Âñåãî äâà äíÿ êàê íà ñâîáîäå Ïðîñòîâîëîñà, ïîä õìåëüêîì, Äóøà æäàëà íà íåáîñâîäå  îäíîì èñïîäíåì, áîñèêîì. Íà ÷òî ïîòðà÷åíî ïîëâåêà? Õîòåëà âñïîìíèòü - íå ñìîãëà. Íà âîçâûøåíüå ÷åëîâåêà? Òóìàí, îáðûâêè, êàáàëà. Òàì áûëî òåñíî - â îáîëî÷êå Ñ ðîæäåíüÿ ââåðåííîé ñóäüáå, Êàê â íîâîì ñåðîì äîìå áëî÷íîì, Ãäå è íå çíàþò î òåáå. Îíà íàäåÿëàñü íà òåëî,

Een Hof Voor Dieven

Een Hof Voor Dieven Morgan Rice Een Troon Voor Zusters #2 Morgan Rice komt wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over De Opkomst van de Draken) #1 Bestseller Morgan Rice komt met een onvergetelijke nieuwe fantasy serie. In EEN HOF VOOR DIEVEN (Een Troon voor Zusters – Boek Twee), wordt het leven van Sophia, 17, volledig op zijn kop gezet als ze wordt verbannen uit de romantische wereld van de aristocratie, en wordt teruggeplaatst in het weeshuis. Deze keer lijken de nonnen haar te willen doden. Maar dat doet haar nog niet zoveel pijn als haar gebroken hart. Zal Sebastian beseffen dat hij een fout heeft gemaakt en voor haar terug komen?Haar jongere zusje Kate, 15, begint met haar training bij de heks. Ze vindt zichzelf onder haar voortekens, leert het zwaard beheersen, verkrijgt meer kracht dat ze ooit voor mogelijk had gehouden – en is vastberaden om haar zus te redden. Ze wordt meegesleurd in een wereld van geweld, strijd en de magie waar ze naar verlangt – de magie die haar ondergang zou kunnen worden. Er wordt een geheim over de verdwenen ouders van Sophia en Kate onthuld, en niet alles is wat het lijkt voor de zusjes. Het lot zou weleens drastisch kunnen veranderen. EEN HOF VOOR DIEVEN (Een Troon voor Zusters – Boek Twee) is het tweede boek in een verbluffende nieuwe fantasy serie vol liefde, liefdesverdriet, tragedie, actie, magie, tovenarij, lotsbestemming en bloedstollende actie. Een spannend boek met personages waar je verliefd op zult worden, en een wereld die je nooit meer zult vergeten. Boek #3 van de serie – EEN LIED VOOR WEZEN – is binnenkort verkrijgbaar. Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) EEN HOF VOOR DIEVEN (EEN TROON VOOR ZUSTERS -- BOEK 2) MORGAN RICE Morgan Rice Morgan Rice is de bestverkopende (USA Today) auteur van de epische fantasy-serie De tovenaarsring (bestaande uit zeventien boeken), van de bestverkopende serie De vampierverslagen (bestaande uit twaalf boeken), van de bestverkopende serie De survival-trilogie, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit drie boeken, en van de epische fantasy-serie Koningen en tovenaars (zes boeken), van de nieuwe epische fantasy-serie Over kronen en glorie (bestaande uit acht boeken) en van de nieuwe epische fantasy-serie Een troon voor zusters. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en gedrukte edities en de boeken zijn vertaald in meer dan 25 talen. Morgan zou het leuk vinden iets van je te horen, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek of giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven. Een selectie van lofbetuigingen voor Morgan Rice “Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van de serie De tovenaarsring, dan had je het mis. Met De opkomst van de draken komt Morgan Rice wederom met een briljante, veelbelovende nieuwe serie. We worden meegesleept in een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, die we op elke pagina willen toejuichen. Aanbevolen voor de bibliotheek van liefhebbers van goed geschreven fantasy-verhalen.” --Books and Movie Reviews, Roberto Mattos “Een fantasy vol actie die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s vorige novels zal bekoren. Ook liefhebbers van boeken als The inheritance cycle van Christopher Paolini. en van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en uitzien naar meer.” --The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) “Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy-avonturen bieden de hoofdpersonen en de actie een krachtige verzameling ontmoetingen, gericht op de ontwikkeling van Thor: van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met haast onmogelijke overlevingskansen. Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.” --Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer) “De tovenaarsring heeft alle ingredi?nten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, gebroken harten, bedrog en verraad. Het boeit urenlang en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de collectie van alle liefhebbers van fantasy.” --Books and Movie Reviews, Roberto Mattos “In dit eerste boek vol actie uit de epische Tovenaarsring-serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod. Hij droomt ervan om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren: de eliteridders die de koning dienen. Rice schrijft goed en de theorie is intrigerend.” --Publishers Weekly BOEKEN VAN MORGAN RICE DE WEG VAN STAAL ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1) EEN TROON VOOR ZUSTERS EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1) EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2) EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3) OVER KRONEN EN GLORIE SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1) REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2) RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3) OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4) SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5) HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6) HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7) OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8) KONINGEN EN TOVENAARS DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1) DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2) DE ZWAARTE VAN EER (boek 3) EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4) EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5) NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6) DE TOVENAARSRING EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1) EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2) EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3) EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4) EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5) EEN AANVAL VAN MOED (boek 6) EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7) EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8) EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9) EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10) EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11) EEN LAND VAN VUUR (boek 12) EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13) EEN EED VAN BROEDERS (boek 14) EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15) EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (boek 16) HET GESCHENK VAN DE STRIJD (boek 17) DE SURVIVAL TRILOGIE ARENA EEN: SLAVERUNNERS (boek 1) ARENA TWEE (boek 2) ARENA DRIE (boek 3) VAMPIER, GEVALLEN VOOR ZONSOPKOMST (boek 1) DE VAMPIERVERSLAGEN VERANDERD (boek 1) GELIEFD (boek 2) VERRADEN (boek 3) VOORBESTEMD (boek 4) VERLANGD (boek 5) VERLOOFD (boek 6) BELOOFD (boek 7) GEVONDEN (boek 8) HERREZEN (boek 9) BEGEERD (boek 10) VERDOEMD (boek 11) GEOBSEDEERD (boek 12) Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden! (http://www.morganricebooks.com/read-now/) Copyright © 2017 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur. Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. INHOUD HOOFDSTUK EEN (#uba4b638e-970a-5360-9bd0-c2409dbdbfc3) HOOFDSTUK TWEE (#ufeb71fac-429d-5612-8d00-a48af504fe8d) HOOFDSTUK DRIE (#u11582ef8-d502-5305-b9a9-8a9733b60af2) HOOFDSTUK VIER (#u6fd9b793-037f-5509-b135-faefc6ad5493) HOOFDSTUK VIJF (#u4ce1050d-c549-5650-83b9-4d3dfd5aad13) HOOFDSTUK ZES (#ue06af965-453d-58f6-b4b0-3f33fa87f8b4) HOOFDSTUK ZEVEN (#u796d74fd-f24e-5eff-8f29-94eb384d06dc) HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EEN Ze maakten een spektakel van Sophia’s straf, en Sophia had het kunnen weten. Ze sleurden haar terug naar het Huis der Onbekenden en duwden haar struikelend door de straten van Ashton. Ze trokken de kap pas van haar hoofd toen ze binnen waren. Kate, help me! stuurde Sophia, wetende dat haar zusje haar beste optie was om hier doorheen te komen. Niemand hielp haar, zelfs niet degenen die haar zagen. Ze wisten dat ze niet ??n of ander rijk meisje was dat gekidnapt werd, maar slechts ??n van de onvrijen die werd teruggebracht om gestraft te worden. Zelfs met de kap op haar hoofd en de dure jurk van haar vermomming, leek het erop dat mensen dat wel door hadden. Ze kon hun gedachten zien, en er waren er zoveel die vonden dat ze het verdiende, dat het voelde alsof er op haar gespuugd werd. De gemaskerde nonnen luidden de klokken bij haar terugkomst. Het leek misschien op een viering, maar Sophia wist wat het echt was: een dagvaarding. Ze sleurden de kinderen uit bed zodat ze konden zien wat er terechtkwam van degenen die dom genoeg waren om te vluchten. Sophia kon ze zien nu, dicht opeengepakt bij de deuropeningen en de ramen van het weeshuis. De oudere kinderen die ze kende waren er, evenals de jongere kinderen die pas net in de zogenaamde zorg van het weeshuis terecht waren gekomen. Ze zouden allemaal zien wat er met haar gebeurde, en sommige van hen zouden er waarschijnlijk nachtmerries van krijgen. De gemaskerde nonnen wilden dat de kinderen wisten wat ze waren, en dat ze leerden dat er niets beters voor hen was. “Help me!” riep ze naar hen, maar het maakte geen verschil. Sommige kinderen waren te bang om te bewegen, andere knipperden vragend met hun ogen, omdat ze nog niet begrepen wat er aan de hand was. Een paar dachten zelfs dat ze dit verdiende; dat ze gestraft moest worden voor het overtreden van de regels. De nonnen trokken Sophia’s bovenjurk uit. Sophia probeerde zich te verzetten, maar ??n van de nonnen sloeg haar gewoon terwijl de andere haar in bedwang hielden. “Dacht je dat je opsmuk mocht dragen? Een schaamteloos kind als jij verdient geen dure kleren. Je verdient nauwelijks het leven dat de godin je gegund heeft.” Ze kleedden haar uit tot aan haar onderjurk en negeerden Sophia’s schaamte. Ze trokken haar ingevlochten haren los, want zelfs die controle over haar uiterlijk mocht ze niet hebben. Wanneer ze zich ook maar enigszins verzette, sloegen ze haar, en ze wankelde van de klappen. En ze bleven haar voorwaarts duwen. Zuster O’Venn leek er het meest van te genieten. Ze bracht Sophia naar voren en sprak met een hoog volume, zodat ze zeker wist dat de toekijkende bewoners van het weeshuis haar zouden horen. “Dacht je dat je lang vrij zou rondlopen?” wilde ze weten. “De Gemaskerde Godin eist dat haar