geniet van je gezouten butterscotch mousse!” En met die woorden stormde ze het restaurant uit. HOOFDSTUK TWEE Emily staarde naar haar toetsenbord en probeerde haar vingers ertoe aan te zetten om te bewegen. Dat ze iets zouden doen, wat dan ook. Er verscheen nog een e-mail in haar inbox, en ze keek ernaar zonder echt iets te zien. Het geluid van het kantoor-geklets om haar heen ging het ene oor in en het andere oor uit. Ze kon zich niet concentreren. Ze voelde zich verdwaasd. Het hielp ook niet bepaald dat ze helemaal niet had geslapen op de bobbelige bank van Amy. Ze was al een uur op haar werk, maar ze had nog niets gedaan behalve haar computer aanzetten en een kop koffie drinken. Haar hoofd zat vol met herinneringen aan de avond ervoor. Het gezicht van Ben bleef door haar hoofd malen. Elke keer dat ze aan de avond dacht, werd ze overspoeld door een golf van lichte paniek. Haar telefoon begon te knipperen en toen ze naar het scherm keek zag ze voor de zoveelste keer Ben’s naam. Hij was haar weer aan het bellen. Ze had nog niet een keer opgenomen. Waar zouden ze nu over moeten praten? Hij had zeven jaar de tijd gehad om te beslissen of hij bij haar wilde zijn of niet. Een laatste poging om alles goed te maken, ging nu niet meer werken. De telefoon op haar bureau gin over. Ze schrok op uit haar gedachten en nam op. “Hallo?” “Hoi, Emily, met Stacey van de vijftiende verdieping. Volgens de agenda zou je de vergadering van vanmorgen bijwonen, en ik wilde even nagaan waarom je er niet was.” “Shit!” riep Emily uit en ze gooide de telefoon neer. Ze was de vergadering helemaal vergeten. Ze sprong op vanachter haar bureau en rende door het kantoor naar de lift. Haar collega’s leken haar paniek grappig te vinden en begonnen te fluisteren als melige kinderen. Toen ze de lift bereikte, sloeg ze met haar hand tegen de knop. “Kom op, kom op, kom op!” Het duurde lang, maar uiteindelijk kwam de lift. Zodra de deuren open gleden, haastte Emily zich naar binnen en ze botste tegen iemand op die naar buiten kwam. Toen ze een stap naar achteren deed, zag ze dat de persoon tegen wie ze op was gebotst haar bazin Izelda was. “Het spijt me zo,” stamelde Emily. Izelda nam haar goed in zich op. “Wat spijt je precies? Dat je me bijna omverliep, of dat je de vergadering hebt gemist?” “Allebei,” zei Emily. “Ik ging daar nu net naartoe. Het was me compleet ontschoten.” Ze voelde het hele kantoor naar haar staren. Het laatste waar ze nu behoefte aan had was publieke vernedering, iets wat Izelda heel graag uitdeelde. “Heb je een agenda?” zei Izelda op koele toon, en deed haar armen over elkaar. “Ja.” “En je weet hoe die werkt? Hoe je moet schrijven?” Emily hoorde de mensen achter haar rug proberen hun lachen in te houden. Haar eerste reactie was om te verwelken als een bloem. Voor gek gezet worden terwijl mensen toekeken was een nachtmerrie voor haar. Maar net als in het restaurant gisteren, raakte ze ineens bevangen door een vreemd gevoel van helderheid. Izelda was geen gezagdrager tegen wie ze op moest kijken en van wie ze alles maar moest accepteren. Ze was gewoon een bittere vrouw die haar boosheid afreageerde op iedereen die haar pad kruiste. En al die collega’s die achter haar rug tegen elkaar aan het fluisteren waren, waren niet van belang. Emily werd ineens overspoeld door een golf van gewaarwording. Haar relatie met Ben was niet het enige wat ze niet leuk vond aan haar leven. Ze had ook een hekel aan haar baan. Deze mensen, dit kantoor, Izelda. Ze zat hier al jaren vast, net zoals ze vast had gezeten in haar relatie met Ben. En ze ging het hier niet meer bij laten. “Izelda,” zei Emily, en dat was voor het eerst dat ze haar bazin bij haar voornaam aansprak, “Om eerlijk te zijn, ik heb de vergadering gemist omdat ik het was vergeten. Dat is geen ramp.” Izelda keek haar boos aan. “Hoe durf je!” snauwde ze. “Ik zal je de hele komende maand tot middernacht aan je bureau laten werken, tot je leert hoe belangrijk het is om op tijd te zijn!” Met deze woorden liep Izelda langs Emily. Daarbij botste ze expres tegen haar schouder op, alsof ze weg wilde benen nu ze haar punt gemaakt had. Maar Emily dacht daar heel anders over. Ze greep Izelda bij haar schouder en hield haar tegen. Izelda draaide zich met een grimmige blik naar haar om, terwijl ze Emily’s hand wegveegde alsof ze door een slang was gebeten. Maar Emily gaf zich niet zomaar gewonnen. “Ik was nog niet klaar,” zei Emily kalm. “Het ergste van de wereld is deze plek. Dat ben jij. Dat is deze stomme, kleingeestige, ziel-verterende baan.” “Pardon?” riep Izelda uit. Haar gezicht liep rood aan van woede. “Je hebt me wel gehoord,” antwoordde Emily. “Sterker nog, ik weet zeker dat iedereen me gehoord heeft.” Emily wierp een blik over haar schouder naar haar collega’s, die stomverbaasd naar haar staarden. Niemand had verwacht dat de stille, meegaande Emily zo uit haar slof zou schieten. Ze dacht weer aan de waarschuwing van Ben gisteravond, dat ze “een scene aan het schoppen was”. En nu deed ze het weer. Alleen deze keer genoot ze ervan. “Voor mijn part mag je deze baan terug hebben, Izelda,” voegde Emily toe, “en hem in je reet steken.” Ze kon de mensen achter zich praktisch naar adem horen snakken. Ze drong zich langs Izelda de lift in en draaide zich met een ruk om. Ze drukte op de knop voor de begane grond en realiseerde zich met een overweldigende opluchting dat het de laatste keer in haar leven zou zijn. Ze bekeek het tafereel van haar stomverbaasde collega’s die naar haar staarden tot de deuren dicht gleden en hen aan het oog onttrokken. Ze haalde diep adem, en ze voelde zich vrijer en lichter dan ooit tevoren. * Emily rende de trap naar haar appartement op en besefte dat het niet echt haar appartement was. Dat was het nooit geweest. Het had altijd gevoeld alsof ze in Ben’s ruimte woonde, dat ze zichzelf zo klein en onopvallend mogelijk moest maken. Ze frommelde met haar sleutels, dankbaar dat hij op zijn werk was en dat ze zich geen zorgen hoefde te maken over een ontmoeting met hem. Ze stapte naar binnen en bekeek alles met een nieuwe blik. Niets in de woning was haar smaak. Alles leek een nieuwe betekenis te krijgen: de lelijke bank waar zij en Ben ruzie over hadden gemaakt (een ruzie die hij had gewonnen), de stomme salontafel die ze weg had willen doen, omdat ??n van de poten korter was dan de andere, zodat het altijd wiebelde (maar waar Ben om ‘sentimentele redenen’ aan gehecht was, en dus was het ding gebleven), de veel te grote TV die veel te veel geld had gekost en veel te veel ruimte in beslag nam (maar Ben had gezegd dat hij dit echt nodig had om sport te kijken, omdat dit ‘de enige reden’ was dat hij niet gek werd). Ze greep een paar boeken van de plank, en het viel haar op dat haar romantische boeken waren verbannen naar de schaduwplekken op de onderste plank. Ben was altijd bezorgd dat hun vrienden zouden denken dat hij niet intellectueel genoeg was als ze romantische boeken in de kast zouden zien staan. Hij hield meer van academische teksten en filosofen, hoewel hij hier nooit iets van leek te lezen. Ze liet haar ogen over de foto’s op de schoorsteen glijden om te kijken of er iets stond wat ze mee wilde nemen, en het viel haar op dat iedere foto waar zij op stond met Bens familie was. Daar waren ze op de verjaardag van zijn nichtje, op de bruiloft van zijn zus. Er was geen enkele foto van haar met haar moeder, haar enige familie, en Ben had ook nooit tijd met hen beiden doorgebracht. Emily voelde opeens dat ze een vreemde in haar eigen leven was geweest. Ze had jarenlang het pad van een ander gevolgd, in plaats van haar eigen weg te cre?ren. Ze haastte zich door het appartement, de badkamer in. Hier stonden de enige dingen waar ze iets om gaf: haar lekkere badproducten en haar make-up. Maar zelfs dat was een probleem voor Ben. Hij had alleen maar geklaagd over hoeveel producten ze had, om haar duidelijk te maken dat het geldverspilling was. “Het is mijn geld om te verspillen!” schreeuwde Emily tegen haar spiegelbeeld, terwijl ze al haar spullen in een boodschappentas gooide. Ze was zich ervan bewust dat ze wel gek leek, zoals ze zich door de badkamer bewoog en halflege flesjes shampoo in haar tas gooide, maar het kon haar niets schelen. Haar leven met Ben was niets meer dan een leugen geweest en ze wilde er zo snel mogelijk aan ontsnappen. Vervolgens rende ze de slaapkamer in en pakte haar koffer onder het bed vandaan. Ze propte snel haar kleren en schoenen erin. Zodra ze klaar was met het verzamelen van haar spullen, sleepte ze alles mee naar buiten, de straat op. Toen, als een laatste symbolisch gebaar, ging ze het appartement weer in, om haar sleutel op Ben’s ‘sentimentele’ salontafel te leggen. Toen vertrok ze, definitief. Pas toen ze op de hoek van de straat stond, drong het tot Emily door wat ze gedaan had. Binnen een paar uur had ze ervoor gezorgd dat ze werkloos en dakloos was. Zichzelf single maken was een ding, maar haar hele leven weggooien was iets heel anders. Ze voelde kleine vlinders van paniek in haar buik. Haar handen trilden terwijl ze haar telefoon tevoorschijn haalde en Amy’s nummer intoetste. “Hey, hoe gaat het?” zei Amy. “Ik heb iets gestoords gedaan,” antwoordde Emily. “Vertel…” moedigde Amy haar aan. “Ik heb ontslag genomen.” Ze hoorde Amy scherp uitademen aan de andere kant van de lijn. “O, gelukkig,” zei haar vriendin. “Ik dacht dat je me ging vertellen dat je weer terug was bij Ben.” “Nee, nee, juist het tegenovergestelde. Ik heb mijn spullen gepakt en ben vertrokken. Ik sta nu op straat als een tassendame.” Amy begon te lachen. “Ik heb nu een fantastisch plaatje in mijn hoofd.” “Dit is niet grappig!” antwoordde Emily, meer in paniek dan ooit. “Wat moet ik nu doen? Ik heb ontslag genomen. Ik kan geen nieuw appartement krijgen zonder baan!” “Je moet toegeven dat het een beetje grappig is,” antwoordde Amy, lachend. “Breng het gewoon