schulden worden vereffend! Dacht je dat een schaamteloos kind als jij dat kon vermijden door haarzelf aan ??n of andere rijke man te geven?” Was dat een gok, of wisten ze op de ??n of andere manier waar Sophia mee bezig was geweest? En zo ja, hoe dan? “Kijk naar haar,” riep Zuster O’Venn naar de toekijkende kinderen. “Kijk naar wat er gebeurt met de ondankbaren en de weglopers. De Gemaskerde Godin biedt jullie hier onderdak, en vraagt jullie alleen maar om daarvoor te werken! Ze biedt jullie een kans op een betekenisvol leven. Wie dat afwijst, zal de prijs betalen!” Sophia kon de angst van de wezen om zich heen voelen, als een golf van gedachten. Een paar dachten erover om haar te helpen, maar ze wist dat ze daar niet op kon rekenen. De meesten waren alleen maar dankbaar dat zij zelf niet aan de schandpaal werden genageld. Sophia vocht terwijl ze haar naar de binnenplaats sleurden, maar het maakte geen verschil. Kate had zichzelf misschien kunnen bevrijden, maar Sophia was nooit een vechter geweest. Zij was altijd de slimme van de twee geweest, alleen blijkbaar niet slim genoeg. Ze hadden haar te pakken gekregen, en nu… …nu wachtte er een paal op haar, midden op de binnenplaats. Ze wist waarom die daar stond. Een aantal van de kinderen riepen beledigende dingen naar haar terwijl de nonnen Sophia naar die paal leidden, en dat deed bijna meer pijn dan al het andere bij elkaar. Ze wist waarom ze het deden, want als zij aan de zijlijn had gestaan zou ze hetzelfde gedaan hebben, al was het maar om er zeker van te zijn dat ze er niet tussenuit gehaald zou worden om straf te krijgen. Toch voelde Sophia tranen in haar ogen prikken toen ze de woede op hun jonge gezichten zag. Zij zou een waarschuwing zijn voor hen. Ze zouden de rest van hun leven aan haar denken als ze dachten aan ontsnappen. Sophia schraapte haar krachten bij elkaar terwijl ze haar aan de paal vastbonden. Ze drukten haar gezicht ertegenaan en bonden haar vast met touwen van ruwe hennep. Kate, help! Ze hebben me te pakken gekregen! Maar er kwam geen antwoord, en de nonnen gingen door met het vastbinden van Sophia, als een offer aan de duisterdere wezens die de mensen voor de Gemaskerde Godin hadden aanbeden. Ze schreeuwde met heel haar geest om hulp, maar het leek geen verschil te maken. De nonnen namen hun tijd. Dit was net zo goed bedoeld als theater als om pijn te veroorzaken. Of misschien wilden ze gewoon zeker weten dat Sophia straks niet mee kon geven met de klappen die zouden volgen. Zodra ze Sophia hadden vastgebonden, leidden de nonnen een aantal van de jongere kinderen de binnenplaats op. Ze dwongen hen naar haar te kijken alsof ze een wild beest in een menagerie was. “We moeten dankbaar zijn,” zei Zuster O’Venn. “We moeten nederig zijn. We moeten onze schulden aan de Gemaskerde Godin vereffenen. Als we daarin falen, zullen we boeten. Dit meisje is gevlucht. Dit meisje was arrogant genoeg om zichzelf boven de wil van de godin te plaatsen. Dit meisje was losbandig en trots.” Ze zei het als een rechter die een straf uitsprak. Toen liep ze naar Sophia toe. Het begon te regenen, en Sophia voelde de koude druppels in het donker. “Toon berouw,” zei ze. “Toon berouw voor je zondes, en betaal de prijs voor je vergeving!” Ze zal hoe dan ook lijden, maar ze moet kiezen. Sophia zag hetzelfde in de gedachten van de anderen. Ze waren hoe dan ook van plan om haar pijn te doen, ongeacht wat ze zei. Het had geen zin om te liegen en om vergiffenis te smeken, want zelfs de meest zachtaardigen onder de zusters wilden haar pijn doen. Ze wilden het doen om de andere kinderen een voorbeeld te geven, omdat ze er oprecht van overtuigd waren dat het goed was voor haar ziel, of simpelweg omdat ze het fijn vonden om mensen te zien lijden. Voor Zuster O’Venn gold het laatste. “Het spijt me,” zei Sophia. Ze zag de kinderen, die aandachtig naar haar woorden luisterden. “Het spijt me dat ik niet twee keer zo hard heb gerend! Jullie zouden allemaal moeten vluchten,” riep ze naar de kinderen. “Ze kunnen jullie niet allemaal tegenhouden. Ze kunnen jullie niet allemaal te pakken krijgen!” Zuster O’Venn beukte haar hoofd tegen het hout van de strafpaal, en duwde z? hardhandig een treknagel tussen Sophia’s tanden, dat het een wonder was dat er niets afbrak. “Zodat je niet op je tong bijt,” zei ze met een spottende vriendelijkheid die niets te maken had met de dingen die Sophia in haar gedachten kon zien. Op dat moment begreep Sophia Kates drang naar wraak, en haar wens om het weeshuis tot de grond toe af te branden. Ze zou Zuster O’Venn zonder aarzelen in brand hebben gestoken. De gemaskerde zuster haalde een zweep tevoorschijn en testte hem waar Sophia het kon zien. Het was een kwaadaardig uitziend object, met meerdere strengen leer waar knopen in waren gelegd. Het was het soort zweep dat blauwe plekken en scheuren in de huid kon veroorzaken, veel wreder dan de riemen of roedes waar Sophia in het verleden mee geslagen was. Ze probeerde zichzelf te bevrijden, maar het maakte geen verschil. Het enige dat ze kon doen was trots blijven staan terwijl ze haar straften. Toen Zuster O’Venn haar de eerste keer sloeg, beet Sophia bijna door de houten treknagel heen. Een ondragelijke pijn explodeerde door haar rug, en ze voelde haar huid openscheuren onder de klappen. Alsjeblieft, Kate, stuurde ze, alsjeblieft! Weer kreeg ze het gevoel dat haar woorden wegdreven zonder verbinding te maken. Had haar zusje ze gehoord? Het was onmogelijk te weten als er geen antwoord kwam. Sophia kon alleen maar blijven hangen, en hopen, en naar haar roepen. In het begin deed Sophia haar best om niet te schreeuwen, al was het maar om Zuster O’Venn dat plezier te ontzeggen, maar de realiteit was dat ze die pijn die als vuur door haar rug brandde met geen mogelijkheid kon bedwingen. Sophia schreeuwde bij elke impact, tot het voelde alsof er niets meer in haar zat. Toen ze de treknagel uiteindelijk uit haar mond trokken, proefde Sophia bloed. “Wil je nu wel berouw tonen, kwaadaardig meisje?” wilde de gemaskerde zuster weten. Sophia zou haar gedood hebben als ze ook maar een seconde de kans had gehad, zou duizendmaal gevlucht zijn als ze dacht dat ze weg kon komen. Desondanks dwong ze haar schokkende lichaam om te knikken, hopend dat ze er berouwvol genoeg uitzag. “Alstublieft,” smeekte ze. “Het spijt me. Ik had niet weg moeten lopen.” Zuster O’Venn leunde naar haar toe om haar uit te lachen. Sophia kon de woede in haar ogen zien, en de honger naar meer. “Dacht je dat ik het niet zie als een meisje liegt?” wilde ze weten. “Ik had al vanaf het begin moeten weten hoe verdorven je was, gezien waar je vandaan kwam. Maar ik zal ervoor zorgen dat je berouw toont. Ik zal de verdorvenheid uit je slaan als het moet!” Ze draaide zich naar de anderen om, en Sophia haatte het feit dat ze nog steeds stonden te kijken, verstijfd als standbeelden, onbeweeglijk van angst. Waarom hielpen ze haar niet? Waarom deinsden ze niet eens terug van afschuw, waarom probeerden ze het Huis der Onbekenden niet te ontvluchten? Ze stonden daar terwijl Zuster O’Venn langs hen heen liep, haar bloederige zweep in haar hand. “Jullie kwamen bij ons als niets, als bewijsmateriaal van andermans zondes, of als het uitschot van de wereld!” riep de gemaskerde non. “Jullie vertrekken hier als jongens en meisjes die klaar zijn om de wereld te dienen zoals het hoort. Deze hier wilde vluchten voor haar arbeidscontract. Ze heeft hier jarenlang van veiligheid en onderwijs geprofiteerd, en ze probeerde te vluchten voor de prijs!” Want de prijs was de rest van de levens van de wezen, die als slaaf werkten voor degenen die bereid waren voor de kosten van hun opvoeding te betalen. Theoretisch gezien was het mogelijk om de kosten terug te betalen, maar hoeveel slaagden daar daadwerkelijk in, en hoeveel moesten ze lijden in de jaren die dat kostte? “Deze had dagen geleden tewerkgesteld moeten worden!” zei de gemaskerde non wijzend. “Nou, morgen is het zover. Ze zal verkocht worden als het ondankbare kreng dat ze is, en dit keer zal ze het niet makkelijk krijgen. Er zullen geen vriendelijke mannen zijn die een vrouw willen kopen, of aristocraten die een dienstmeid zoeken.” Dat was wat hier most doorgaan voor een goed leven, een makkelijk leven. Sophia haatte dat bijna net zo erg als de mensen hier. Ze haatte ook de gedachte aan wat er nu met haar zou gaan gebeuren. Ze had op het punt gestaan om de vrouw van een prins te worden, en nu… “Degenen die een verdorven meid als zij willen,” zei Zuster O’Venn, “zijn wrede mannen met nog wredere doelen. Dit meisje heeft het over zichzelf afgeroepen, en nu zal ze gaan waar ze heen moet.” “Waar jullie me heen sturen!” kaatste Sophia terug, want ze kon uit de gedachten van de gemaskerde non aflezen dat ze de ergste mensen had laten komen die ze kon bedenken. Het feit dat ze dat kon zien was al een marteling op zich. Ze keek naar de andere gemaskerde nonnen en probeerde door hun sluiers heen te kijken, om de vrouwen die eronder zaten te bereiken. “De enige reden dat ik bij zulke mensen terechtkom is omdat jullie daarvoor kiezen. Jullie kiezen ervoor om ons te verkopen. Jullie verkopen ons alsof we niets waard zijn!” “Jullie zijn ook niets waard,” zei Zuster O’Venn, en ze duwde de treknagel weer in Sophia’s mond. Sophia keek haar dreigend aan en zocht een greintje menselijkheid. Ze kon niets vinden. Het enige dat ze vond was wreedheid die vermomd werd als noodzakelijke striktheid, en kwaad dat deed alsof het plicht was, zonder dat er overtuiging achter zat. Zuster O’Venn vond het gewoon leuk om de zwakkeren pijn te doen. Toen deed ze Sophia pijn, en Sophia kon niets anders doen dan schreeuwen. Ze rukte aan de trouwen en probeerde zich los te trekken, of in elk geval de ruimte te vinden om de zweep te ontsnappen. Ze kon echter niets doen behalve schreeuwen. Ze smeekte stilletjes naar het hout waar ze in beet terwijl haar geschreeuw door de stad galmde, en ze hoopte dat haar zusje haar kon horen. Er kwam geen antwoord, behalve het gestage gefluit van de gevlochten lederen strengen en de klappen tegen haar bebloede rug. De gemaskerde non sloeg haar met een schijnbaar onuitputtelijke kracht, ver voorbij het punt waar Sophia’s benen haar konden dragen, en voorbij het punt waar ze nog de kracht had om te schreeuwen. Ergens moest ze bewusteloos zijn geraakt, maar dat maakte geen verschil. Zelfs Sophia’s nachtmerries zaten vol geweld, en kwamen met oude herinneringen aan een brandend huis en mannen waar ze voor moest vluchten. Toen ze weer bijkwam waren ze klaar, en was iedereen weg. Nog steeds vastgebonden aan de paal