allemaal hier,” voegde ze er nonchalant aan toe. “Je weet dat je bij mij kunt wonen totdat er een oplossing is.” Maar dat wilde Emily niet. Ze had net jarenlang in de ruimte van iemand anders gewoond en het gevoel gehad dat ze een huurder was in haar eigen huis, alsof Ben haar een gunst verleende door haar bij hem te laten wonen. Dat wilde ze niet meer. Ze moest haar eigen leven gaan maken, op haar eigen benen staan. “Dat is lief aangeboden,” zei Emily, “maar ik moet een tijdje m’n eigen ding doen.” “Ik snap het,” antwoordde Amy. “Wat ga je dan doen? Een tijdje de stad uit? Je hoofd leegmaken?” Dat zette Emily aan het denken. Haar vader had een huis in Maine. Ze hadden daar de zomers doorgebracht toen ze nog een kind was, maar het stond al leeg sinds hij twintig jaar geleden was verdwenen. Het was oud, vol karakter, en het was ooit prachtig geweest, op een historische manier; het was eerder een uitgebreide B&B waar hij niks mee kon, dan een huis. Het was in die dagen nauwelijks bewoonbaar geweest en Emily wist dat het er niet goed aan toe zou zijn, nu het al twintig jaar leeg stond; en het zou ook niet hetzelfde zijn nu het leeg was, of nu ze geen kind meer was. Om nog maar te zwijgen van het feit dat het niet bepaald zomer was. Het was februari! Maar toch, het idee van een paar dagen gewoon op de veranda zitten, naar de oceaan kijken, op een plek die van haar was (op een bepaalde manier) leek opeens wel heel romantisch. New York voor een weekend ontvluchten zou een goede manier zijn om haar hoofd leeg te maken en te bedenken wat ze zou gaan doen. “Ik moet gaan,” zei Emily. “Wacht,” antwoordde Amy. “Vertel me eerst waar je naartoe gaat!” Emily haalde diep adem. “Ik ga naar Maine.” HOOFDSTUK DRIE Emily moest verschillende metro’s nemen om bij de langparkeerplaats in Long Island City te komen, waar haar oude, verlaten, krakkemikkige auto op haar stond te wachten. Het was jaren geleden dat ze ermee gereden had, omdat Ben altijd reed zodat hij zijn geliefde Lexus aan de wereld kon tonen. Terwijl ze over de grote, schaduwrijke parkeerplaats liep, haar koffer achter zich aan slepend, vroeg ze zich af of ze nog kon rijden. Het was nog zoiets dat ze had laten gaan tijdens haar relatie. De reis hiernaartoe, naar deze parkeerplaats in een buitenwijk van de stad, had voor haar gevoel eindeloos geduurd. Terwijl ze naar haar auto liep galmde de echo van haar voetstappen over de ijskoude parkeerplaats. Ze was bijna te moe om door te gaan. Ze vroeg zich af of ze een fout maakte. Moest ze teruggaan? “Daar is ze.” Emily draaide zich om en zag de garagemedewerker met een glimlach naar haar krakkemikkige auto kijken, alsof hij er medelijden mee had. Hij stak zijn hand uit om haar de sleutels te geven. De gedachte dat ze nog een rit van acht uur voor de boeg had voelde overweldigend, onmogelijk. Ze was al doodop, fysiek en emotioneel. “Ga je ze aannemen?” vroeg hij uiteindelijk. Emily knipperde met haar ogen, zich er niet van bewust dat ze even van de wereld was geweest. Terwijl ze daar stond wist ze op een of andere manier dat dit een belangrijk moment was. Zou ze instorten en terugrennen naar haar oude leventje? Of zou ze sterk genoeg zijn om door te gaan? Ze schudde de donkere gedachten eindelijk van zich af en dwong zichzelf om sterk te zijn. In ieder geval voor nu. Ze pakte de sleutels aan en liep triomfantelijk naar haar auto. Ze probeerde moed en zelfverzekerdheid te laten zien terwijl ze wegliep, maar vanbinnen was ze bang dat de auto niet eens zou starten; en als hij wel zou starten, dat ze dan niet meer zou kunnen rijden. Ze ging in de ijskoude auto zitten, sloot haar ogen en stak de sleutel in het contact. Als hij startte, zei ze tegen zichzelf, dan was dat een teken. Als hij dood was, kon ze nog terug. Ze gaf het niet graag aan zichzelf toe, maar diep vanbinnen hoopte ze dat hij dood was. Ze draaide de sleutel om. De auto startte. * Het was een geweldige verrassing en troost voor Emily dat ze nog goed genoeg kon rijden. Al was ze een grillige bestuurder, ze wist in de basis nog wat ze moest doen. Ze hoefde alleen maar het gaspedaal in te trappen en te rijden. Het was bevrijdend om de wereld voorbij te zien glijden, en langzaam maar zeker raakte ze haar slechte humeur kwijt. Ze deed zelfs de radio aan toen ze zich herinnerde dat ze die had. Met de radio op een hoog volume en de ramen naar beneden, pakte Emily het stuur stevig beet. In haar hoofd zag ze eruit als een glorieuze sirene in een zwart-wit film uit 1940, met de wind die haar perfect gekapte kapsel in de war blies. In realiteit had de koude lucht van februari haar neus zo rood als een bes gemaakt en haar kapsel een pluizig zooitje. Ze was al snel de stad uit, en hoe verder ze naar het noorden reed, hoe groener de omgeving werd. Ze gaf zichzelf de tijd om de schoonheid van het landschap in zich op te nemen terwijl ze reed. Ze had zichzelf zo gemakkelijk verloren in de drukte van het stadsleven. Hoeveel jaren had ze voorbij laten gaan zonder te stoppen en om zich heen te kijken? Al snel werden de wegen breder met meer rijbanen, en toen zat ze op de snelweg. Ze gaf extra gas, liet haar krakkemikkige auto nog harder rijden, en voelde zich springlevend, betoverd door de snelheid. Al die mensen in hun auto’s, op weg naar andere plaatsen en zij, Emily, was eindelijk ??n van hen. Ze was opgewonden terwijl ze haar weg vervolgde en ze reed zo hard als ze durfde. Haar zelfvertrouwen leek vleugels te hebben terwijl de auto over de weg reed. Toen ze over de grens van de staat Connecticut reed, realiseerde ze zich dat ze echt wegging. Haar baan, Ben, ze had zich eindelijk ontdaan van al die bagage. Hoe noordelijker ze kwam hoe kouder het werd, en Emily moest eindelijk toegeven dat het gewoon te koud was om het raam open te hebben. Ze deed het raam dicht en wreef haar handen samen, wensend dat ze kleding droeg die beter bij het weer paste. Ze had New York verlaten in haar oncomfortabele werkkleding, en in nog een impulsief moment had ze het op maat gemaakte jasje en de stiletto’s uit het raam gegooid. Nu droeg ze alleen een dun shirt en de tenen van haar blote voeten leken wel ijsblokjes. Toen ze in de achteruitkijkspiegel naar haar spiegelbeeld keek, was er niets over van het plaatje van de filmster uit de veertiger jaren. Ze zag er niet uit. Maar het kon haar niets schelen. Ze was vrij en dat was het enige wat ertoe deed. De uren gleden voorbij en voor ze het wist lag Connecticut achter haar, een vage herinnering, gewoon een plek waar ze doorheen was gereden op weg naar een betere toekomst. Het landschap van Massachusetts was meer open. In plaats van het donkergroene van de altijd groene bomen, waren dit bomen die hun bladeren hadden laten vallen. Ze stonden als spichtige skeletten aan weerszijden van de weg, met sporen van sneeuw en ijs op de harde grond tussen hen in. Boven Emily begon de lucht van kleur te veranderen van helderblauw naar grijs, wat haar herinnerde aan het feit dat het donker zou zijn tegen de tijd dat ze Maine bereikte. Ze reed door Worcester, waar veel hoge huizen stonden, voorzien van houten panelen en geschilderd in verscheidene pastelkleuren. Emily dacht aan de mensen die hier woonden, aan hun levens en ervaringen. Ze was nog maar een paar uur van huis, maar alles was al vreemd voor haar: alle mogelijkheden, alle verschillende plaatsen om te wonen, te zijn en te bezoeken. Ze had zeven jaar lang een versie van het leven geleefd, altijd met de oude, bekende routine, iedere dag hetzelfde, wachten, wachten, wachten op meer. Al die tijd had ze gewacht tot Ben zover zou zijn, zodat ze kon beginnen met het volgende hoofdstuk van haar leven. Maar al die tijd had zij de macht gehad om haar eigen verhaal te schrijven. Ze reed over een brug en volgde Route 290 toen deze veranderde in Route 495. Er waren geen bomen meer om naar te kijken, alleen steile rotswanden. Haar maag begon te rommelen en gaf duidelijk aan dat ze de lunch had gemist. Ze dacht erover om even te stoppen bij een tankstation, maar de drang om in Maine te komen was te sterk. Ze kon eten als ze daar aankwam. Er gingen nog meer uren voorbij en ze reed New Hampshire in. De lucht ging open, de wegen waren breed en talrijk, en de velden strekten zich aan beide zijden uit zover het oog reikte. Emily moest denken aan hoe wijds de wereld was, aan hoeveel mensen er woonden. Haar gevoel van optimisme voerde haar voorbij Portsmouth, waar de vliegtuigen over haar heen vlogen. Ze kon hun motoren horen ronken terwijl ze langs de landingsbaan reed. Ze vervolgde haar weg, voorbij de volgende plaats, waar vorst te zien was langs beide zijden van de weg. Daarna reed ze langs Portland, waar de weg naast de treinrails liep. Emily nam elk detail in zich op, overdonderd door hoe groot de wereld was. Ze reed over de brug die Portland uit leidde. Ze wilde zo graag de auto stoppen en het uitzicht van de oceaan in zich opnemen. Maar de lucht werd donkerder en ze wist dat ze door moest rijden als ze voor middernacht bij Sunset Harbor wilde zijn. Het was nog minstens drie uur rijden vanaf waar ze was, en het klokje op haar dashboard gaf aan dat het al 9 uur ’s avonds was. Haar maag protesteerde weer, berispte haar omdat ze na de lunch ook het avondeten had gemist. Op de lijst van dingen waar Emily naar uitkeek zodra ze bij het huis aankwam, stond de hele nacht slapen bovenaan. De vermoeidheid begon toe te slaan; Amy’s bank was niet echt comfortabel geweest, en dan was er nog de emotionele beroering die Emily de hele nacht had doorstaan. Maar in het huis in Sunset Harbor wachtte het mooie hemelbed van donker eikenhout op haar in de hoofdslaapkamer, de kamer die haar ouders in gelukkiger tijden hadden gedeeld. De gedachte dat ze het hele bed voor zichzelf zou hebben was zeer aantrekkelijk. Er zat sneeuw in de lucht, maar Emily besloot niet de hele weg naar Sunset Harbor over de snelweg te gaan. Haar vader had graag