begon Sophia te huilen, terwijl de regen het bloed van haar rug spoelde. Het zou makkelijk te geloven zijn dat het niet erger kon worden, maar dat kon het wel. Het kon nog zoveel erger. En morgen zou dat ook gebeuren. HOOFDSTUK TWEE Kate stond boven Ashton en keek toe hoe de stad brandde. Ze had gedacht dat ze blij zou zijn, maar dit was niet alleen maar het Huis der Onbekenden, of de plekken waar de havenwerkers hun binnenschepen hadden aangemeerd. Dit was alles. Hout en riet vatten vlam, en Kate kon de doodsangsten van de mensen in de brede cirkel van huizen voelen. Het kabaal van kanonnen overstemde het geschreeuw van de stervenden, en Kate zag grote delen van gebouwen vallen alsof ze van papier waren gemaakt. Ze hoorde donderbussen, en er zeilden zoveel pijlen door de lucht dat ze de hemel niet eens meer kon zien. Ze vielen, en Kate liep door de regen van pijlen met de vreemde, gedetacheerde kalmte die je alleen maar in dromen kon voelen. Nee, geen droom. Dit was meer dan een droom. Wat voor krachten er ook in Siobhans fontein zaten, ze stroomden nu door Kate heen, en ze zag overal om haar heen de dood. Paarden renden door de straten terwijl hun ruiters om zich heen sloegen met sabels en zwaarden. Geschreeuw rees op, tot het de stad leek te vullen zoals de vlammen dat deden. Zelfs de rivier leek nu in brand te staan, maar toen Kate beter keek, zag ze dat het de binnenschepen waren waar de vlammen oversloegen, terwijl de bemanningsleden vochten om ervan af te komen. Kate was op een binnenschip geweest, en ze kon wel raden naar hoe angstaanjagend die vlammen moesten zijn. Er renden figuren door de straten, en het was makkelijk om het verschil te zien tussen de in paniek geraakte inwoners van de stad en de figuren in okerkleurige uniformen die op hen inhakten met hun zwaarden. Kate had nog nooit de plundering van een stad meegemaakt, maar dit was afschuwelijk. Het was geweld om het geweld, en het leek er niet op dat er snel een einde aan zou komen. De rijen met vluchtelingen liepen nu tot ver buiten de stad. Ze hadden de bezittingen die ze konden dragen gepakt en hadden Ashton verlaten. Zouden ze asiel zoeken in de Ridings of verder gaan, naar steden als Treford of Barriston? Toen zag Kate de ruiters op hen afstormen, en ze wist dat de vluchtelingen niet ver zouden komen. Achter hen waren alleen maar vlammen, dus ze konden geen kant op. Hoe zou het zijn om zo gegrepen te worden? Maar dat wist ze toch al, of niet? Het beeld veranderde, en nu wist Kate dat ze niet langer keek naar iets dat kon gebeuren, maar iets dat al was gebeurd. Ze kende deze droom, omdat het een droom was die ze al te vaak had gehad. Ze was in een oud huis, een groot huis, en er naderde gevaar. Maar deze keer was er iets anders. Er waren mensen, en Kate keek van zo laag naar hen op dat ze wist dat ze heel klein moest zijn. Er was een man die er bezorgd maar sterk uitzag, gekleed in het haastig aangetrokken fluwelen gewaad van een adellijke. Zijn krullende zwarte pruik had hij niet opgedaan in zijn haast, en zijn korte grijze haar was zichtbaar. De vrouw die bij hem was zag er prachtig maar verfomfaaid uit, alsof ze er normaal gesproken een uur over deed om zich aan te kleden met de hulp van haar dienstmeisjes, en het nu in enkele minuten had gedaan. Ze zag er aardig uit, en Kate strekte haar handen naar haar uit. Ze begreep niet waarom de vrouw haar niet wilde optillen, terwijl dat was wat ze altijd deed. “We hebben geen tijd,” zei de man. “En als we allemaal proberen weg te komen, zullen ze ons gewoon volgen. We moeten afzonderlijk gaan.” “Maar de kinderen—” begon de vrouw. Kate wist zonder dat iemand het haar verteld had dat dit haar moeder was. “Ze zijn veiliger als ze niet bij ons zijn,” zei haar vader. Hij wendde zich tot een bediende, en Kate herkende haar kindermeisje. “Je moet hen hier vandaan halen, Anora. Breng ze ergens heen waar het veilig is, waar niemand hen kent. We zullen ze vinden als deze waanzin voorbij is.” Toen zag Kate Sophia. Ze zag er veel te jong uit, maar ook klaar om in discussie te gaan. Kate kende die blik maar al te goed. “Nee,” zei hun moeder. “Jullie moeten gaan, jullie allebei. Er is geen tijd. Rennen, mijn lievelingen.” Er klonk een klap ergens in het huis. “Rennen.” Kate rende, haar hand stevig in die van Sophia. Ze hoorde nog een klap, maar ze keek niet achterom. Ze bleef rennen door de gangpaden, en stopte alleen om zich te verbergen wanneer er figuren door de schaduwen bewogen. Ze renden tot ze open ramen vonden en klommen het huis uit, de duisternis in… Kate knipperde met haar ogen en kwam weer tot zichzelf. Het ochtendlicht leek veel te fel, de glinstering duizelingwekkend. Ze probeerde de droom weer te grijpen toen ze ontwaakte, probeerde te zien wat er daarna gebeurde, maar ze kon er geen grip meer op krijgen. Kate kreunde, want ze wist dat het laatste gedeelte geen droom was geweest. Het was een herinnering, een herinnering die Kate liever wilde zien dan wat dan ook. Toch had ze nu de gezichten van haar ouders in haar hoofd. Ze hield ze daar vast en dwong zichzelf om ze niet te vergeten. Langzaam ging ze rechtop zitten, en haar hoofd tolde van alles wat ze had gezien. “Je moet het rustig aan doen,” zei Siobhan. “Het water van de fontein kan nawerkingen hebben.” Ze zat op de rand van de fontein, die er nu weer geru?neerd uitzag, niet mooi en nieuw zoals hij was geweest toen Siobhan er water had uitgehaald voor Kate om te drinken. Ze zag er precies zo uit als de nacht ervoor. Zelfs de bloemen die met haar haren vervlochten waren leken onaangeraakt, alsof ze de hele tijd niet had bewogen. Ze bekeek Kate met een uitdrukking die niets zei over wat ze dacht, en de muren om haar geest heen betekende dat zelfs Kate haar niet kon peilen. Kate probeerde op te staan, ze wilde zich niet door deze vrouw laten commanderen. Het bos om haar heen begon te draaien, en Kate zag een waas van kleuren om de randen van de bomen, takken en stenen heen. Kate wankelde, en ze moest haar hand op een gebroken zuil leggen om zichzelf staande te houden. “Als mijn leerling moet je naar me leren luisteren,” zei Siobhan. “Je kunt niet verwachten dat je zomaar op kunt staan na zoveel veranderingen in je lichaam.” Kate knarste met haar tanden en wachtte tot de duizeligheid wegtrok. Het duurde niet lang. Afgaande op haar uitdrukking was zelfs Siobhan verrast toen Kate bij de zuil weg stapte. “Niet slecht,” zei ze. “Je past je sneller aan dan ik gedacht had. Hoe voel je je?” Kate schudde haar hoofd. “Ik weet het niet.” “Dan moet je de tijd nemen om na te denken,” snauwde Siobhan enigszins ge?rriteerd. “Ik wil een studente die nadenkt over de wereld, in plaats van dat ze er alleen op reageert. Ik denk dat jij zo bent. Wil je me het tegendeel bewijzen?” Kate schudde haar hoofd weer. “Ik word… de wereld lijkt anders als ik om me heen kijk.” “Je begint het te zien zoals het is, met de stromingen van het leven,” zei Siobhan. “Je raakt er wel aan gewend. Probeer eens te bewegen.” Kate nam nog een wankelende stap, en toen nog ??n. “Je kunt wel beter dan dat,” zei Siobhan. “Rennen!” Dat was iets te veel gevraagd voor Kate, en ze vroeg zich af hoeveel Siobhan van haar dromen had gezien. Ze had gezegd dat zij en Kate niet hetzelfde waren, maar als de vrouw ze genoeg op elkaar vond lijken om haar als leerling te nemen, dan kon Siobhan misschien wel in haar dromen kijken. Er was echter geen tijd om daarover na te denken, want Kate had het te druk met rennen. Ze sprintte door de bossen over het mos en de modderige grond, de gevallen bladeren en de gebroken takken. Pas toen ze de bomen voorbij zag zoeven besefte ze hoe snel ze bewoog. Kate zette zich af, en ineens sprong ze op ??n van de lagere takken van een boom, zo makkelijk alsof ze vanaf een boot op een steiger was gestapt. Kate balanceerde op de tak en leek elke windvlaag aan te voelen komen, voor hij haar eraf kon blazen. Ze sprong weer op de grond en liep impulsief naar een zware gevallen tak toe die ze voorheen nooit had kunnen optillen. Kate voelde de ruwe schors tegen haar handen toen ze de tak vastpakte. Ze tilde hem moeiteloos op en hield hem boven haar hoofd, zoals de sterke mannen op de kermis in Ashton deden. Ze gooide de tak van zich af en zag hem tussen de bomen verdwijnen. Kate hoorde de tak op de grond vallen, en even hoorde ze elk ander geluid om zich heen. Ze hoorde het geritsel van bladeren terwijl er kleine beestjes onderdoor kropen, het getjilp van vogels hoog in de takken. Ze hoorde het geschuifel van kleine pootjes over de grond, en wist nog voordat hij was verschenen waar er een haas zou opduiken. Het arsenaal aan geluiden was te veel in het begin. Kate zette haar handen tegen haar oren om niet overweldigd te worden door de waterdruppels die van de bladeren vielen, de bewegingen van insecten langs boomschors. Ze sloot zich ervoor af, zoals ze dat had geleerd met haar gave om gedachten te horen. Ze liep weer terug naar de plek waar de geru?neerde fontein stond, en Siobhan zat daar, glimlachend met iets dat leek op een vleugje trots. “Wat gebeurt er met me?” vroeg Kate. “Alleen datgeen waar je om hebt gevraagd,” zei Siobhan. “Je wilde sterk genoeg zijn om je vijanden te verslaan.” “Maar dit alles…” begon Kate. De waarheid was dat ze nooit had geloofd dat ze zoveel kon doen. “Magie kan vele vormen aannemen,” zei Siobhan. “Jij zult je vijanden niet vervloeken, of vanaf een afstand naar hen pendelen. Je zult geen bliksem oproepen, of de geesten van de rusteloze doden ontwaken. Die wegen zijn voor anderen bestemd.” Kate fronste een wenkbrauw. “Is dat echt mogelijk?” Ze zag Siobhan haar schouders ophalen. “Dat doet er niet toe. De kracht van de fontein stroomt nu door je heen. Je bent sneller en sterker, je zintuigen worden steeds scherper. Je zult dingen zien die de meeste mensen niet kunnen zien. Als je dat weet te combineren met je eigen talenten zal je formidabel zijn. Ik zal je leren om toe te slaan, in de strijd of vanuit de schaduwen. Ik zal je dodelijk maken.” Kate had altijd al sterk willen zijn, maar toch maakte het haar allemaal een beetje bang. Siobhan had haar al verteld dat er een prijs zou zijn voor dit alles, en hoe geweldiger het leek, hoe groter ze vermoedde dat deze prijs zou zijn. Ze dacht terug aan wat ze gedroomd had, en hoopte dat het geen waarschuwing was. “Ik heb iets gezien,” zei Kate. “Ik droomde het, maar het voelde niet als een droom.” “Hoe voelde het?” vroeg Siobhan. Kate stond op het punt om te zeggen dat ze het niet wist, maar bedacht zich toen ze Siobhans blik zag. “Het voelde als de waarheid. Maar ik hoop dat dat het niet