over de minder bereden wegen gereden: een serie bruggen over de vele rivieren die richting de oceaan rond Maine stroomden. Ze verliet de snelweg, opgelucht dat ze eindelijk langzamer kon gaan rijden. De wegen voelden hier verraderlijker, maar de omgeving was prachtig. Emily staarde omhoog naar de sterren, die schenen boven het heldere, schitterende water. Ze volgde Route 1 langs de kust, en stelde zichzelf open voor alle schoonheid. De lucht veranderde van grijs in zwart, de weerspiegeling zichtbaar in het water. Het was alsof ze door de ruimte reed, op weg naar het oneindige. Op weg naar het begin van de rest van haar leven. * Moe van de eindeloze rit, vechtend om haar vermoeide ogen open te houden, werd ze weer een beetje wakker toen haar koplampen eindelijk het bord beschenen dat haar liet weten dat ze Sunset Harbor binnenreed. Haar hart klopte sneller van opluchting en afwachting. Ze passeerde de kleine luchthaven en reed de brug op die haar naar Mount Desert Island zou voeren. Met een gevoel van nostalgie herinnerde ze zich dat ze als kind in de auto had gezeten op deze brug. Ze wist dat het nog maar tien mijl was van hier naar het huis. Het zou niet meer dan twintig minuten zou duren voor ze haar bestemming bereikte. Haar hart begon te bonzen van de opwinding. Haar vermoeidheid en honger leken te verdwijnen. Ze zag het kleine houten bordje dat haar welkom heette in Sunset Harbor en lachte bij zichzelf. Er stonden hoge bomen aan weerszijden van de weg en het was een troostende gedachte voor Emily dat het dezelfde bomen waren als de bomen die ze als kind gezien had toen haar vader over deze weg had gereden. Een paar minuten later reed ze over een brug waar ze als kind op gelopen had, op een mooie herfstavond, met rode blaadjes die onder haar voeten hadden geknisperd. De herinnering was zo levendig dat ze zich zelfs de paarse wollen handschoenen voor de geest kon halen die ze had gedragen terwijl ze de hand van haar vader vasthield. Ze kon toen niet veel ouder dan vijf geweest zijn, maar de herinnering was zo duidelijk dat het gisteren geweest had kunnen zijn. Er kwamen meer herinneringen terug terwijl ze andere plekken passeerde: het restaurant waar ze geweldige pannenkoeken hadden, de camping die de hele zomer vol stond met scoutinggroepen, het smalle pad dat naar beneden leidde, naar Salisbury Cove. Toen ze het bord van Acadia National Park bereikte glimlachte ze, want ze wist dat ze nog maar twee mijl verwijderd was van haar uiteindelijke bestemming. Het leek erop dat ze het huis net op tijd zou bereiken; het begon te sneeuwen en haar krakkemikkige auto kon waarschijnlijk geen sneeuwstorm doorstaan. Alsof de auto een hint oppikte, begon hij een raar malend geluid te maken, ergens onder de motorkap. Emily beet op haar lip door de stress. Ben was altijd het meest praktisch geweest, de denker in de relatie. Zij was niet handig met mechanische dingen. Ze bad dat de auto het de laatste mijl zou volhouden. Maar het malende geluid werd erger, en al gauw kwam er een vreemd gezoem bij, gevolgd door een irritant klikgeluid, en uiteindelijk gepiep. Emily sloeg met haar vuisten tegen het stuur en vloekte onder haar adem. De sneeuw begon sneller en dikker te vallen en haar auto ging nog harder klagen, tot hij haperde en toen stopte. Emily zat daar hulpeloos te luisteren naar het gesis van de dode motor, en probeerde te bedenken wat ze moest doen. De klok liet haar weten dat het middernacht was. Er was geen ander verkeer, niemand was zo laat nog op weg. Het was doodstil en zonder het licht van haar koplampen, ontzettend donker Er waren geen straatlantaarns op deze weg, en de maan en sterren waren verborgen door de wolken. Het voelde eng en Emily vond het een perfect scenario voor een horrorfilm. Ze greep haar telefoon voor troost, maar zag dat ze geen ontvangst had. Door de aanblik van die vijf lege ontvangststreepjes werd ze nog bezorgder, en voelde ze zich nog meer ge?soleerd en alleen. Voor de eerste keer sinds ze vertrokken was en haar leven had achtergelaten, had Emily had gevoel dat ze een heel stomme beslissing had gemaakt. Ze stapte uit de auto en rilde door de koude sneeuwlucht die in haar vlees beet. Ze liep naar de motorkap en keek naar de motor, al wist ze niet precies waar ze naar zocht. Op dat moment hoorde ze het ronken van een truck. Haar hart maakte een sprongetje van opluchting terwijl ze in de verte tuurde en net twee koplampen zag die over de weg haar kant op kwamen. Ze begon met haar armen te zwaaien, als een signaal voor de truck die dichterbij kwam. Gelukkig stopte het voertuig, net achter haar auto. De uitlaatgassen waren goed zichtbaar in de koude lucht, terwijl de felle lampen de vallende sneeuwvlokken oplichtten. De deur van de bestuurder zwaaide open met veel gekraak, en twee voeten met zware laarzen knisperden in de verse sneeuw. Emily kon alleen het silhouet van de persoon voor haar zien, en was opeens verschrikkelijk bang dat ze de lokale moordenaar had gevonden. “Zit je in de problemen?” hoorde ze de schorre stem van een oude man zeggen. Emily wreef over haar armen en voelde kippenvel onder haar shirt, terwijl ze probeerde te stoppen met beven, opgelucht dat het een oude man was. “Ja, ik weet niet wat er gebeurd is,” zei ze. “Hij begon rare geluiden te maken, en toen stopte hij gewoon.” De man kwam dichterbij, zijn gezicht eindelijk onthuld door de lampen van zijn truck. Hij was erg oud, met ruw, wit haar op zijn gerimpelde gezicht. Zijn ogen waren donker, maar sprankelden van nieuwsgierigheid terwijl hij eerst Emily goed bekeek en toen de auto. “Weet niet wat er gebeurd is?” vroeg hij, zachtjes lachend. “Ik zal je vertellen wat er gebeurd is. Die auto daar is niet meer dan een hoop rotzooi. Ik ben verbaasd dat je er mee hebt kunnen rijden! Het lijkt er niet op dat je goed voor de wagen gezorgd hebt. En toen besloot je om een ritje te gaan maken in de sneeuw?” Emily had geen zin om bespot te worden, vooral omdat ze wist dat de oude man gelijk had. “Ik kom eigenlijk helemaal uit New York. De auto deed het al acht uur heel goed,” antwoordde ze en ze kon het niet helpen dat ze scherp klonk. De oude man floot zachtjes. “New York? Dat is nog eens wat… Wat brengt je zo ver van huis?” Emily had geen zin om haar verhaal te delen, dus ze zei alleen, “Ik ben op weg naar Sunset Harbor.” De man stelde verder geen vragen meer. Emily stond naar hem te kijken, en haar vingers werden al snel gevoelloos terwijl ze wachtte of hij haar enige vorm van hulp zou bieden. Maar hij leek meer interesse te hebben in haar roestige oude auto, en schopte tegen de banden met de voorkant van zijn laars terwijl hij er omheen liep. Hij haalde een duim over de lak totdat er stukjes afkwamen, en hij maakte een afkeurend geluid en schudde zijn hoofd. Hij opende de motorkap en onderzocht de motor een lange, lange tijd, af en toe zachtjes tegen zichzelf mompelend. “En?” zei Emily uiteindelijk, ge?rgerd door hoe traag hij was. “Wat is er mis mee?” Hij keek op van de motorkap, bijna verbaasd, alsof hij vergeten was dat ze daar was, en krabde op zijn hoofd. “Hij is kapot.” “Dat weet ik,” zei Emily ongeduldig. “Maar kun je iets doen om hem te maken?” “O nee,” antwoordde de man lachend. “Helemaal niets.” Emily had zin om te schreeuwen. Het gebrek aan voedsel en de vermoeidheid door de lange rit begonnen invloed op haar te hebben, en het huilen stond haar nader dan het lachen. Ze wilde alleen maar naar het huis, zodat ze kon slapen. “Wat moet ik nu doen?” zei ze, en ze voelde zich wanhopig. “Nou, je hebt een paar opties,” antwoordde de man. “Loop naar de garage, ongeveer anderhalve kilometer die kant op.” Hij wees in de richting waar zij vandaan was gekomen, met een stompe gerimpelde vinger. “Of ik kan je slepen naar waar je naartoe wilt.” “Zou je dat willen doen?” zei Emily, verrast door zijn vriendelijkheid, iets waar ze niet aan gewend was, aangezien ze zo lang in New York had gewoond. “Natuurlijk,” antwoordde de man. “Ik ga je hier niet achterlaten om middernacht, in het midden van een sneeuwstorm. Ik heb gehoord dat het in het komende uur erger gaat worden. Waar ben je precies naar op weg?” Emily was overdonderd door dankbaarheid. “West Street. Nummer vijftien.” De man hield zijn hoofd scheef uit nieuwsgierigheid. “West Street vijftien? Dat oude, afgetakelde huis?” “Ja,” antwoordde Emily. “Het is van mijn familie. Ik heb wat stilte en wat tijd voor mezelf nodig.” De oude man schudde zijn hoofd. “Ik kan je daar niet alleen laten. Het huis valt uit elkaar. Ik denk zelfs niet dat het waterdicht is. Waarom kom je niet met mij mee? Mijn vrouw Bertha en ik wonen boven de levensmiddelenzaak. We zouden graag een gast verwelkomen.” “Dat is echt heel aardig,” zei Emily. “Maar ik wil nu gewoon echt even alleen zijn. Dus als je me zou willen helpen bij het huis in West Street te komen, zou ik het echt waarderen.” De man nam haar in zich op en gaf toen toe. “Ook goed, meid. Als je erop staat.” Emily voelde zich opgelucht terwijl hij terug in zijn truck klom en hem voor haar auto parkeerde. Ze keek toe terwijl hij een dik touw uit zijn achterklep haalde en dit tussen hun auto’s knoopte. “Wil je met mij meerijden?” vroeg hij. “Ik heb tenminste verwarming.” Emily gaf hem een dun lachje maar schudde haar hoofd. “Ik wil liever -” “Alleen zijn,” zei de man samen met haar. “Begrepen, begrepen.” Emily stapte weer in haar auto, en vroeg zich af wat voor indruk de oude man van haar had. Hij moest wel denken dat ze een beetje gek was, om midden in de nacht zo onvoorbereid en slecht gekleed, terwijl er een sneeuwstorm dichterbij kwam, te vragen om naar een afgetakeld, verlaten huis gebracht te worden zodat ze alleen kon zijn. De truck voor haar kwam tot leven en ze voelde hoe haar auto vooruit getrokken werd. Ze ging goed zitten en keek uit het raam toen ze begonnen te rijden. De laatste paar kilometers van de weg voerden haar langs het