is. In mijn droom werd Ashton geplunderd. Het stond in brand, en de mensen werden afgeslacht.” Ze verwachtte half dat Siobhan haar zou uitlachen, of misschien hoopte ze dat. Maar Siobhan zag er bedachtzaam uit, en knikte. “Dat had ik kunnen verwachten,” zei de vrouw. “Het gaat sneller dan ik dacht, maar tijd is iets waar zelfs ik niets aan kan veranderen. In ieder geval niet permanent.” “Weet jij wat er gaande is?” vroeg Kate. Dat leverde haar een glimlach op die ze niet kon ontcijferen. “Laten we het erop houden dat ik gebeurtenissen heb voorzien,” antwoordde Siobhan. “Er zijn dingen waar ik op had geanticipeerd, en dingen die in een korte tijd gedaan moeten worden.” “En je gaat me niet vertellen wat er aan de hand is, of wel?” zei Kate. Ze probeerde haar frustraties te verbergen door zich te concentreren op de krachten die ze verkregen had. Ze was nu sterker, en sneller, dus maakte het echt uit dat ze niet alles wist? Ja, dat maakte iets uit. “Je leert al,” antwoordde Siobhan. “Ik wist wel dat je een goede keuze was als leerling.” Keuze? Kate was degene geweest die de fontein had opgezocht, niet ??n keer, maar twee keer. Zij was degene geweest die om kracht had gevraagd, en degene die besloten had om Siobhans voorwaarden te accepteren. Ze zou zich niet door de vrouw laten overtuigen dat het anders was. “Ik kwam hier heen,” zei Kate. “Ik heb hier zelf voor gekozen.” Siobhan haalde haar schouders op. “Ja, dat heb je gedaan. En nu is het tijd om te leren.” Kate keek om zich heen. Dit was geen bibliotheek, zoals die in de stad. Het was geen trainingsveld met zwaardmeesters, zoals de plek waar Wills regiment haar had vernederd. Wat kon ze hier nu leren in de wildernis? Toch bereidde ze zich voor. Ze ging voor Siobhan staan en wachtte. “Ik ben er klaar voor. Wat moet ik doen?” Siobhan hield haar hoofd schuin. “Wacht.” Ze liep naar een plek waar een kleine brandstapel in een kuil was gelegd, klaar om aangestoken te worden. Siobhan wierp er een vlam in zonder een slijpsteen en staal te gebruiken, en terwijl er rook oprees fluisterde ze woorden die Kate niet kon verstaan. De rook begon te wervelen en te kronkelen, en er ontstonden vormen die Siobhan leek te dirigeren alsof ze voor een groep muzikanten stond. De rook verenigde zich in een vorm die vaag menselijk leek, en trok weg tot er iemand overbleef die eruitzag als een krijger uit de oude tijd. Hij had een zwaard in zijn handen dat er bizar scherp uitzag. Zo scherp dat Kate geen tijd had om te reageren toen hij het wapen door haar hart boorde. HOOFDSTUK DRIE Ze lieten Sophia de hele nacht hangen aan de touwen die waren gebruikt om haar aan de strafpaal te binden. Haar immobiliteit was net zo’n marteling als haar kapotte rug, en haar ledematen brandden door het gebrek aan beweging. Ze kon niets doen om de pijn van haar afstraffing te verlichten. En dan was er nog de schaamte van dat ze in de regen was achtergelaten, als een soort waarschuwing voor de anderen. Sophia haatte hen met het soort haat dat ze Kate altijd had verweten. Ze wilde hen zien sterven, en dat verlangen was ook een soort pijn, want Sophia zou nooit in de positie zijn om het te verwezenlijken. Ze kon zichzelf niet eens bevrijden. Ze kon ook niet slapen. Daar zorgen de pijn en de vreemde positie wel voor. Sophia kwam niet verder dan een soort half gedroomd delirium waarin het verleden zich vermengde met het heden, terwijl de regen haar haren tegen haar hoofd deed plakken. Ze droomde over de wreedheden die ze in Ashton had gezien, en niet alleen in de levende hel van het weeshuis. De straten waren bijna net zo erg geweest, met hun belagers en hun onverschillige gebrek aan medeleven voor degenen die op hun pad terechtkwamen. Zelfs in het paleis was er voor iedere aardige ziel iemand als Milady d’Angelica geweest, mensen die leken te zwelgen in de macht van hun posities, en het vermogen om wreed te zijn tegen anderen. Ze dacht aan een wereld vol oorlogen en door mensen bewerkstelligde wreedheden, en vroeg zich af hoe het zo’n meedogenloze plek had kunnen worden. Sophia probeerde aan minder deprimerende dingen te denken, maar dat was niet eenvoudig. Ze begon aan Sebastian te denken, maar dat deed te veel pijn. Alles had zo perfect geleken tussen hen, en toen, toen hij erachter was gekomen wat ze was… het was zo snel ingestort dat Sophia’s hart nu aanvoelde als as. Hij had niet eens geprobeerd om zich tegen zijn moeder te verzetten of bij Sophia te blijven. Hij had haar gewoon weggestuurd. Dus probeerde Sophia aan Kate te denken, en de gedachte aan haar ging gepaard met de drang om nogmaals om hulp te schreeuwen. Ze riep haar weer bij het eerste licht van het ochtendgloren, maar er kwam niets terug. Wat nog erger was, de gedachte aan haar zusje bracht voornamelijk herinneringen met zich mee van moeilijke tijden in het weeshuis, of andere, oudere gebeurtenissen. Sophia dacht aan de brand. De aanval. Ze was nog zo jong geweest toen het was gebeurd dat ze zich er nauwelijks iets van herinnerde. Ze kon zich de gezichten van haar vader en moeder herinneren, maar afgezien van die paar instructies over dat ze moesten vluchten had ze niet gehoord hoe ze hadden geklonken. Ze kon zich herinneren dat ze had moeten vluchten, maar had alleen een paar vage flarden gezien van de tijd daarvoor. Er was een houten hobbelpaard geweest, een groot huis waar ze goed verstoppertje hadden kunnen spelen, een kindermeisje… Meer dan dat kon Sophia zich niet herinneren. Het Huis der Onbekenden had haar verleden bijna volledig bedekt met een miasma van pijn. Het was moeilijk om te denken aan wat er vooraf was gegaan aan de afstraffingen en slijpstenen, de gedwongen onderwerping en de angst voor waar het allemaal naartoe leidde. Dat was wat Sophia nu te wachten stond: ze zou als een dier worden verkocht. Hoe lang hing ze daar al, worstelend tegen haar touwen? Lang genoeg voor de zon om weer op te komen, in elk geval. Lang genoeg dat toen de gemaskerde nonnen kwamen om haar naar beneden te halen, Sophia’s verzwakte ledematen ervoor zorgden dat ze op de stenen van de binnenplaats in elkaar zakte. De nonnen maakten geen aanstalten om haar te helpen. “Opstaan,” commandeerde ??n van hen. “Je wil niet dat je wordt verkocht als je er zo uitziet.” Sophia bleef liggen, tandenknarsend tegen de pijn terwijl het gevoel langzaam weer in haar benen kroop. Ze bewoog pas toen de non haar schopte. “Opstaan, zei ik,” snauwde ze. Sophia dwong zichzelf om op te staan, en de gemaskerde nonnen grepen haar bij haar armen, zoals Sophia zich voorstelde dat een gevangene naar haar executie begeleid zou worden. Ze voelde zich niet veel beter bij haar eigen vooruitzicht. Ze brachten haar naar een kleine stenen cel waar een emmer stond. Ze schrobden haar schoon, en op de ??n of andere manier slaagden de nonnen erin om zelfs daar een marteling van te maken. Een deel van het water was zo heet dat Sophia’s huid verbrandde terwijl ze het bloed wegwasten, en ze schreeuwde het uit met alle pijn die ze had ervaren toen Zuster O’Venn haar had geslagen. Maar het meeste water was ijskoud, en Sophia huiverde. Zelfs de zeep die de nonnen gebruikten prikte. Het brandde in haar ogen toen ze haar haren wasten en het vastbonden in een ruwe knot die niets te maken had met de elegante kapsels in het paleis. Ze deden haar witte onderjurk uit en gaven haar het grijze uniform van het weeshuis om te dragen. Na de mooie kleren die Sophia de afgelopen dagen had gedragen, jeukte de stof aan haar huid als bijtende insecten. Ze gaven haar niets te eten. Dat was het waarschijnlijk niet waard, nu hun investering in haar ten einde liep. Dat was wat deze plek was. Het was als een veestal voor kinderen, waar ze met net genoeg vaardigheden en angst werden vetgemest om als nuttige leerlingen of dienstmeisjes verkocht te kunnen worden. “Jullie weten dat dit verkeerd is,” zei Sophia toen ze haar naar de deur sleurden. “Zien jullie dan niet wat jullie doen?” E?n van de andere nonnen boeide haar handen achter haar hoofd, waardoor Sophia wankelde. “We geven de genade van de Gemaskerde Godin aan zij die het nodig hebben. Stil nu. Je levert minder op met een blauw oog.” Sophia slikte bij de gedachte. Ze had er niet bij stil gestaan hoe zorgvuldig ze de striemen van haar afranselingen onder haar grauwgrijze uniform hadden verborgen. Weer moest ze denken aan veehouders, alleen dan nu aan het soort paardenhandelaar dat de vacht van zijn paard zou verven om een betere prijs te krijgen. Ze sleurden haar door de gangen van het weeshuis, en dit keer waren er geen toeschouwers. Ze wilden niet dat de kinderen dit deel zouden zien, waarschijnlijk omdat het hen zou herinneren aan het lot dat hen te wachten stond. Het zou hen aanmoedigen om te vluchten, terwijl het pak slaag van de vorige avond hen waarschijnlijk zo bang had gemaakt dat ze het nooit zouden durven. Ze gingen nu naar het gedeelte van het Huis der Onbekenden waar de kinderen niet mochten komen, naar de ruimtes die alleen voor de nonnen en hun bezoekers waren gereserveerd. Het meeste was simpel, hoewel er hier en daar wel tekens van rijkdom te zien waren, in vergulde kandelaars, of in de zilveren glans van een ceremonieel masker. De kamer waar ze Sophia heen brachten was chique voor de standaarden van het weeshuis. Het zag eruit als de ontvangstkamer van een adellijk huis. Er stonden stoelen langs de muren, elk met een klein tafeltje met een drinkbeker met wijn en een dienblad met bonbons. Aan de andere kant van de kamer stond Zuster O’Venn achter een tafel, een stuk opgevouwen perkament naast haar. Sophia vermoedde dat dat de overeenkomst voor haar arbeidscontract was. Zouden ze haar vertellen voor hoeveel ze werd doorverkocht? “Formeel gezien,” zei Zuster O’Venn, “zijn we, voor we je verkopen, verplicht om je te vragen of je de middelen hebt om je schuld aan de godin te vereffenen. Het bedrag staat hier. Kom, waardeloos kind, en zie wat je echt waard bent.” Sophia had geen keus; ze brachten haar naar de tafel en ze keek naar het stuk perkament. Ze was niet verrast om te zien dat elke maaltijd en elke overnachting genoteerd was. Het totaalbedrag was zo hoog dat Sophia instinctief terugdeinsde. “Heb je de middelen om deze schuld te vereffenen?” herhaalde de non. Sophia staarde haar aan. “Je weet dat ik dat niet heb.” Er stond een stoel in het midden van de kamer, gemaakt van hard hout, een groot contrast met de rest van de kamer. Zuster O’Venn wees ernaar. “Dan ga je daar zitten, en je gaat je gedragen. Je spreekt niet tenzij je iets gevraagd wordt. Je zult elke instructie onmiddellijk opvolgen. Doe je dat niet, dan volgt er