grote park aan de ene kant en de oceaan aan de andere kant. Door het duister en een gordijn van vallende sneeuw, kon Emily de zee zien, de golven die tegen de rotsen sloegen. Toen verdween de oceaan uit het zicht, omdat ze het plaatsje in reden, langs hotels en motels, rondvaartbedrijven en golfbanen, langs plekken met meer bebouwing. Voor Emily leek het echter niet veel vergeleken met New York. Ze bereikten West Street en Emily’s hart maakte een sprongetje toen ze langs het huis op de hoek reden, begroeid met klimop en gemaakt van rode bakstenen. Het zag er precies hetzelfde uit als de laatste keer dat ze hier geweest was, twintig jaar eerder. Ze kwam langs het blauwe huis, het gele huis, het witte huis, en toen beet ze op haar lip, omdat ze wist dat het volgende huis dat van haar zou zijn, het grijze stenen huis. Toen het voor haar opdoemde, werd Emily getroffen door een overweldigend gevoel van nostalgie. De laatste keer dat ze hier was geweest was als een vijftienjarige, haar lichaam vol hormonen bij het vooruitzicht van een zomerliefde. Ze had er nooit ??n gehad, maar de herinnering aan de prikkelende mogelijkheden raakte haar diep. De truck stopte en de auto van Emily ook. Nog voor de wielen gestopt waren met draaien klom Emily uit de auto, en ze stond daar ademloos voor het huis dat ooit van haar vader was geweest. Haar benen beefden en ze wist niet zeker of het kwam door de opluchting of omdat ze er eindelijk was. Of misschien omdat ze emotioneel was dat ze hier na al die jaren weer was. Maar hoewel de andere huizen in de straat onveranderd leken, was het huis van haar vader een schaduw van de pracht van vroeger. Er zat modder op de luiken die ooit wit waren geweest. Ze hadden ooit open gestaan, maar nu waren ze dicht en het huis zag er hierdoor veel minder uitnodigend uit dan vroeger. Het gras van het omvangrijke gazon aan de voorkant, waar Emily op eindeloze zomerdagen boeken had gelezen, was verrassend goed bijgehouden, en de kleine struikjes aan beide kanten van de voordeur waren gesnoeid. Maar het huis zelf; ze begreep nu waarom de man zo verrast was geweest toen ze hem had verteld dat ze hiernaartoe op weg was. Het zag er zo onverzorgd uit, zo ongeliefd, in verval geraakt. Het deed Emily verdriet om te zien hoe het mooie oude huis in al die tijd achteruit was gegaan. “Mooi huis,” zei de oude man terwijl hij naast haar kwam staan. “Dank je,” zei Emily, bijna in trance, starend naar het oude huis. Sneeuw viel om haar heen. “En dank je dat je me hier ongedeerd hebt afgeleverd,” voegde ze eraan toe. “Geen probleem,” antwoordde de oude man. “Weet je echt zeker dat je hier vannacht wilt blijven?” “Ik weet het zeker,” antwoordde Emily, hoewel ze zich eigenlijk zorgen begon te maken dat ze een enorme fout had gemaakt door hier te komen. “Ik zal je helpen met de tassen,” zei de man. “Nee, nee,” antwoordde Emily. “Echt, je hebt al genoeg gedaan. Ik kan het verder wel alleen.” Ze stak haar hand in haar zak en haalde een verkreukeld geldbriefje tevoorschijn. “Hier, benzinegeld.” De man keek naar het biljet, en toen weer naar haar. “Dat ga ik niet aannemen,” zei hij, met een vriendelijke glimlach. “Hou jij je geld maar. Als je me echt wilt bedanken, moet je maar eens bij mij en Bertha langskomen terwijl je hier bent, voor een kop koffie en een stuk taart.” Emily stopte het biljet terug in haar zak, met een brok in haar keel. De vriendelijkheid van deze man was moeilijk te bevatten na de vijandigheid van New York. “Hoelang wil je hier eigenlijk blijven?” vroeg hij terwijl hij haar een klein stukje papier met een telefoonnummer en adres gaf. “Alleen dit weekend,” antwoordde Emily en ze nam het stukje papier van hem aan. “Nou, als je iets nodig hebt, kun je me gewoon bellen. Of je komt naar het tankstation waar ik werk. Het is bij de levensmiddelenwinkel. Je kunt het niet missen.” “Dank je,” zei Emily weer, haar stem vol gemeende dankbaarheid. Toen ze de luidruchtige motor niet meer kon horen, werd Emily weer omgeven door stilte, en ze voelde zich plotseling heel vredig. Er viel nu nog meer sneeuw en het maakte de wereld nog stiller dan stil. Emily ging terug naar haar auto om haar spullen te pakken en waggelde over het pad met de zware koffer in haar armen en groeiende emoties in haar borstkas. Toen ze bij de voordeur stond, stopte ze even. Ze bekeek de bekende versleten deurknop en herinnerde zich hoe haar hand deze al honderden keren had omgedraaid. Misschien was het toch een goed idee geweest om hier te komen. Gek genoeg kon ze het niet helpen dat ze het gevoel had dat ze precies was waar ze hoorde te zijn. * Emily stond in de schimmige gang van het oude huis van haar vader. Het stof wervelde om haar heen. Terwijl ze over haar schouders wreef tegen de kou, besefte ze dat ze stomweg op warmte had gehoopt. Ze wist niet goed wat ze verwacht had. Had ze nou echt gedacht dat dit oude huis, na twintig jaar verwaarlozing, geheel verwarmd op haar zou wachten? Ze probeerde de lichtknop, en er gebeurde niets. Natuurlijk, bedacht ze zich. Hoe stom kon ze zijn? Had ze echt verwacht dat de elektriciteit zou werken? Ze had er niet eens aan gedacht om een zaklantaarn mee te nemen. Ze berispte zichzelf. Ze was zoals gewoonlijk te haastig geweest en had niet de tijd genomen om goed te plannen. Ze zette haar koffer neer en liep verder, de vloerplanken krakend onder haar voeten; ze haalde haar vingertoppen over het zwierige behang, zoals ze ook als klein meisje had gedaan. Ze kon zelfs de vlekken zien die ze door de jaren heen met deze beweging had gecre?erd. Ze kwam langs de trap, lang en breed, gemaakt van donker hout. Een deel van de trapleuning was er niet meer, maar dat kon haar niets schelen. Terug zijn in het huis voelde op een of andere manier ontzettend helend. Uit gewoonte probeerde ze nog een lichtschakelaar, maar nog steeds was er geen licht. Toen kwam ze bij de deur aan het einde van de gang die naar de keuken leidde, en duwde deze open. Ze snakte naar adem toen een stoot koude lucht haar raakte. Ze liep naar binnen, met haar voeten op de ijskoude marmeren vloer in de keuken. Emily probeerde de kraan boven de gootsteen aan te zetten, maar er gebeurde niets. Ze beet in ontzetting op haar lip. Geen verwarming, geen elektriciteit, geen water. Wat had het huis nog meer voor haar in petto? Ze liep door het huis, op zoek naar eventuele schakelaars of hendels die het water, de gastoevoer en de elektriciteit zouden kunnen regelen. In de kast onder de trap vond ze een zekeringendoos, maar toen ze de schakelaar omzette gebeurde er niets. Ze herinnerde zich dat de boiler in de kelder was, maar ze vond het niet echt een prettig idee om daar naar beneden te gaan zonder dat er licht was. Ze had een zaklamp of kaars nodig, maar ze wist dat ze geen van beiden zou vinden in dit verlaten huis. Voor de zekerheid keek ze in de keukenlades, maar daar zat alleen bestek in. Emily begon zich paniekerig te voelen. Ze dwong zichzelf na te denken. Ze dacht terug aan de tijden die zij en haar familie in het huis hadden doorgebracht. Ze herinnerde zich hoe haar vader olie had laten komen om het huis te verwarmen in de wintermaanden. Haar moeder werd hier gek van omdat het zo duur was, en ze vond dat het verwarmen van een leeg huis geldverspilling was. Maar Emily’s vader had altijd gezegd dat het huis warm gehouden moest worden om de leidingen te beschermen. Emily realiseerde zich dat ze olie moest laten komen als ze het huis wilde verwarmen. Maar zonder bereik op haar telefoon, had ze geen idee hoe ze dit moest regelen. Opeens werd er op de deur geklopt. Het was zwaar, ritmisch, doordacht geklop, waarvan de echo’s door de lege gangen galmde. Emily verstijfde en voelde een steek van angst. Wie zou dat kunnen zijn, op dit tijdstip, in die sneeuw? Ze liep zachtjes de keuken uit, haar blote voeten over de planken in de gang. Ze hield haar hand boven de deurknop. Na een moment twijfel had ze genoeg moed verzameld en deed ze de deur open. Voor haar stond een man in een geruite jas, zijn donkere haar vol sneeuwvlokken. Emily bedacht zich dat hij leek op een houthakker, of de jager uit Roodkapje. Meestal niet haar type, maar zijn koele blauwe ogen en de stoppels op zijn goed gevormde kin hadden een zekere schoonheid, en Emily was verrast door hoe sterk ze zich tot hem aangetrokken voelde. “Kan ik u helpen?” vroeg ze. De man bekeek haar aandachtig, alsof hij hoogte van haar probeerde te krijgen. “Ik ben Daniel,” zei hij. Hij stak zijn hand uit. Ze schudde hem, en stond even stil bij het gevoel van de ruwe huid van zijn handen. “Wie ben jij?” “Emily,” antwoordde ze, zich plotseling bewust van het gevoel van haar eigen hartslag. “Mijn vader is de eigenaar van dit huis. Ik kom hier het weekend doorbrengen.” Daniel keek haar nog indringender aan. “De huisbaas is hier al twintig jaar niet geweest. Heb je toestemming gekregen om hier zomaar langs te komen?” Zijn toon was hard, een beetje vijandig, en Emily deinsde terug. “Nee,” zei ze, ongemakkelijk omdat hij haar herinnerde aan de pijnlijkste ervaring van haar leven, de verdwijning van haar vader, en ze was verrast door hoe kortaf Daniel deed. “Maar ik mag van hem gaan en staan waar ik wil. Wat heb jij hiermee te maken?” Ze nam zijn toon over. “Ik ben hier de opzichter,” antwoordde hij. “Ik woon in het koetshuis op het landgoed.” “Je woont hier?” riep Emily uit, die het beeld van een vredig weekend in het oude huis van haar vader voor haar ogen in duigen zag vallen. “Maar ik wilde dit weekend alleen zijn.” “Ja, nou, dat wilde ik ook liever,” antwoordde Daniel. “Ik ben het niet gewend dat mensen onaangekondigd langskomen.” Hij keek achterdochtig over haar schouder. “En knoeien met het pand.” Emily deed haar armen over elkaar. “Waarom denk je dat ik geknoeid heb met het pand?” Daniel haalde als antwoord ??n wenkbrauw op. “Nou, tenzij je hier het hele weekend in het donker en de kou wilt zitten, verwacht