straf.” Sophia had te veel pijn om niet te gehoorzamen. Ze liep naar de lage stoel en ging zitten, terwijl ze haar blik neersloeg om maar niet de aandacht van de nonnen te trekken. Toch keek ze stiekem toe toen er figuren de kamer binnenkwamen, mannen en vrouwen, allemaal met een aura van rijkdom om hen heen. Sophia kon niet veel van hen zien, want net als de nonnen droegen ze sluiers, duidelijk zodat niemand zou zien wie er ge?nteresseerd was om haar als een stuk vee te kopen. “Bedankt voor jullie komst,” zei Zuster O’Venn, en ineens had ze de gladde stem van een koopvrouw die de kwaliteiten van ??n of andere fijne zijde of parfum aanprees. “Ik hoop dat jullie het de moeite waard zullen vinden. Neem gerust de tijd om het meisje te bekijken. Vervolgens kunnen jullie een bod uitbrengen.” Ze gingen om Sophia heen staan en staarden naar haar zoals een chef-kok een stuk vlees op de markt zou hebben bekeken, en zou hebben gecontroleerd of er geen sporen van rotting of overmatige pezen te zien waren. Een vrouw vroeg Sophia om naar haar te kijken, en Sophia deed haar best om te gehoorzamen. “Ze heeft een goede kleur,” zei de vrouw, “en ik denk dat ze mooi genoeg is.” “Jammer dat ze ons haar niet met een jongen willen laten zien,” zei een dikke man. Hij had een accent dat haar vertelde dat hij van de andere kant van het Meswater kwam. Zijn dure zijden kleren hadden zweetplekken, en de stank werd verhuld door een parfum dat waarschijnlijk beter geschikt was voor een vrouw. Hij wierp de nonnen een blik toe, alsof Sophia er niet bij was. “Tenzij jullie mening in dat opzicht is veranderd, zusters?” “Dit is nog altijd een plek van de Godin,” zei Zuster O’Venn, en Sophia hoorde de oprechte afkeuring in haar stem. Vreemd dat haar dat tegenstond, wanneer ze de rest wel prima vond, dacht Sophia. Ze gebruikte haar gave om de gedachten van de aanwezigen te lezen. Ze wist niet wat ze daarmee hoopte te bereiken, want ze zou met geen mogelijkheid hun meningen over haar kunnen be?nvloeden. Het gaf haar alleen maar inzicht in dezelfde wrede gedachten, dezelfde hardvochtige doeleinden. Het beste waar ze op kon hopen was dienstbaarheid. Het ergste deed haar huiveren van angst. “Hmm, ze huivert prachtig als ze bang is,” zei een man. “Te delicaat voor de mijnen, denk ik, maar ik zal toch een bod uitbrengen.” Hij liep naar Zuster O’Venn toe en fluisterde een bedrag in haar oor. E?n voor ??n deden de anderen hetzelfde. Toen ze klaar waren, keek ze de kamer rond. “Op het moment heeft Meister Karg het hoogste bod,” zei Zuster O’Venn. “Zijn er nog mensen die hun bod willen verhogen?” Een stel leek het te overwegen. De vrouw die in Sophia’s ogen had willen kijken liep naar de gemaskerde non toe, en fluisterde een ander bedrag in haar oor. “Bedankt, allemaal,” zei Zuster O’Venn. “We zijn eruit. Meister Karg, het arbeidscontract is nu uw eigendom. Ik ben verplicht u eraan te herinneren dat wanneer het betaald wordt, het meisje vrij is om te gaan.” De dikke man snoof onder zijn sluier, en trok hem weg. Daaronder zat een rossig gezicht met te veel kinnen, dat er niet bepaald beter uitzag door de aanwezigheid van zijn borstelige snor. “En wanneer is dat ooit met mijn meisjes gebeurd?” vroeg hij. Hij stak een pafferige hand uit. Zuster O’Venn pakte het contract en overhandigde het hem. De anderen maakten ge?rgerde geluidjes, hoewel Sophia kon voelen dat een aantal van hen al aan andere mogelijkheden dachten. De vrouw die een nieuw bod had gedaan vond het jammer dat ze verloren had, maar alleen in de mate waarop ze het vervelend vond als ??n van haar paarden een race verloor tegen een paard van haar buren. Sophia zat de hele tijd op haar stoel, niet in staat om te bewegen bij de gedachte dat haar hele leven zo gemakkelijk aan een ander werd overhandigd. Een paar dagen geleden had ze op het punt gestaan om met een prins te trouwen, en nu… nu stond ze op het punt eigendom van deze man te worden? “Dan is er alleen nog de betaling die geregeld moet worden,” zei Zuster O’Venn. De dikke man, Meister Karg, knikte. “Ik zal het meteen regelen. Het is beter om contant te betalen dan naar de bank te gaan als er een schip klaar staat om te vertrekken.” Een schip? Wat voor schip? Waar wilde deze man haar heen brengen? Wat was hij met haar van plan? Ze griste de antwoorden op die vraag zonder moeite uit zijn gedachten, en alleen het idee al was genoeg om Sophia te doen opstaan, klaar om te vluchten. Sterke handen hielden haar tegen, en de nonnen grepen haar armen vast. Meister Karg bekeek haar met een nonchalante minachting. “Laat haar naar mijn wagen brengen, wil je? Ik zal de zaken hier afhandelen, en dan…” En dan kon Sophia zien dat haar leven nog afschuwelijker zou worden. Ze wilde vechten, maar er was niets dat ze kon doen terwijl de anderen haar wegleidden. Niets. In de privacy van haar eigen gedachten schreeuwde ze om de hulp van haar zusje. Maar het leek erop dat Kate het niet had gehoord—of het haar niet kon schelen. HOOFDSTUK VIER Kate stierf keer op keer. Of liever gezegd, “stierf.” Denkbeeldige wapens sneden in haar vlees, spookachtige handen wurgden haar tot ze bewusteloos raakte. Pijlen ontstonden uit het niets en schoten door haar heen. De wapens waren slechts dingen die uit rook waren gevormd, gecre?erd door Siobhans magie, maar ze deden haar net zo veel pijn als een echt wapen gedaan zou hebben. Ze doodden Kate echter niet. Elk moment van pijn leverde slechts een teleurgestelde zucht van Siobhan op, die vanaf de zijlijn toekeek met een schijnbare combinatie van vermaak en ergernis over de traagheid waarmee Kate leerde. “Opletten, Kate,” zei Siobhan. “Denk je dat ik deze droomfragmenten voor de lol oproep?” Voor Kate verscheen figuur van een zwaardvechter, eerder gekleed voor een duel dan voor een veldslag. Hij salueerde naar haar en trok een degen. “Dit is het Finnochi derobement,” zei hij in dezelfde vlakke, monotone stem als de anderen. Hij stak naar haar en Kate pareerde met haar houten oefenzwaard. Dat had ze inmiddels wel geleerd. Ze was snel genoeg om het moment te zien waarop het droomfragment van richting veranderde, maar de beweging verraste haar toch, en het vergankelijke wapen boorde zich door haar hart. “Nog een keer,” zei Siobhan. “Er is niet veel tijd.” Desondanks leek er meer tijd te zijn dat Kate zich had kunnen voorstellen. De minuten die ze in het bos doorbracht veranderden in uren, gevuld met tegenstanders die haar probeerden te doden. En Kate leerde terwijl ze het probeerden. Ze leerde tegen hen te vechten en hen uit te schakelen met haar oefenzwaard. Siobhan had erop aangedrongen dat ze haar echte zwaard weglegde om het risico op een echte verwonding te vermijden. Ze leerde steken en snijden, pareren en veinzen. Elke keer dat ze een fout maakte sneed de spookachtige omlijning van een zwaard door haar heen, gepaard met een pijn die maar al te echt aanvoelde. Na de tegenstanders met zwaarden kwamen degenen met stokken of hamers, bogen of musketten. Kate leerde een tiental technieken om met haar handen te doden, en om het moment te lezen waarop een vijand zijn wapen afvuurde, zodat ze zichzelf tegen de grond kon gooien. Ze leerde door het bos te rennen en van tak naar tak te springen, vluchtend voor vijanden terwijl ze ontweek. Ze leerde om zich te verstoppen en om geruisloos te bewegen, want elke keer dat ze geluid maakte, stormden de vergankelijke vijanden op haar af met meer wapens dan ze tegen kon houden. “Kun je het me niet gewoon leren?” schreeuwde Kate door de bomen naar Siobhan. “Dat doe ik ook,” antwoordde ze terwijl ze bij een andere boom vandaan liep. “Als je hier was om magie te leren, zouden we dat met geschriften en lieve woordjes kunnen doen, maar je bent hier om dodelijk te worden. En wat dat betreft is pijn de beste leraar die er is.” Kate zette haar tanden op elkaar en ging door. Anders dan in het Huis der Onbekenden zat hier tenminste een doel achter de pijn. Ze dook terug het bos in. Kate bleef in de schaduwen terwijl ze leerde zich te bewegen zonder het kleinste takje of blaadje te verstoren, en langzaam een nieuwe verzameling opgeroepen tegenstanders besloop. Toch ging ze dood. Elke keer dat ze succes had verscheen er een nieuwe tegenstander of een nieuwe dreiging. En ze werden steeds moeilijker te verslaan. Toen Kate eenmaal had geleerd hoe ze menselijke ogen moest ontwijken, cre?erde Siobhan honden van wie de huid met elke stap in rook leek op te gaan. Toen Kate leerde langs de verdediging van een duellist heen te glippen, droeg haar volgende tegenstander een dikke wapenrusting zodat ze alleen maar op de spleten tussen de platen kon mikken. Elke keer dat ze stopte was Siobhan er met advies of hints, aanmoediging, of gewoon het soort gekmakende vermaak dat Kate ertoe aanzette om beter haar best te doen. Ze was sneller nu, en sterker, maar het leek erop dat dat niet genoeg was voor de vrouw met de macht van de fontein. Ze had het gevoel dat Siobhan haar ergens op voorbereidde, maar de vrouw wilde niet zeggen wat dat was. Ze wilde geen vragen beantwoorden die niets te maken hadden met Kates volgende tegenstander. “Je moet leren om het talent te gebruiken waar je mee geboren bent,” zei Siobhan. “Leren om de intentie van een tegenstander te zien voordat hij aanvalt. Leren om de locatie van je vijanden te weten voordat ze jou vinden.” “Hoe kan ik dat oefenen als ik tegen illusies vecht?” wilde Kate weten. “Ik stuur ze, dus ik zal je een fractie van mijn geest laten zien,” zei Siobhan. “Maar wees voorzichtig. Er zijn plekken waar je niet wil kijken.” Dat trok Kates aandacht. Ze was al tegen de muren aangelopen die de vrouw rond haar geest had opgetrokken. Nu mocht ze een kijkje nemen? Toen ze Siobhans muren voelde verschuiven, dook Kate zover als de nieuwe grenzen het toelieten naar binnen. Het was niet ver, maar nog altijd ver genoeg om het gevoel van een buitenaardse geest te krijgen, en Kate had nog nooit een geest gezien die verder verwijderd was dan die van een normaal persoon. Kate deinsde achteruit door de vreemde dingen die ze zag en trok zich terug. Op dat moment stak een vergankelijke vijand een zwaard door haar keel. “Ik zei toch dat je voorzichtig moest zijn,” zei Siobhan terwijl Kate kokhalsde. “Probeer het nog eens.” Er stond een andere zwaardvechter voor Kate. Ze concentreerde zich, en deze keer voelde ze het toen Siobhan hem vertelde om aan te vallen. Ze dook en schakelde hem uit. “Beter,” zei Siobhan. Ze kwam niet dichter bij een compliment, maar dat weerhield haar er niet van om Kate nogmaals op de proef te stellen. Dat ze het beter deed, betekende alleen maar meer tegenstanders, meer