ik dat je ermee gaat knoeien. De boiler aan de praat wil krijgen. De leidingen aftappen. Dat soort dingen.” Emily’s norsheid maakte plaats voor schaamte. Ze bloosde. “Je hebt de boiler nog niet aan de praat gekregen, of wel?” antwoordde Daniel. Hij had een ironisch lachje op zijn lippen waar Emily aan zag dat hij haar situatie wel grappig vond. “Ik heb de kans gewoon nog niet gehad,” zei ze op hooghartige toon, in een poging om niet te veel gezichtsverlies te lijden. “Zal ik het je laten zien?” vroeg hij, bijna lui, alsof hij hier zijn hand niet voor zou omdraaien. “Zou je dat willen doen?” vroeg Emily, tamelijk verrast en verward dat hij zijn hulp aanbood. Hij stapte op de deurmat. Er vielen sneeuwvlokken van zijn jas, waardoor er een kleine sneeuwstorm ontstond in de gang. “Ik doe het liever zelf dan dat jij iets breekt,” legde hij uit terwijl hij nonchalant zijn schouders ophaalde. Emily merkte op dat de vallende sneeuw buiten haar open voordeur een serieuze sneeuwstorm aan het worden was. Ze wilde het niet toegeven, maar ze was erg dankbaar dat Daniel op dat moment verschenen was. Als dit niet was gebeurd, was ze waarschijnlijk doodgevroren in de nacht. Ze deed de deur dicht en met zijn twee?n liepen ze door de gang naar de deur die naar de kelder leidde. Daniel was goed voorbereid. Hij haalde een zaklantaarn tevoorschijn en scheen de trap af die de kelder in leidde. Emily volgde hem naar beneden, de naargeestige ruimte in, een beetje gespannen door het duister en de spinnenwebben. Als kind was ze doodsbang geweest voor de oude kelder en ze was er zelden naar beneden gegaan. De ruimte stond vol ouderwetse machines en mechanische systemen die het huis draaiende hielden. Ze was overweldigd door de aanblik, en nogmaals vroeg ze zich af of ze een fout had gemaakt door hier te komen. Gelukkig had Daniel de boiler in enkele momenten aan de praat, alsof het de simpelste handeling van de wereld was. Emily was een beetje ge?rgerd dat ze een man nodig had gehad, terwijl ze hier juist was gekomen om haar zelfstandigheid terug te krijgen. Ze realiseerde zich dat hij wat haar betrof zo snel mogelijk weg moest gaan, hoewel Daniel op een stoere manier aantrekkelijk was en ze zich ook zeker tot hem aangetrokken voelde. Ze kon zichzelf moeilijk herontdekken zolang hij in het huis was. Het was erg genoeg dat hij op het landgoed woonde. Ze waren klaar met de boiler, dus verlieten ze de kelder. Emily was opgelucht om uit de duistere muffe ruimte te zijn. Ze volgde Daniel door de hal en naar de bijkeuken. Hij begon meteen te werken aan de leidingen. “Ben je bereid het huis de hele winter te verwarmen?” vroeg hij haar van onder het werkblad. “Want anders gaan ze bevriezen.” “Ik blijf maar een weekend,” antwoordde Emily. Daniel schoof onder het werkblad vandaan en ging rechtop zitten, zijn haar in de war, met plukjes die aan alle kanten uitstaken. “Je moet niet rommelen met een oud huis als dit,” zei hij, en hij schudde zijn hoofd. Maar hij zorgde toch dat ze water had. “En waar is de verwarming?” vroeg Emily toen hij klaar was. Het was nog steeds ijskoud, ondanks het feit dat de boiler nu aan was en de leidingen vrij waren. Ze wreef over haar armen, voor een betere bloedsomloop. Daniel lachte en veegde zijn handen schoon met een handdoek. “Die gaat niet zomaar uit zichzelf werken hoor. Je zult olie moeten laten leveren. Ik kon alleen maar de boiler aan de praat krijgen.” Emily zuchtte gefrustreerd. Dus Daniel was toch niet echt de prins op het witte paard waar ze hem voor had aangezien. “Hier,” zei Daniel en hij gaf haar een visitekaartje. “Dat is het telefoonnummer van Eric. Hij zal het hier afleveren.” “Dank je,” mompelde ze. “Maar ik geloof niet dat ik hier ontvangst heb.” Ze dacht aan haar mobiele telefoon, het gebrek aan streepjes en herinnerde zich hoe alleen ze echt was. “Er staat verderop in de straat een telefooncel,” zei Daniel. “Maar ik zou er niet naartoe gaan in een sneeuwstorm. En ik denk dat ze nu toch gesloten zijn.” “Natuurlijk,” mompelde Emily, gefrustreerd en even helemaal de weg kwijt. Daniel moest gemerkt hebben dat Emily ongelukkig was en zich verloren voelde. “Ik kan een vuur voor je aansteken,” bood hij aan, met een knikje naar de woonkamer. Zijn wenkbrauwen gingen verwachtingsvol omhoog, bijna verlegen, waardoor hij er opeens jongensachtig uitzag. Emily wilde protesteren, wilde zeggen dat hij haar alleen moest laten in het ijskoude huis, omdat dat wel het minste was wat ze verdiende, maar iets deed haar twijfelen. Maar misschien voelde ze zich met Daniel in huis iets minder alleen, minder afgezonderd van de samenleving. Ze had niet verwacht dat ze geen ontvangst zou hebben en dat ze geen contact met Amy zou kunnen hebben. De realiteit dat ze haar eerste nacht alleen in het koude, donkere huis moest doorbrengen was ontmoedigend. Daniel leek haar twijfel te begrijpen, want hij liep de kamer uit nog voor ze haar mond open had kunnen doen om iets te zeggen. Ze volgde hem, in stilte dankbaar dat hij de eenzaamheid in haar ogen had kunnen zien en had voorgesteld om te blijven, al was het onder het mom van een vuur stoken. Ze vond Daniel in de woonkamer, druk bezig met het maken van een nette stapel aanmaakhout, kooltjes en houtblokken in de haard. Ze moest meteen aan haar vader denken, aan hoe hij voor de haard had geknield en vakkundig het vuur had aangestoken. Hij had er veel tijd en aandacht aan besteed, zoals anderen dat deden met een kunstwerk. Ze had hem duizenden vuren zien stoken, en had er altijd van gehouden. Ze vond vuur hypnotisch, en kon er uren op het vloerkleed voor liggen, kijken naar de dans van de oranje en rode vlammetjes, zo lang dat de hitte op haar gezicht ging prikken. Emotie kroop omhoog in Emily’s keel. Het voelde verstikkend. De gedachte aan haar vader, de herinnering zo helder in haar geest, zorgde dat er lang onderdrukte tranen in haar ogen sprongen. Ze wilde niet huilen waar Daniel bij was, wilde er niet uitzien als een zielige, hulpeloze dame. Dus duwde ze haar emoties weg en liep doelbewust de kamer binnen. “Ik kan eigenlijk wel een vuur maken,” zei ze tegen Daniel. “O, echt waar?” antwoordde Daniel, en keek haar aan met een opgetrokken wenkbrauw. “Ga je gang.” Hij bood haar de lucifers aan. Emily pakte ze en stak er een aan. Het kleine oranje vlammetje flikkerde vlak bij haar vingers. In werkelijkheid had ze alleen haar vader vuur zien maken; ze had het nooit zelf gedaan. Maar ze kon het zich zo helder voor de geest halen, dat ze erop vertrouwde dat ze het kon. Dus ze knielde voor de haard en stak de aanmaakhoutjes die Daniel onder in de haard had gelegd aan. Binnen een paar seconden ging het vuur aan, met een bekend womp-geluid, dat voor haar net zo troostrijk en nostalgisch voelde als al het andere in het grote huis. Ze was trots op zichzelf toen de vlammen groter werden. Maar in plaats van de schoorsteen in te gaan, begon er zwarte rook de kamer in te komen. “Shit!” riep Emily, terwijl rookpluimen haar omhulden. Daniel begon te lachen. “Je zei toch dat je een vuur kon maken,” zei hij, en hij deed de schoorsteen open. De rookpluimen werden meteen naar buiten gezogen. “Ta-da,” voegde hij er met een grijns aan toe. Terwijl de rook om hen heen dunner werd, trok Emily een gezicht tegen hem, te trots om hem te bedanken voor de hulp die ze overduidelijk nodig had. Maar het was een hele opluchting om eindelijk warm te zijn. Ze voelde dat haar bloedsomloop weer ging werken en haar tenen en neus werden weer warm. Haar stijve vingers werden losser. Het vuur hulde de woonkamer in een zacht, oranje schijnsel. Emily kon eindelijk alle oude, antieke meubels zien waarmee haar vader het huis had gevuld. Ze keek om zich heen naar de versleten, verwaarloosde spullen. De grote boekenkast stond in een hoek. Van de boeken waarmee die kast ooit vol had gestaan, waren er nu nog maar een paar over. Daar bij het raam stond de oude pianovleugel. Deze zou nu wel vals zijn geworden, maar vroeger had haar vader liedjes voor haar gespeeld terwijl zij met hem mee had gezongen. Haar vader was zo trots geweest op het huis en wat ze nu zag, de haveloze staat onthuld door het licht, maakte haar van streek. De twee banken waren bedekt met witte lakens. Emily dacht erover deze weg te halen, maar wist dat dit een stofwolk zou veroorzaken. Na de rookwolk, wist ze niet zeker of haar longen dit aan zouden kunnen. En Daniel zag er best comfortabel uit, op de vloer naast de haard, dus ging ze naast hem zitten. “Dus,” zei Daniel, en hij warmde zijn handen bij het vuur. “We hebben in ieder geval wat warmte voor je gemaakt. Maar er is geen elektriciteit in het huis, en ik geloof niet dat je eraan gedacht hebt om een zaklamp of kaars in te pakken in die koffer van je.” Emily schudde haar hoofd. Haar koffer zat vol onbelangrijke dingen, niets bruikbaars, niets wat ze hier echt nodig zou hebben. “Papa had vroeger altijd kaarsen en lucifers,” zei ze. “Hij was altijd voorbereid. Ik denk dat ik verwacht had dat er nog een hele kast vol zou zijn, maar na twintig jaar…” Ze stopte, zich er opeens van bewust dat ze een herinnering aan haar vader onder woorden had gebracht. Dit deed ze niet vaak, ze hield haar gevoelens wat hem betreft meestal diep in haar binnenste verborgen. Ze was verrast door het gemak waarmee ze over hem gepraat had. “Dan kunnen we gewoon hier blijven,” zei Daniel vriendelijk, alsof hij doorhad dat Emily een pijnlijke herinnering herleefde. “Dit vuur zorgt voor genoeg licht om te kunnen zien. Wil je wat thee?” Emily fronste. “Thee? Hoe ga je dat doen zonder elektriciteit?” Daniel glimlachte alsof hij een uitdaging aannam. “Kijk en leer.” Hij stond op en verliet de grote woonkamer, en kwam een paar minuten later terug met een kleine pot die leek op een kookpot. “Wat heb je daar?” vroeg Emily nieuwsgierig. “O, dit wordt gewoon de beste thee die je ooit gedronken hebt,” zei hij, en hij zette de