werk, meer training. Siobhan dreef Kate tot het uiterste, tot ze, zelfs met haar nieuwe kracht, op het punt stond om in te storten. “Heb ik nog niet genoeg geleerd?” vroeg Kate. “Heb ik nog niet genoeg gedaan?” Ze zag Siobhan glimlachen, maar zonder vermaak. “Dacht je dat je klaar was, leerling? Ben je echt zo ongeduldig?” Kate schudde haar hoofd. “Het is alleen—” “Dat je denkt dat je voor ??n dag wel genoeg hebt geleerd. Je denkt dat je weet wat er komt, of wat er nodig is.” Siobhan spreidde haar handen. “Misschien heb je gelijk. Misschien heb je al onder de knie wat ik wil dat je leert.” Kate kon de ergernis in haar stem horen. Siobhan had niet het geduld dat Thomas had. “Het spijt me,” zei Kate. “Daar is het te laat voor,” zei Siobhan. “Ik wil zien wat je geleerd hebt.” Ze klapte in haar handen. “Een test. Kom met me mee.” Kate wilde haar tegenspreken, maar ze kon zien dat het geen zin had. Dus volgde ze Siobhan naar een cirkelvormige open plek in het bos, omheind door meidoorns en braamstruiken, wilde rozen en brandnetels. In het midden lag een zwaard op een boomstronk. Nee, niet zomaar een zwaard. Kate herkende het zwaard dat Thomas en Will voor haar hadden gemaakt onmiddellijk. “Hoe…” begon ze. Siobhan gebaarde met haar hoofd. “Je zwaard was niet af, net als jij. Ik heb het afgemaakt, net zoals ik probeer om jou te verbeteren.” Het zwaard zag er anders uit nu. Het handvat was gemaakt van een wervelend donker en licht hout, waarvan Kate vermoedde dat het perfect in haar hand zou liggen. Op het mes, dat nu van een gevaarlijk glimmende rand voorzien was, stonden markeringen in een taal die Kate nog nooit eerder gezien had. “Als je denkt dat je klaar bent,” zei Siobhan, “hoef je alleen maar naar binnen te lopen en je wapen te pakken. Maar als je dat doet, weet dan wel: het gevaar daarbinnen is echt. Het is geen spelletje.” In andere omstandigheden zou Kate misschien een stap naar achteren hebben gedaan. Ze zou Siobhan verteld hebben dat ze geen interesse had, en nog een tijdje gewacht hebben. Maar er waren twee dingen die haar tegenhielden om dat te doen. De eerste was de onuitstaanbare glimlach die maar niet van Siobhans gezicht leek te verdwijnen. Het teisterde Kate met de gedachte dat ze nog niet goed genoeg was. Dat ze nooit echt goed genoeg zou zijn om aan de standaarden van Siobhan te voldoen. Het was een uitdrukking die haar te veel herinnerde aan de minachtende blikken van de gemaskerde nonnen. Bij het zien van die glimlach voelde Kate woede in zich opwellen. Ze wilde die glimlach van haar gezicht vegen. Ze wilde haar laten zien dat ongeacht de magie die de vrouw bezat, Kate haar opdrachten wel aankon. Ze wilde een klein beetje bevrediging terug voor alle vergankelijke zwaarden die Siobhan vandaag in haar lijf had geboord. De andere reden was simpeler: het zwaard was van haar. Het was een cadeau van Will geweest. Siobhan had het recht niet om Kate te vertellen wanneer ze het mocht pakken. Kate nam een aanloop en sprong op een tak, waarna ze over de cirkel van doornstruiken heen sprong. Als dit het beste was dat Siobhan te bieden had, zou ze haar zwaard pakken en net zo makkelijk naar buiten lopen als wanneer ze over een landweggetje liep. Ze kwam gehurkt neer, en keek naar het zwaard dat op haar wachtte. Nu was er echter iemand die het wapen vasthield. Kate staarde ernaar. Naar zichzelf. Zij was het zonder twijfel, tot in de kleinste details. Hetzelfde korte rode haar. Hetzelfde lenige figuur. Maar deze versie van haar droeg andere kleren. Ze was gekleed in het groen en bruin van het bos. Haar ogen waren ook anders, bladgroen van rand tot rand, en allesbehalve menselijk. Terwijl Kate naar haar keek, trok haar andere versie Wills zwaard. Ze sneed ermee door de lucht, alsof ze het wilde testen. “Jij bent mij niet,” zei Kate. “Jij bent mij niet,” zei de andere Kate. Ze had exact dezelfde toon, dezelfde stem. “Je bent gewoon een goedkope kopie, nog niet half zo goed.” “Geef me het zwaard,” eiste Kate. De andere Kate schudde haar hoofd. “Ik denk dat ik hem hou. Jij verdient hem niet. Jij bent gewoon uitschot uit het weeshuis. Geen wonder dat het niets werd met Will.” Kate stormde op haar af en zwaaide met alle sterkte en furie die ze kon opbrengen met haar oefenzwaard, alsof ze het wezen met pure kracht kon uitschakelen. Maar haar oefenzwaard werd tegengehouden door het staal van de echte versie. Ze stak en sneed, veinsde en sloeg, en viel aan met alle vaardigheden die ze had opgedaan tijdens Siobhans wrede training. Kate benutte de kracht die de fontein haar had geschonken tot het uiterste, en gebruikte al haar snelheid om door de verdediging van haar tegenstander heen te breken. De andere versie van haar pareerde elke aanval perfect, en leek elke beweging die Kate maakte te anticiperen. Toen ze terugsloeg, kon Kate haar aanvallen maar nauwelijks afweren. “Je bent niet goed genoeg,” zei de andere versie van haar. “Je zult nooit goed genoeg zijn. Je bent zwak.” Haar woorden raakten Kate bijna net zo hard als de impact van haar aanvallen. Ze deden pijn, en dat kwam vooral omdat Kate het vermoeden had dat ze de waarheid sprak. Hoe vaak hadden ze het wel niet gezegd in het Huis der Onbekenden? Hadden Wills vrienden het haar niet bewezen op het trainingsveld? Kate gaf een schreeuw van woede en viel weer aan. “Geen controle,” zei haar andere zelf terwijl ze de aanvallen afweerde. “Geen overwegingen. Niets dan een klein meisje dat krijgertje speelt.” Kates spiegelbeeld haalde uit, en Kate voelde de pijn van het zwaard dat haar heup raakte. Even voelde het niet anders dan de vergankelijke zwaarden die haar zo vaak hadden geraakt, maar deze keer trok de pijn niet weg. Deze keer was er bloed. “Hoe voelt dat nu, om te weten dat je gaat sterven?” vroeg haar tegenstander. Angstaanjagend. Het voelde angstaanjagend, want Kate wist dat het de realiteit was. Ze kon deze tegenstander niet verslaan. Ze kon haar zelfs niet overleven. Ze zou hier sterven, in deze cirkel van doorns. Kate rende naar de rand en smeet haar houten zwaard opzij, want het vertraagde haar slechts. Ze sprong naar de rand van de cirkel en hoorde het gelach van haar spiegelbeeld achter zich. Kate bedekte haar gezicht met haar handen en sloot haar ogen tegen de doorns, hopend dat het genoeg zou zijn. Terwijl ze erdoorheen rende, rukten de doorns aan haar kleren en de onderliggende huid. Kate voelde bloed vloeien, maar ze dwong zichzelf door de struiken heen, en durfde haar ogen pas open te doen toen ze aan de andere kant weer naar buiten kwam. Ze keek om. Ze was er half van overtuigd dat haar spiegelbeeld haar achterna was gegaan, maar Kate zag dat ze was verdwenen. Het zwaard lag weer op de boomstronk, alsof ze er nooit was geweest. Ze zakte in elkaar. Haar hart bonsde hevig van de inspanning. Ze bloedde overal, zowel van de doorns als van de wond op haar heup. Ze rolde op haar rug en staarde naar het bladerdak, terwijl de pijn in golven over haar heen stroomde. Siobhan verscheen in haar gezichtsveld en keek op haar neer met een mix van teleurstelling en medelijden. Kate wist niet welke van de twee erger was. “Ik zei toch dat je niet klaar was,” zei ze. “Ben je nu wel klaar om te luisteren?” HOOFDSTUK VIJF Vrouwe Emmeline Constance Ysalt d’Angelica, stond er op het briefje, Markiezin van Sowerd en Vrouwe van de Orde van de Sjerp. Angelica was minder onder de indruk van het gebruik van haar volledige naam, dan van de bron van het briefje: de Weduwe had haar opgeroepen voor een persoonlijk gesprek. Oh, ze had het niet op die manier gebracht. Er stonden zinnen in over “verrukt om het genot van uw gezelschap te verzoeken,” en “in de hoop dat het u schikt.” Angelica wist net zo goed als iedereen dat een verzoek van de Weduwe gelijk stond aan een bevel, ook al was het de Assemblee van Aristocraten die de wetten maakte. Ze dwong zichzelf om niets van haar bezorgdheid te laten zien terwijl ze naar de vertrekken van de Weduwe liep. Ze keek niet nerveus in spiegels, en wriemelde niet onnodig met haar vingers. Angelica wist dat ze er perfect uitzag vanwege de tijd die ze elke ochtend met haar dienstmeisjes voor de spiegel doorbracht, z?dat ze er perfect uitzag. Ze wriemelde niet omdat ze perfecte controle over zichzelf had. Trouwens, waar zou ze zich zorgen over moeten maken? Ze had alleen maar een afspraak met een oude vrouw. Het was niet alsof ze de schuilplaats van een schaduwkat inliep. Angelica probeerde dat te onthouden terwijl ze de deuren van de oude vrouw naderde. Een bediende duwde ze open en kondigde haar aan. “Milady d’Angelica!” Ze zou zich veilig moeten voelen, maar de realiteit was dat dit de koningin van het koninkrijk was, en Sebastians moeder, en Angelica had te veel gedaan in haar leven om zeker te weten dat ze afkeuring kon vermijden. Toch liep ze naar voren, en dwong ze zichzelf om een zorgvuldig gecre?erd masker van zelfverzekerdheid te projecteren. Ze was nog niet eerder in de priv?vertrekken van de Weduwe geweest. Om eerlijk te zijn waren ze wat teleurstellend, ontworpen met een soort simpele grandeur die al zeker twintig jaar uit de tijd was. Er waren te veel donkere houten panelen naar Angelica’s smaak, en hoewel er wel goud en zijde aanwezig was, kwamen de ruimtes nog altijd niet in de buurt bij de extravagantie die Angelica gekozen zou hebben. “Had je iets meer verwacht, liefje?” vroeg de Weduwe. Ze zat bij een raam dat uitzicht bood over de tuinen, op een stoel gemaakt van donker hout en groen leer. Er stond een tafel met inlegwerk tussen haar en een andere, slechts subtiel minder hoge stoel. Ze droeg een relatief eenvoudige dagjurk zonder al te veel opsmuk, en een diadeem in plaats van een kroon. Maar er was nog altijd geen twijfel over de autoriteit van de oudere vrouw. Angelica boog. Een gepaste buiging, niet ??n van de simpele bewegingen zoals die van een dienstmeid. Zelfs bij iets als dit waren de subtiele gradaties van status belangrijk. De seconden sleepten zich voort terwijl Angelica wachtte op toestemming om op te staan. “Kom alsjeblieft zitten, Angelica,” zei de Weduwe. “Zo wil je graag genoemd worden, nietwaar?” “Ja, uwe Majesteit.” Angelica had het vermoeden dat ze maar al te goed wist hoe ze genoemd wilde worden. Ze merkte ook op dat er geen corresponderende hint van informaliteit was bij Sebastians moeder. Desondanks was ze plezierig genoeg. Ze bood haar een kruidenthee met frambozen aan uit een pot die duidelijk net gezet was, en serveerde Angelica een stukje vruchtencake met haar eigen zorgvuldig gehandschoende hand. “Hoe gaat het met je vader, Angelica?” vroeg ze. “Heer Robert was altijd trouw