ketel boven de vlammen. “Je hebt nooit echt theegedronken tot je theedrinkt die boven een vuur gekookt is.” Emily keek naar hem, de manier waarop het licht van het vuur over zijn gelaatstrekken danste, waardoor het nog meer benadrukt werd hoe knap hij was. Hij was alleen maar aantrekkelijker omdat hij zo geconcentreerd bezig was. Emily kon het niet helpen dat ze bewondering had voor hoe praktisch en vindingrijk hij was. “Hier,” zei hij, en hij doorbrak haar mijmeringen door haar een kop te geven. Hij keek vol verwachting toe terwijl ze er een slokje van nam. “O, dit is heel lekker,” zei Emily, vol opluchting omdat ze eindelijk haar botten kon verwarmen. Daniel begon te lachen. “Wat?” vroeg Emily hem uitdagend. “Ik had je gewoon nog niet zien glimlachen,” antwoordde hij. Emily keek weg. Ze voelde zich opeens verlegen. Daniel was een compleet andere man dan Ben, maar toch voelde ze zich sterk tot hem aangetrokken. Misschien zou ze zich op een andere plek en een andere tijd overgeven aan haar lust. Ze was ook al zeven jaar met niemand anders dan Ben geweest, en ze verdiende wat aandacht, wat spanning. Maar nu was niet het goede moment. Niet met alles wat er aan de hand was, met haar leven vol chaos en opschudding, en de herinneringen van haar vader die constant aanwezig waren in haar geest. Ze had het gevoel dat ze overal waar ze keek schaduwen van hem kon zien; hoe hij op de bank had gezeten met een jonge Emily tegen zich aan, terwijl hij haar had voorgelezen; hoe hij naar binnen was gekomen met een grote lach op zijn gezicht nadat hij een kostbaar antiek had ontdekt op de vlooienmarkt, hoe hij daarna uren bezig was geweest met het schoonmaken hiervan en het tot zijn oude pracht te herstellen. Waar was al dat antiek nu? Alle beeldjes en de kunst, het herdenkingsservies en keukengerei uit de tijd van de Burgeroorlog? Het huis had niet stilgestaan, bevroren in de tijd, zoals in haar herinnering. De jaren hadden hun tol ge?ist, iets waar ze geen rekening mee gehouden had. Emily werd geraakt door nog een golf van rouw terwijl ze naar de stoffige, vervallen kamer keek, die ooit vol leven en gelach was geweest. “Hoe komt het dat het huis er zo uit ziet?” riep ze plotseling uit, en kon de beschuldigende toon niet uit haar stem houden. Ze fronste. “Ik bedoel, jij hoort er toch voor te zorgen?” Daniel keek ongemakkelijk, alsof hij schrok van haar plotselinge agressie. Niet veel eerder hadden ze een zachtaardig, teergevoelig moment gedeeld. Seconden later was ze het vuur aan zijn schenen aan het leggen. Daniel gaf haar een koele blik. “Ik doe mijn best. Het is een groot huis. Ik ben maar in mijn eentje.” “Sorry,” zei Emily verontschuldigend; ze vond het niet fijn dat zij de oorzaak was van Daniels donkere uitdrukking. “Ik wilde je niet afsnauwen. Ik bedoel alleen…” Ze keek naar haar beker en draaide de theeblaadjes rond. “Toen ik een kind was leek dit wel een plek uit een sprookje. Het was zo adembenemend, snap je? Zo mooi.” Ze keek op en zag dat Daniel aandachtig naar haar keek. “Het is gewoon zo triest om het zo te zien.” “Wat had je verwacht?” antwoordde Daniel. “Het is al twintig jaar verlaten.” Emily keek verdrietig weg. “Ik weet het. Ik denk dat ik gewoon wilde geloven dat de tijd hier had stilgestaan.” Bevroren in de tijd, net als het beeld van haar vader wat ze in haar hoofd had. Voor haar was hij nog steeds veertig jaar oud, nooit een dag ouder geworden. Hij zag er nog steeds hetzelfde uit als de laatste keer dat ze hem had gezien. Maar waar hij ook was, de tijd zou net zoveel invloed op hem hebben gehad als op het huis. Emily’s voornemen om het huis op te knappen werd nog sterker. Ze wilde niets liever dan deze plek in al haar glorie herstellen. Als ze dat deed, zou het misschien zijn alsof ze haar vader terugbracht. Ze kon dit doen om hem te eren. Emily dronk haar laatste slok thee en zette de kop weg. “Ik moet denk ik gaan slapen,” zei ze. “Het is een lange dag geweest.” “Natuurlijk,” antwoordde Daniel, en hij stond op. Hij bewoog zich snel, liep de kamer uit en door de gang naar de voordeur, terwijl Emily hem volgde. “Laat het me weten als je een probleem hebt, ok??” vervolgde hij. “Ik woon dichtbij, daar in het koetshuis.” “Dat zal niet nodig zijn,” zei Emily verontwaardigd. “Ik kan het zelf wel.” Daniel trok de voordeur open en liet een koude wolk sneeuw binnen. Hij kroop weg in zijn jas en keek toen over zijn schouder. “Met trots kom je hier niet ver, Emily. Er is niets mis met vragen om hulp.” Ze wilde iets tegen hem schreeuwen, met hem in discussie gaan, tegen zijn bewering dat ze te trots was ingaan. Maar in plaats daarvan keek ze naar zijn rug terwijl hij de donkere, wervelende sneeuw in liep. Ze kon niets uitbrengen, ze was helemaal sprakeloos. Emily deed de deur dicht en sloot de buitenwereld en het geraas van de sneeuwstorm buiten. Ze was nu helemaal alleen. Er viel licht in de gang van het vuur in de woonkamer, maar het was niet sterk genoeg om de trap te bereiken. Ze keek naar de lange houten trap die boven in het donker verdween. Tenzij ze bereid was om op een van de stoffige banken te slapen, zou ze de moed moeten verzamelen om naar boven te gaan en het diepe donker in te lopen. Ze voelde zich weer een kind dat bang was om de donkere kelder in te gaan, dat allerlei monsters en geesten voor zich zag die beneden op haar zaten te wachten. Maar nu was ze een volwassen vrouw van vijfendertig, te bang om naar boven te gaan, omdat ze wist dat ze de aanblik van de verwaarlozing veel erger zou vinden dan alle geesten die ze maar kon bedenken. In plaats daarvan ging Emily terug naar de woonkamer, om de laatste hitte van het vuur op te nemen. Er stonden nog steeds een paar boeken op de plank: De geheime tuin, Vijf kinderen, Het. Klassiekers die haar vader aan haar had voorgelezen. Maar de rest dan? Waar waren de spullen van haar vader gebleven? Ze waren verdwenen naar een onbekende plaats, net als haar vader. Toen de sintels uit begonnen te gaan, daalde duisternis om haar neer en het paste bij haar sombere stemming. Ze kon de vermoeidheid niet meer tegenhouden; de tijd was gekomen om de trap te beklimmen. Net toen ze de woonkamer uitliep, hoorde ze een vreemd krabbelend geluid bij de voordeur. Eerst dacht ze dat er een wild dier op zoek was naar etensresten, maar het geluid was te precies, te overwogen. Haar hart klopte snel en ze liep op stille voeten door de gang naar de voordeur, legde haar oor ertegenaan. Wat ze ook gedacht had te horen, het was nu weg. Ze hoorde alleen maar de tierende wind. Maar er was iets wat haar dwong te kijken. Ze trok de deur open en zag dat er kaarsen, een lantaarn en lucifers op de drempel stonden. Daniel moest teruggekomen zijn om ze voor haar achter te laten. Ze raapte de spullen op en accepteerde schoorvoetend de hulp die hij geboden had, hoewel het haar trots zeer deed. Maar ze was tegelijkertijd ook heel dankbaar dat er iemand was die voor haar zorgde. Ze had dan misschien haar leven opgegeven en was hierheen gevlucht, toch was ze hier niet helemaal alleen. Emily stak de lantaarn aan, en eindelijk voelde ze zich dapper genoeg om naar boven te gaan. Het zachte licht van de lantaarn verlichtte de trap en ze nam de aanblik van de fotolijsten aan de muur in zich op. De foto’s waren door de jaren heen vervaagd, bedekt met spinnenwebben en stof. De meeste afbeeldingen waren aquarellen van de omgeving: zeilboten op de oceaan, wintergroen in het nationale park, maar ??n van de foto’s was een familieportret. Ze stopte en staarde naar de foto. Ze keek naar zichzelf als klein meisje. Ze was deze foto helemaal vergeten, had het weggestopt in een hoekje van haar herinnering en het twintig jaar achter slot en grendel gehouden. Ze slikte haar emoties in en liep verder de trap op. De oude trap kraakte luidruchtig onder haar en ze merkte dat sommige treden gebarsten waren. Ze waren versleten door jaren van voetstappen en ze herinnerde zich dat ze als kind de trap op en af rende op haar rode schoenen. Boven in de hal verlichtte het licht van de lantaarn de lange gang, de talrijke deuren van donker eikenhout, het grote raam aan het eind, dat nu dichtgespijkerd was. Haar oude slaapkamer was de laatste aan de rechterkant, tegenover de badkamer. Ze kon het niet aan om in een van de kamers te kijken. In haar slaapkamer zou ze te veel herinneringen vinden, te veel om nu onder ogen te zien. En ze wilde niet zien wat voor ongedierte in de badkamer was gaan wonen in al die jaren. In plaats daarvan liep Emily door de gang, langs de antieke versierde koffer waar ze al zo vaak haar teen tegen gestoten had en ze ging de kamer van haar ouders in. Emily kon in het licht van de lantaarn zien hoe stoffig het bed was, hoe het dekbed door de jaren heen aangevreten was door motten. De herinnering aan het mooie hemelbed waar haar ouders in hadden geslapen, vervloog in haar geest toen ze de realiteit in zich opnam. Twintig jaar verwaarlozing had de kamer veranderd in een ravage. De gordijnen waren vies en verkreukeld, en hingen slap naast de dichtgespijkerde ramen. De wandlampen zaten vol stof en spinnenwebben en het zag eruit alsof er hele families spinnen waren gaan wonen. Overal lag een dikke laag stof op, ook op de kaptafel naast het raam. De kleine kruk waar haar moeder vele jaren geleden op had gezeten terwijl ze cr?me met lavendelgeur op haar gezicht smeerde, kijkend in de make-upspiegel. Emily kon het allemaal zien, alle herinneringen die ze door de jaren heen had verzameld. Ze kon haar tranen niet tegenhouden. Alle emoties die ze de laatste paar dagen had gevoeld haalden haar in, nog intenser gemaakt door gedachtes aan haar vader, door de plotselinge schok van hoe erg ze hem miste. Buiten werd het lawaai van de sneeuwstorm nog intenser. Emily zette de lantaarn op het stoffige nachtkastje, waardoor er een stofwolk opwaaide, en ze maakte zichzelf klaar om naar bed te gaan. De warmte van het vuur had deze verdieping niet bereikt en de kou in de kamer was bijtend terwijl ze haar kleren uittrok. Ze vond haar zijden hemdje in haar koffer en realiseerde zich dat ze er hier niet veel aan zou hebben; ze kon beter haar onflatteuze joggingbroek en dikke bedsokken aandoen. Emily sloeg de stoffige deken met rode en gouden ruiten terug en klom in bed. Ze staarde even naar het plafond en dacht na over alles wat er in de laatste paar dagen gebeurd was. Ze blies de vlam van de lantaarn uit, eenzaam, koud en hulpeloos. In de duisternis van de kamer huilde ze zichzelf in slaap. HOOFDSTUK VIER Emily werd de volgende dag gedesori?nteerd wakker. Er kwam zo weinig licht binnen door de dichtgespijkerde ramen, dat het een tijdje duurde voor ze wist waar ze was. Haar ogen moesten even wennen aan het duister. Toen kon ze de kamer zien en wist ze het weer: Sunset Harbor. Het huis van haar vader. Het duurde nog iets langer voordat ze zich bedacht dat ze werkloos, dakloos en helemaal alleen was. Ze sleepte haar vermoeide lichaam uit bed. De ochtendlucht was koud. Ze schrok van haar verschijning in de stoffige spiegel: haar gezicht was opgezwollen door de tranen die ze de nacht ervoor vergoten had, haar huid getekend en bleek. Ze bedacht zich opeens dat ze de vorige dag niet goed had gegeten. Het enige wat ze de avond ervoor op had was een beker van de thee die Daniel boven het vuur had gemaakt. Ze twijfelde even voor de spiegel, starend naar de weerspiegeling van haar lichaam in het oude vieze glas, denkend aan alles wat er de nacht ervoor gebeurd was. Het verwarmende vuur, hoe ze met Daniel bij de haard had gezeten en thee had gedronken, Daniel die haar uit had gelachen omdat ze zich niet had kunnen redden in het huis. Ze dacht aan de sneeuwvlokken in zijn haar toen ze de deur voor hem open had gedaan, en hoe hij de sneeuwstorm weer in was gelopen. Hij was in de donkere nacht verdwenen, net zo snel als hij gekomen was. Haar rommelende maag onderbrak haar gedachten en haalde haar terug in het heden. Ze kleedde zich snel aan. Het verkreukelde shirt dat ze aantrok, was veel te dun voor de koude lucht, dus sloeg ze de stoffige deken van het bed om haar schouders. Toen liep ze de kamer uit en ging ze op blote voeten naar beneden. Beneden was alles stil. Ze keek door de bevroren ruit in de voordeur en was overdonderd toen ze zag dat hoewel de storm was gaan liggen, de sneeuw nu een meter hoog lag waardoor de buitenwereld glad, stil en eindeloos wit was. Ze had in haar hele leven nog nooit zoveel sneeuw gezien. Emily kon net zien hoe een vogel sporen had nagelaten terwijl het zich over het pad had bewogen, maar verder was er niets verstoord. Het zag er vreedzaam uit, maar ook verlaten, en het herinnerde Emily aan haar eenzaamheid. Ze realiseerde zich dat naar buiten gaan geen optie was, dus besloot Emily het huis te verkennen om te zien wat ervan over was. Het huis was gisteravond zo donker geweest dat ze niet goed rond had kunnen kijken, maar in het ochtendlicht was dit gemakkelijker. Ze liep eerst de keuken in, intuitief gedreven door haar rommelende maag. De keuken was rommeliger dan ze zich had gerealiseerd toen ze hier gisteren ronddwaalde. De koelkast, een originele cr?mekleurige Prestcold uit de vijftiger jaren die haar vader tijdens een zomeruitverkoop had gevonden, werkte niet. Ze probeerde zich te herinneren of het apparaat ooit gewerkt had en of het nog zo’n bron van ergernis was geweest voor haar moeder, nog meer troep waarmee haar vader het oude huis had gevuld. Als kind had Emily haar vaders verzamelingen saai gevonden, maar nu koesterde ze deze herinneringen en hield ze ze dicht bij zich. In de koelkast vond Emily alleen een vreselijke stank. Ze deed hem snel dicht, vergrendelde de deur met het handvat, en doorzocht toen de keukenkastjes. Hier trof ze een oud blik ma?s aan, het label gebleekt door de zon zodat het niet meer leesbaar was en een fles moutazijn. Ze overwoog even om met deze ingredienten een soort maaltijd te maken, maar ze besloot dat ze nog niet zo wanhopig was. De blikopener was toch helemaal vastgeroest, dus ze zou het blik ma?s toch niet open kunnen maken. Vervolgens ging ze naar de bijkeuken, waar de wasmachine en de droger waren. De ruimte was donker, het kleine raam bedekt met multiplex zoals alle andere ramen in het huis. Emily drukte op een knop van de wasmachine, maar was niet verbaasd toen er niets gebeurde. Haar situatie frustreerde haar steeds meer en Emily besloot actie te ondernemen. Ze klom op het dressoir en probeerde een stuk multiplex weg te halen. Het was moeilijker dan ze verwacht had, maar ze was vastbesloten. Ze trok en trok, gebruikte alle kracht in haar armen. Eindelijk begon het bord te scheuren. Emily trok nog een keer, en het multiplex bord gaf op en liet los van het raam. De kracht was zo groot dat ze van het dressoir viel, het zware bord schoot uit haar handen en slingerde richting het raam. Emily hoorde het geluid van het raam dat brak, op hetzelfde moment dat ze op de grond terecht kwam, waardoor de adem uit haar gestoten werd. Koude lucht stroomde de bijkeuken in. Emily kreunde en ging zitten om haar gekneusde lichaam te controleren. Haar rug deed pijn en ze masseerde zichzelf terwijl ze naar het kapotte raam keek. Er viel een zwakke straal licht naar binnen. Het frustreerde Emily toen ze zich bedacht dat ze haar situatie alleen erger voor zichzelf had gemaakt in een poging om een probleem op te lossen. Ze haalde diep adem en stond op. Ze pakte voorzichtig een stuk hout van het dressoir, waar het terecht was gekomen. Stukjes glas vielen op de grond en braken in nog kleinere stukjes. Emily inspecteerde het stuk van de plaat en zag dat de spijkers helemaal verbogen waren. Zelfs als ze een hamer zou kunnen vinden, iets waar ze erg aan twijfelde, zouden de spijkers nog onbruikbaar zijn. Toen zag ze dat ze het kozijn had weten te splijten terwijl ze het bord wegtrok. Het zou allemaal vervangen moeten worden. Emily had het veel te koud om in de bijkeuken te blijven. Door het gebroken raam zag ze weer die eindeloze witte sneeuw. Ze raapte haar deken op en sloeg hem weer om haar schouders, en liep toen de bijkeuken uit en naar de woonkamer. Ze zou hier in ieder geval een vuur kunnen stoken om haar botten te verwarmen. In de woonkamer hing nog steeds de troostrijke geur van verbrand hout. Emily knielde bij de haard en begon aanmaakblokjes en houtblokken op te stapelen in de vorm van een pyramide. Dit keer dacht ze eraan de schoorsteen open te doen, en het was een hele opluchting toen de eerste vlammen tot leven kwamen. Ze leunde naar achteren en begon haar koude handen op te warmen. Toen zag ze de ketel waar Daniel de thee in had gezet naast de haard staan. Ze had niets opgeruimd, en de ketel en kopjes lagen nog steeds waar zij ze hadden achtergelaten. Ze dacht weer aan hoe zij en Daniel de thee hadden gedeeld en over het oude huis hadden gepraat. Haar maag knorde, om haar te herinneren aan haar honger, en ze besloot wat thee te zetten op de manier die Daniel haar had laten zien. Dat zou haar honger een beetje stillen, in elk geval voor even. Net toen ze de ketel boven het vuur had geplaatst, hoorde ze haar telefoon ergens in het huis rinkelen. Het was een bekend geluid, maar het galmde nu zo door de gangen dat ze ervan schrok. Ze had het opgegeven toen ze door kreeg dat ze geen bereik had, dus het verraste haar dat ze het gerinkel hoorde. Emily sprong op, liet de thee voor wat het was en volgde het geluid van haar telefoon. Ze vond het op de kast in de gang. Ze werd gebeld door een onbekend nummer en ze nam op, enigszins in de war. “O, uh, hallo,” zei een oudere man aan de andere kant van de lijn. “Bent u de dame van West Street nummer vijftien?” De lijn was slecht, en de zachte vertwijfelde stem van de man was bijna niet hoorbaar. Emily fronste, verward door het telefoontje. “Ja. En wie bent u?” “Mijn naam is Eric. Ik, uh, ik lever olie aan alle huizen in de buurt. Ik heb gehoord dat u in dat oude huis verblijft, dus dacht ik dat ik misschien langs kon komen met een levering. Ik bedoel, als u, uh, het nodig heeft.” Emily kon het bijna niet geloven. Het nieuws had zich zeker als een lopend vuurtje verspreid in de kleine gemeenschap. Maar wacht, hoe kwam Eric aan haar telefoonnummer? Toen herinnerde ze zich dat Daniel er de avond ervoor naar gekeken had toen ze tegen hem zei dat ze slecht bereik had. Hij moest het nummer gezien hebben en het uit zijn hoofd hebben geleerd om het door te kunnen geven aan Eric. Daar ging haar trots; ze kon haar blijdschap nauwelijks bedwingen. “Ja, dat zou fantastisch zijn,” antwoordde ze. “Wanneer kunt u komen?” “Nou,” antwoordde de man, nog steeds op die nerveuze, bijna beschaamde toon. “Ik zit momenteel eigenlijk in mijn truck, op weg naar u toe.” “Echt waar?” stamelde Emily, en kon bijna niet geloven hoeveel geluk ze had. Ze keek snel naar de tijd op haar telefoon. Het was nog niet eens 8 uur in de morgen. Misschien begon Eric altijd vroeg met werken, maar het kon ook zijn dat hij speciaal voor haar op pad ging. Ze vroeg zich af of de man die haar gisteren een lift had gegeven contact had opgenomen met het oliebedrijf, of… Daniel? Ze duwde de gedachte weg en wendde haar aandacht weer tot het telefoongesprek. “Gaat het lukken hier te komen?” vroeg ze. “Er is veel sneeuw.” “Maakt u zich daar maar geen zorgen over,” zei Eric. “De truck kan wel wat sneeuw hebben. U hoeft er alleen maar voor te zorgen dat ik bij de pijp kan komen.” Emily probeerde zich te herinneren of ze ergens in het huis een schep had gezien. “Ok?, ik zal mijn best doen. Dank u wel.” Het gesprek werd be?indigd en Emily kwam direct in beweging. Ze rende terug naar de keuken en keek in alle kasten. Er was niets wat ook maar leek op wat ze nodig had, dus keek ze in alle kasten van de bijkeuken en toen in de berging. Uiteindelijk vond ze een sneeuwschep bij de achterdeur. Emily