aan mijn echtgenoot toen hij nog leefde. Is zijn ademhaling nog slecht? “De frisse lucht op het platteland doet hem goed, uwe Majesteit,” zei Angelica. Ze dacht aan de uitgestrekte landgoederen waar ze maar wat graag uit de buurt bleef. “Hoewel hij niet zo vaak meer op jacht gaat als hij vroeger deed.” “De jonge mannen rijden in de voorhoede van de jacht,” zei de Weduwe, “terwijl de meer verstandige zielen achterblijven en op hun eigen tempo rijden. Toen ik met jachten meeging, was het met een valk, niet met een roedel blaffende honden. Valken zijn minder roekeloos, en ze zien meer.” “Een uitstekende keuze, uwe Majesteit,” zei Angelica. “En je moeder, is zij nog steeds bezig met haar bloemen?” vroeg de Weduwe terwijl ze aan haar thee nipte. “Ik heb haar altijd benijd om de prijstulpen die ze kweekte.” “Ik geloof dat ze aan een nieuwe variant werkt, uwe Majesteit.” “Ongetwijfeld om soorten met elkaar te combineren,” zei de Weduwe peinzend, en ze zette haar kopje neer. Angelica vroeg zich af wat hier het punt van was. Ze betwijfelde dat de machthebber van het koninkrijk haar hierheen had laten komen om de onbeduidende details van haar familie te bespreken. Als zij zou regeren, zou Angelica zeker geen aandacht hebben besteed aan dergelijke zinloze zaken. Angelica nam nauwelijks de moeite voor het doorlezen van de brieven die afkomstig waren van de landgoederen van haar ouders. “Verveel ik je, liefje?” vroeg de Weduwe. “Nee, natuurlijk niet, uwe Majesteit,” zei Angelica haastig. Dankzij de burgeroorlogen kon het koningshuis niet langer aristocraten gevangenzetten zonder rechtszaak, maar het was nog altijd geen goed idee om het risico te nemen hen te beledigen. “Ik kreeg namelijk de indruk dat je mijn gezin fascinerend vond,” vervolgde de Weduwe. “In het bijzonder mijn jongste zoon.” Angelica verstijfde, niet zeker wat ze nu moest zeggen. Ze had moeten weten dat een moeder haar interesse in Sebastian wel opgemerkt zou hebben. Was dat wat dit was? Een beleefd verzoek om hem met rust te laten? “Ik weet niet wat u bedoelt,” antwoordde Angelica, die besloot dat ze het beste de rol van de bedeesde, jonge aristocrate kon spelen. “Prins Sebastian is natuurlijk erg knap, maar—” “Maar je poging om hem te verdoven en hem voor jezelf te claimen ging niet zoals gepland?” vroeg de Weduwe, en nu klonk haar stem zo hard als staal. “Dacht je dat ik niet over dat kleine trucje zou horen?” Nu begon Angelica bang te worden. De Weduwe was dan wel niet in staat zijn om haar zonder reden te laten executeren, maar executie was wel het gevolg van een aanslag op een lid van de koninklijke familie, zelfs met een rechtszaak. Misschien vooral met een rechtszaak, omdat er ongetwijfeld mensen zouden zijn die een voorbeeld wilden stellen voor anderen, of haar uit de weg wilden ruimen, of wraak wilden nemen op haar familie. “Uwe Majesteit—” begon Angelica, maar de Weduwe onderbrak haar door haar vinger op te steken. In plaats van te spreken nam ze echter de tijd om haar kopje leeg te drinken, dat ze vervolgens in het haardvuur smeet. Het porselein brak met een geluid dat Angelica aan brekende botten deed denken. “Een aanslag op mijn zoon is verraad,” zei de Weduwe. “Een poging om mij te manipuleren, en mijn zoon tot een huwelijk te dwingen, is verraad. Verraad dat volgens de traditie wordt bestraft met het Masker van Lood.” Angelica’s maag trok zich samen bij de gedachte. Het was een afschuwelijke strafmaatregel van vroeger, ??n die ze nog nooit uitgevoerd had gezien. Men zei dat mensen al zelfmoord pleegden bij de gedachte eraan. “Heb je erover gehoord?” vroeg de Weduwe. “De verrader krijgt een metalen masker op, waar gesmolten lood in wordt gegoten. Een afschuwelijke dood, maar doodsangst kan zo zijn voordelen hebben. En het zorgt er natuurlijk voor dat er een afgietsel van het gezicht kan worden genomen, om als herinnering aan de anderen te tonen.” Ze pakte iets dat naast haar stoel lag. Het zag eruit als ??n van de vele maskers van de Gemaskerde Godin, die door het hele hof hingen. Deze had echter de indruk van een gezicht. Een doodsbang, gekweld gezicht. “Allan van Courcer besloot tegen de kroon in opstand te komen,” zei de Weduwe. “We hebben de meeste van zijn mannen gewoon opgehangen, maar van hem hebben we een voorbeeld gemaakt. Ik kan me het geschreeuw nog goed herinneren. Het is grappig hoe die dingen blijven hangen.” Angelica liet zich bijna hopeloos van haar stoel op haar knie?n zakken, en keek naar de vrouw op. “Alstublieft, uwe Majesteit,” smeekte ze, want op dat moment leek smeken haar enige optie. “Alstublieft, ik zal alles doen.” “Alles?” zei de Weduwe. “Alles is een groot woord. Wat als ik wilde dat je de grond van je familie aan me schenkt, of als spion aan de slag gaat in het Nieuwe Leger dat uit de continentale oorlogen lijkt te ontstaan? Wat als ik besluit dat je je straf in ??n van de Verre Koloni?n moet uitzitten?” Angelica keek naar dat angstaanjagende dodenmasker, en wist dat er maar ??n antwoord op die vraag was. “Alles, uwe Majesteit. Maar alstublieft, niet dat.” Ze haatte het om zo te zijn. Ze behoorde tot de meest vooraanstaande aristocraten van het land, maar nu voelde ze zich zo hulpeloos als de laagste landarbeider. “Wat als ik wil dat je met mijn zoon trouwt?” vroeg de Weduwe. Angelica staarde haar wezenloos aan, alsof ze haar woorden niet begreep. Als de vrouw had gezegd dat ze haar een kist met goudstukken zou geven en haar vervolgens weg zou sturen, zou het nog logischer hebben geklonken dan dit. “Uwe Majesteit?” “Blijf daar niet zo zitten terwijl je naar lucht hapt als een vis,” zei de vrouw. “Ga weer zitten. Je kunt op zijn minst proberen om eruit te zien als de beschaafde jonge vrouw waar mijn zoon mee moet trouwen.” Angelica dwong zichzelf om weer op de stoel te gaan zitten. Toch had ze het gevoel dat ze ieder moment kon flauwvallen. “Ik weet niet zeker of ik het wel begrijp.” De Weduwe zetten haar vingertoppen tegen elkaar. “Er valt niet veel te begrijpen. Ik ben op zoek naar een geschikte persoon om met mijn zoon te trouwen. Je bent mooi genoeg, komt uit een welgestelde familie, hebt goede banden met het hof, en uit je kleine plannetje blijkt dat je wel degelijk interesse hebt in de rol. Het is een regeling die uiterst gunstig is voor alle betrokkenen, denk je niet?” Angelica begon weer een beetje tot zichzelf te komen. “Ja, uwe Majesteit. Maar—” “Het is in ieder geval beter dan de alternatieven,” zei de Weduwe terwijl ze met haar vinger over het dodenmasker gleed. “In elke zin van het woord.” Als ze het zo bracht, had Angelica geen keus. “Dat zou me zeer gelukkig maken, uwe Majesteit.” “Je geluk is mijn zorg niet,” snauwde de Weduwe terug. “Het welzijn van mijn zoon en de veiligheid van dit rijk zijn dat wel. Jij zult geen van beide in gevaar brengen, want anders zwaait er wat.” Angelica hoefde niet te vragen naar wat er zou zwaaien. Op dat moment voelde ze doodsangst door haar aderen stromen. Ze haatte dat. Ze haatte deze oude heks, die zelfs van iets wat ze wilde een dreigement kon maken. “En Sebastian dan?” vroeg Angelica. “Van wat ik op het bal heb gezien, liggen zijn interesses… elders.” Bij het roodharige meisje dat claimde uit Meinhalt te komen, maar die zich niet gedroeg als enig andere aristocrate die Angelica ooit had ontmoet. “Dat zal niet langer een probleem zijn,” zei de Weduwe. “Maar toch, als hij nog liefdesverdriet heeft…” De vrouw keek haar doordringend aan. “Sebastian zal zijn plicht vervullen, zowel voor het rijk als voor zijn familie. Hij zal trouwen met wie hij moet trouwen, en we zullen er een vreugdevolle gelegenheid van maken.” “Ja, uwe Majesteit,” zei Angelica, en ze sloeg haar ogen onderdanig neer. Zodra ze eenmaal met Sebastian getrouwd was, zou ze misschien niet meer zo hoeven buigen en kruipen. Maar voor nu zou ze zich gedragen zoals het hoorde. “Ik zal onmiddellijk naar mijn vader schrijven.” De Weduwe wuifde dat weg. “Dat heb ik al gedaan, en Robert geeft zijn zegen. De voorbereidingen voor de bruiloft worden al getroffen. Ik heb van de koeriers begrepen dat je moeder is flauwgevallen toen ze het nieuws hoorde, maar ja, ze heeft altijd al een gevoelig karakter gehad. Ik vertrouw erop dat het geen eigenschap is die je aan mijn kleinkinderen zult doorgeven.” Ze deed het klinken alsof het een ziekte was. Angelica was echter meer ge?rgerd door het feit dat ze alles al had geregeld zonder dat zij op de hoogte was gebracht. Toch deed ze haar best om de dankbaarheid te tonen die van haar verwacht werd. “Dank u, uwe Majesteit,” zei ze. “Ik zal ernaar streven om de beste schoondochter te worden die u zich kunt wensen.” “Vergeet alleen niet dat het feit dat je mijn dochter wordt niet betekent dat je een voorkeursbehandeling krijgt,” zei de Weduwe. “Je bent geselecteerd om een taak uit te voeren, en dat zal je naar mijn tevredenheid doen.” “Ik zal Sebastian gelukkig maken,” zei Angelica. De Weduwe ging staan. “Zorg daarvoor. Maak hem zo gelukkig dat hij nergens anders aan kan denken. Maak hem gelukkig genoeg om gedachten aan… anderen uit zijn hoofd te drijven. Maak hem gelukkig, schenk hem kinderen, doe alles wat de echtgenote van een prins dient te doen. Als je dat doet, zal jij ook een gelukkige toekomst hebben.” Angelica’s temperament stond haar niet toe dat langs zich heen te laten glijden. “En als het me niet lukt?” De Weduwe keek haar aan alsof ze niets waard was, alsof ze niet tot de belangrijkste aristocraten van het land behoorde. “Je probeert sterk te zijn, in de hoop dat ik je als een soort gelijke zal gaan respecteren,” zei ze. “Misschien hoop je dat ik iets van mezelf in je zie, Angelica. Misschien is dat ook wel zo, maar dat is niet per definitie iets positiefs. Er is ??n ding dat je vanaf nu goed moet onthouden: je bent mijn bezit.” “Nee, u—” De mep was niet hard. Het zou geen blauwe plek achterlaten. Het deed niet eens pijn, behalve dan voor Angelica’s trots. Daar brandde het. “Je bent mijn bezit, als een meisje met arbeidscontract,” herhaalde de Weduwe. “Als je me teleurstelt, zal ik je verwoesten voor wat je hebt getracht mijn zoon aan te doen. De enige reden dat je hier zit in plaats van in een cel, is omdat je op deze manier nuttiger voor me bent.” “Als een echtgenote voor uw zoon,” merkte Angelica op. “Als dat, en als afleiding voor hem,” antwoordde de Weduwe. “Je zei dat je alles zou doen. Vertel het me als je van gedachten bent veranderd.” Want dan zou Angelica de meest afschuwelijke dood krijgen die ze zich kon voorstellen. “Nee, dat dacht ik al. Je zult de perfecte vrouw zijn. Op den duur zal je de perfecte moeder zijn. Je brengt me op de