had nooit gedacht dat ze ooit zo blij zou zijn om een schep te zien, maar ze hield hem vast alsof haar leven ervan afhing. Ze was zo blij met de schep dat ze bijna vergat schoenen aan te trekken. Maar net toen ze haar hand boven de deurklink van de achterdeur hield, zag ze haar sportschoenen in een tas die ze daar had achtergelaten. Ze deed de schoenen snel aan en trok de deur open, haar waardevolle schep in haar handen. Het werd haar meteen duidelijk hoe ernstig de sneeuwstorm was geweest. Het was ??n ding geweest om de sneeuw vanuit haar raam te zien, maar het was heel wat anders om hopen van drie meter als ijsmuren de lucht in te zien steken. Emily verspilde geen tijd. Ze sloeg met de schep tegen de muur van sneeuw en ijs en begon een pad vanuit het huis aan te leggen. Het was niet gemakkelijk; binnen een paar minuten voelde ze het zweet over haar rug lopen. Haar armen deden pijn en ze wist zeker dat ze blaren op haar handpalmen zou hebben als ze klaar was. Na ongeveer een meter van sneeuw kwam Emily in een ritme. De taak had iets louterends; het tempo dat nodig was om sneeuw weg te halen. Zelfs de fysieke onplezierigheid leek minder belangrijk toen ze begon te zien hoe ze opschoot. In New York had ze het liefst aan lichaamsbeweging gedaan door te rennen op de loopband, maar dit de beste workout die ze ooit had gehad. Emily wist een pad van een paar meter door de sneeuw achter het huis aan te leggen. Maar ze voelde zich wanhopig toen ze zag dat de uitlaatpijp nog meer dan tien meter verder was, en ze was al uitgeput. Ze probeerde niet te wanhopen en besloot even te rusten om op adem te komen. Ondertussen zag ze het huis van de opzichter verderop in de tuin, verstopt tussen het wintergroen. Een kleine rookpluim kwam uit de schoorsteen en er viel warm licht door de ramen naar buiten. Emily kon zichzelf er niet van weerhouden om aan Daniel te denken. Die zat nu vast lekker warm binnen met een kop thee. Hij zou haar helpen, daar twijfelde ze niet aan, maar ze wilde zich bewijzen. Hij had haar de avond ervoor genadeloos bespot en hij was zeer waarschijnlijk degene geweest die Eric had gebeld. Hij moest haar gezien hebben als een dame in nood, en Emily gunde hem het plezier van gelijk krijgen niet. Maar haar maag begon weer te klagen en ze was doodop. Veel te moe om door te gaan. Emily stond in de rivier die ze had gemaakt, opeens overweldigd door haar situatie, te trots om te vragen om de hulp die ze nodig had, te zwak om zelf te doen wat er gedaan moest worden. Frustratie rees in haar op, tot dit zich uitte in hete tranen. Haar tranen maakten haar nog bozer, boos op zichzelf dat ze zo nutteloos was. In haar gefrustreerde geest berispte ze zichzelf en als een nukkig en koppig kind, nam ze zichzelf voor meteen naar huis te gaan zodra de sneeuw gesmolten was. Emily gooide de schop neer en stampte met doorweekte sportschoenen terug het huis in. Ze schopte ze uit bij de deur en ging terug de woonkamer in om zich op te warmen bij het vuur. Ze liet zich op de stoffige bank zakken en greep haar telefoon. Ze zou Amy bellen en haar het o-zo-verwachte nieuws te vertellen dat ze gefaald was in haar eerste en enige poging om zelfstandig te zijn. Maar de batterij van de telefoon was leeg. Emily onderdrukte een gil en gooide haar nutteloze telefoon terug op de bank. Ze ging verslagen op haar zij liggen. Door haar eigen gesnik heen hoorde Emily buiten geschraap. Ze ging rechtop zitten, droogde haar tranen, rende naar het raam en keek naar buiten. Ze zag meteen dat Daniel er was. Hij had de schop die ze neergegooid had in zijn handen en groef zich een weg door de sneeuw heen. Hij werkte verder aan wat zij niet af had kunnen maken. Ze kon bijna niet geloven hoe snel hij de sneeuw weg kon halen, hoe vaardig hij was, hoe geschikt hij was voor het werk, alsof hij geboren was om op het land te werken. Maar haar bewondering was van korte duur. In plaats van Daniel dankbaar te zijn, of blij te zijn dat hij een pad had kunnen maken, helemaal tot aan de uitlaat, was ze boos op hem, richtte ze haar frustratie op hem in plaats van op zichzelf. Zonder na te denken greep Emily haar natte sportschoenen en trok ze weer aan. Haar hoofd liep over van de gedachten; herinneringen aan al haar waardeloze ex-vriendjes die niet naar haar geluisterd hadden, die zich met haar bemoeid hadden, en hadden geprobeerd haar te “redden”. Niet alleen Ben; voor hem was het Adrian geweest, die zo beschermend was geweest dat hij haar verstikte, en voor hem was er Mark, die haar had behandeld als een breekbaar kunstwerk. Ieder van hen had het verhaal van haar verleden gehoord, waarvan de mysterieuze verdwijning van haar vader slechts het topje van de ijsberg was, en hadden haar behandeld als iets wat bescherming nodig had. Al deze mannen in haar verleden hadden haar gemaakt hoe ze nu was en ze wilde het niet langer accepteren. Ze stormde naar buiten, de sneeuw in. “Hey!” riep ze. “Waar ben je mee bezig?” Daniel stopte maar even. Hij keek niet eens over zijn schouder, ging gewoon door met zijn werk en zei toen op kalme toon, “Ik maak een pad vrij.” “Dat zie ik ook wel,” snauwde Emily. “Wat ik bedoel is waarom; ik had toch gezegd dat ik je hulp niet nodig had?” “Omdat je anders zou bevriezen,” antwoordde Daniel simpelweg, en keek nog steeds niet naar haar. “En het water ook, nu ik heb gezorgd dat het werkt.” “Dus?” antwoordde Emily. “Wat heb jij ermee te maken als ik bevries? Het is mijn leven. Ik kan bevriezen als ik dat wil.” Daniel had geen haast om met Emily te praten, of mee te doen met de ruzie die ze zo duidelijk zocht. Hij bleef gewoon scheppen, heel kalm, ritmisch, net zo onverstoord door haar aanwezigheid als hij geweest zou zijn wanneer ze er helemaal niet was geweest. “Ik ben niet bereid niets te doen en je gewoon te laten sterven,” antwoordde Daniel uiteindelijk. Emily deed haar armen over elkaar. “Ik denk dat dat een beetje melodramatisch is, jij niet? Er zit wel wat verschil tussen het een beetje koud hebben en doodgaan!” Eindelijk ramde Daniel de schop de sneeuw in en hij ging rechtop staan. Hij keek haar aan, zijn uitdrukking onleesbaar. “De sneeuw lag zo hoog dat het de uitlaat bedekte. Als je die boiler aan zou zetten, zouden de rookgassen meteen terug het huis in gaan. Je zou binnen twintig minuten dood zijn door koolmonoxidevergiftiging.” Hij zei het zo vanzelfsprekend dat Emily ervan schrok. “Als je dood wilt gaan, doe je dat maar in je eigen tijd. Maar het gebeurt niet terwijl ik in de buurt ben.” Met die woorden gooide hij de schop op de grond en liep hij terug naar het koetshuis. Emily stond daar en keek hem na. Ze voelde haar boosheid wegsmelten, waarna schaamte het overnam. Ze voelde zich schuldig over hoe ze tegen Daniel had gesproken. Hij probeerde alleen maar te helpen en zij had het gewoon terug in zijn gezicht gegooid als een verwend kind. Ze wilde achter hem aan rennen om haar excuses aan te bieden, maar op dat moment verscheen de oude olietruck aan het einde van de straat. Emily voelde haar hart een blij sprongetje maken, en was verrast door hoe gelukkig ze zich voelde, terwijl ze alleen maar olie geleverd kreeg. In het huis in Maine verblijven had niet meer kunnen verschillen van haar leven in New York. Emily keek toe terwijl Eric uit de truck sprong, verrassend behendig voor iemand die zo oud was. Hij had een overall met olievlekken aan, net als een personage uit een tekenfilm. Hij had een verweerd maar vriendelijk gezicht. “Hallo,” zei hij op dezelfde onzekere toon die hij ook aan de telefoon had gebruikt. “Ik ben Emily,” zei Emily, en ze reikte hem de hand. “Ik ben erg blij dat u hier bent.” Eric knikte alleen maar en ging meteen aan de slag met de oliepomp. Hij was duidelijk niet zo’n prater. Emily stond er een beetje ongemakkelijk bij te kijken hoe hij werkte, met een zwak lachje iedere keer dat ze merkte dat hij snel haar kant op keek, alsof hij verward was door het feit dat ze hier was. “Kunt u me de boiler laten zien?” zei hij toen alles klaar was. Emily dacht aan de kelder, aan haar afkeer voor de grote machines die er stonden en het huis aandreven, aan de duizenden spinnen die er door de jaren heen hun webben hadden gemaakt. “Ja, deze kant op,” zei ze met een dun stemmetje. Eric pakte zijn zaklamp, en samen gingen ze de enge, donkere kelder in. Net als Daniel bleek Eric handig te zijn met machines. Binnen een paar seconden begon de grote boiler te werken. Emily kon het niet helpen; ze sloeg haar armen om de oude man heen. “Het werkt! Ik kan niet geloven dat het werkt!” Eric verstijfde bij haar aanraking. “Je moet niet rommelen met zo’n oud huis,” antwoordde hij. Emily liet hem los. Het kon haar niet eens schelen dat er nog een persoon was die zei dat ze moest stoppen, dat ze niet goed genoeg was. Het huis had nu verwarming en water, en dat betekende dat ze niet als een mislukkeling terug hoefde te keren naar New York. “Hier,” zei Emily, en ze pakte haar tas. “Hoeveel krijgt u van me?” Eric schudde alleen maar zijn hoofd. “Dat is allemaal geregeld,” antwoordde hij. “Geregeld door wie?” vroeg Emily. “Gewoon iemand,” antwoordde Eric ontwijkend. Hij voelde zich duidelijk niet op zijn gemak bij de ongewone situatie. Wie hem ook had betaald om hier te komen en haar van olie te voorzien had hem gevraagd om het stil te houden, en de situatie maakte hem ongemakkelijk. “Nou, ok?,” zei Emily. “Als u het zegt.” Ze besloot dat ze zou uitzoeken wie het gedaan had zodat ze hem kon terugbetalen. Eric knikte een keer, scherp, en liep toen terug de kelder uit, met Emily op zijn hielen; ze wilde niet alleen in de kelder blijven. Terwijl ze de trap beklom, merkte ze dat ze zich lichter voelde. Ze liep met Eric naar de deur. “Dank u, echt,” zei ze, met zo veel mogelijk betekenis in haar stem als ze erin kon leggen. Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43697719&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.