hoogte als er problemen zijn. Je gehoorzaamt mij. Als je faalt, zal het Masker van Lood verbleken vergeleken bij wat er met je zal gebeuren.” HOOFDSTUK ZES Ze sleurden Sophia naar buiten en trokken aan haar, ondanks het feit dat ze op eigen benen liep. Ze was te verdoofd om iets anders te doen, te zwak om zelfs maar aan vechten te denken. De nonnen leverden haar af volgens de bevelen van haar nieuwe eigenaar. Ze hadden haar net zo goed kunnen inpakken als een nieuwe hoed of een stuk vlees. Toen Sophia de wagen zag probeerde ze zich te verzetten, maar het maakte geen verschil. Het was een groot, ordinair ding, geschilderd als de wagen van een circus of een toneelgezelschap. Maar de tralies verraadden wat het echt was: de wagen van een slavenhandelaar. De nonnen sleurden haar erheen en schoven de grote bouten opzij, waar je van binnenuit niet bij kon komen. “Een zondig kind als jij verdient een plek als deze,” zei ??n van de nonnen. De andere lachte. “Denk je dat ze nu zondig is? Moet je eens zien hoe ze is nadat ze twee jaar lang is gebruikt door elke man die geld voor haar heeft.” Sophia ving een korte glimp op van ineengedoken figuren toen de nonnen de deur opengooiden. Ze zag angstige ogen die naar haar opkeken, een half dozijn andere meisjes die op de harde houten vloer in elkaar gedoken zaten. Toen duwden ze haar naar binnen, en ze struikelde over de andere meisjes heen. De deur sloeg met een harde klap van metaal op metaal achter haar dicht. Het geluid van de bouten was nog erger, als een schrapende verkondiging van Sophia’s hulpeloosheid. De andere meisjes deinsden voor haar terug terwijl ze een plekje probeerde te vinden. Sophia’s gave gaf haar inzicht in hun angsten. Ze waren bang dat ze misschien nog gewelddadig was, zoals het donkerogige meisje in de hoek was geweest, of dat ze zou schreeuwen tot Meister Karg hen allemaal zou slaan, zoals het meisje met de blauwe plekken rond haar mond had gedaan. “Ik doe jullie geen kwaad,” zei Sophia. “Ik ben Sophia.” Ze mompelden woorden die namen geweest zouden kunnen zijn, maar het was zo zachtjes dat Sophia ze niet allemaal kon verstaan. Haar gave hielp haar, maar op dat moment was ze te druk met haar eigen ellende om er veel aandacht aan te besteden. Een paar dagen geleden was alles zo anders geweest. Ze was gelukkig geweest. Ze was veilig in het paleis geweest, bezig met de voorbereidingen van haar bruiloft, in plaats van opgesloten in een wagen. Ze was omgeven geweest door dienstmeisjes en hulpjes, niet door angstige meisjes. Ze had mooie jurken gehad in plaats van vodden, veiligheid in plaats van de aanhoudende pijn van een afranseling. Ze had het vooruitzicht op een leven met Sebastian gehad, in plaats van misbruik door talloze mannen. Er was niets dat ze kon doen. Niets, behalve daar zitten en tussen de tralies doorkijken hoe Meister Karg met een zelfingenomen grijns op zijn gezicht het weeshuis uitliep. Hij slenterde terug naar de wagen, waarna hij zich met kreunend van inspanning op de wagen hees. Sophia hoorde het klappen van een zweep, en na de martelingen die ze had moeten ondergaan aan de handen van Zuster O’Venn, dook ze instinctief in elkaar; haar lichaam verwachtte nog altijd pijn, ondanks het feit dat de wagen al in beweging was gekomen. De wagen kroop door de straten van Ashton, en de houten wielen leken de spleten tussen de straatstenen moeiteloos te vinden. Sophia zag de huizen voorbijglijden, op nauwelijks het tempo van iemand die lopend was. De wagen leek geen haast te hebben om op zijn bestemming te komen. Dat zou iets goeds moeten zijn, maar op een bepaalde manier leek het niets meer dan een manier om haar ellende te rekken en haar en de anderen te treiteren met het feit dat ze de wagen niet uit konden. Sophia zag mensen voorbijlopen. Ze gingen voor de wagen uit de weg, op de manier waarop ze opzij gingen voor andere grote wagens die hen zouden kunnen verpletteren. Een paar mensen wierpen een blik baar binnen, maar ze zeiden niets. Ze maakten in elk geval geen aanstalten om de wagen tegen te houden, of de meisjes die erin zaten te helpen. Wat zei het over een plek als Ashton dat dit als normaal werd beschouwd? Een dikke bakker bleef even staan om hen na te kijken. Een stel ging voor de wielen uit de weg. Kinderen werden naar hun moeders toe getrokken, of renden achter de wagen aan om naar binnen te kijken omdat ze daartoe waren uitgedaagd door hun vrienden. Mannen wierpen nadenkende blikken naar binnen, alsof ze zich afvroegen of ze zich ??n van de meisjes konden veroorloven. Sophia dwong zichzelf om dreigend naar hen terug te kijken, en daagde hen uit haar in de ogen te kijken. Ze wenste dat Sebastian er was. Niemand anders in deze stad zou haar helpen, maar ze wist dat, zelfs na alles wat er gebeurd was, Sebastian de deuren zou opengooien en haar zou bevrijden. Dat hoopte ze tenminste. Ze had de schaamte op zijn gezicht gezien toen hij erachter was gekomen wat Sophia was. Misschien zou hij ook wel wegkijken, en doen alsof hij haar niet gezien had. Sophia hoopte van niet, want in de gedachten van Meister Karg zag ze flarden van wat haar te wachten stond. Hij was van plan om nog meer meisjes op te halen, en hen naar een schip te brengen. Dat zou hen naar zijn thuisstad brengen, naar een bordeel dat handelde in dergelijke “exotische” meisjes. Hij had altijd verse meisjes nodig, want de mannen daar betaalden goed geld om te doen wat ze wilden met de nieuwkomers. Alleen de gedachte maakte Sophia al misselijk, al had dat misschien ook iets te maken met het onophoudelijke gehobbel van de wagen. Wisten de nonnen wat haar te wachten stond? Ze wist het antwoord op die vraag: natuurlijk wisten ze dat. Ze hadden er grapjes over gemaakt. En ze hadden gepraat over het feit dat ze nooit vrij zou komen, omdat ze nooit haar schuld zou kunnen afbetalen. Het betekende een leven van slavernij, gedwongen om te doen wat haar dikke, geparfumeerde eigenaar wilde, totdat ze niets meer waard was. Misschien zou hij haar uiteindelijk laten gaan, maar alleen omdat het makkelijker was om haar te laten verhongeren dan om haar te houden. Sophia wilde geloven dat ze zelfmoord zou plegen voor ze dat allemaal zou laten gebeuren, maar de realiteit was dat ze waarschijnlijk wel zou gehoorzamen. Had ze dat ook niet al jaren gedaan, terwijl de nonnen misbruik van haar maakten? De wagen kwam tot stilstand, maar Sophia was niet zo na?ef om te denken dat ze een soort uiteindelijke bestemming hadden bereikt. Ze waren gestopt voor de winkel van een hoedenmaker, en Meister Karg ging naar binnen zonder ook maar een blik achterom te werpen. Sophia stormde naar de deur en probeerde een manier te vinden om bij de bouten te komen. Ze reikte door de spleten in de zijkant van de wagen, maar ze kon met geen mogelijkheid bij het slot komen. “Dat moet je niet doen,” zei het meisje met de blauwe plekken rond haar mond. “Hij zal je slaan als hij je betrapt.” “Hij zal ons allemaal slaan,” zei een ander meisje. Sophia trok zich terug, maar alleen omdat ze kon zien dat het nutteloos was. Het had geen zin om een pak slaag te krijgen als het niets zou veranderen. Het was beter om haar tijd af te wachten en… En wat? Sophia had in de gedachten van Meister Karg gezien wat hen te wachten stond. Ze had het waarschijnlijk ook wel kunnen raden als ze geen gedachten kon lezen, en haar maag kromp samen van angst. De wagen van de slavenhandelaar was niet het ergste dat hen kon overkomen, en Sophia moest een uitweg zien te vinden voor het erger werd. Maar welke uitweg? Daar had Sophia geen antwoord op. Er waren nog andere dingen waar ze geen antwoord op had. Hoe hadden ze haar in de stad weten te vinden, toen ze er eerder wel in was geslaagd om aan de wachters te ontsnappen? Hoe hadden ze geweten waar ze moesten zoeken? Hoe langer Sophia erover nadacht, hoe meer ze ervan overtuigd raakte dat iemand het nieuws over haar vertrek aan de wacht moest hebben doorgespeeld. Iemand had haar verraden, en die gedachte deed haar meer pijn dan de afranselingen die ze had gehad. Meister Karg kwam terug, en hij sleurde een vrouw met zich mee. Deze was een paar jaar ouder dan Sophia, en zag eruit alsof ze al een tijdje een arbeidscontract had. “Alstublieft,” smeekte ze terwijl ze slavenhandelaar haar meetrok. “Dit kun u niet doen! Nog een paar maanden en ik zou mijn schuld hebben afgelost!” “En omdat je dat nog niet hebt gedaan, kan je meester je nog gewoon verkopen,” zei Meister Karg. Hij sloeg de vrouw, alsof het bijzaak was. Niemand deed een poging om hem tegen te houden. Mensen keken nauwelijks op of om. Of de echtgenote van je meester als ze jaloers wordt. Sophia ving die gedachte duidelijk op. Op dat moment begreep ze hoe afschuwelijk de situatie was. De vrouw heette Mellis, en ze was goed geweest in het werk waarvoor ze gekocht was. Zo goed dat ze op het punt stond om vrij te komen. Alleen de echtgenote van de hoedenmaker was ervan overtuigd dat haar echtgenoot haar zou verlaten voor de onvrije, zodra ze haar schuld had afgelost. Dus had ze haar doorverkocht aan een man die ervoor zou zorgen dat ze nooit meer in Ashton zou komen. Het was een afschuwelijk lot, maar het herinnerde Sophia ook aan het feit dat ze niet de enige was met een wreed verhaal. Ze was zo gefocust geweest op wat er met haarzelf was gebeurd, met Sebastian en het hof, terwijl in werkelijkheid alle meisjes in de wagen een tragisch verhaal hadden. Niemand zat hier uit vrije wil. En geen van hen zou een keus krijgen over wat ze van hun leven wilden maken. “Naar binnen,” snauwde Meister Karg, en hij gooide de vrouw de wagen in. Sophia probeerde naar voren te dringen toen de deur open was, maar hij sloeg alweer dicht voor ze ook maar in de buurt kon komen. “We hebben nog een hele reis voor de boeg.” Sophia ving een glimp van een route in zijn gedachten op. Ze zouden verder door de stad reizen en dienstmeisjes oppikken die niet langer gewild waren, leerlingen die hun meesters kwaad hadden gemaakt. Vervolgens zouden ze de stad uitgaan, naar het noorden. In het stadje Hearth zou hen nog een weeshuis opwachtten. Daarna wachtte een schip op hen, aan de rand van het Vuurmoeras. Het was een reis die zeker een paar dagen in beslag zou nemen, en Sophia twijfelde er niet aan dat het onder afschuwelijke omstandigheden zou zijn. Ze voelde nu al hoe de ochtendzon de wagen in een hete, zweterige en wanhopige plek veranderde. Ze wilde niet denken aan hoe het zou zijn als de zon haar hoogtepunt zou bereiken. “Help!” riep Mellis naar de mensen op straat. Ze was duidelijk moediger dan Sophia. “Zien jullie dan niet wat er gaande is? Jij, Benna, je kent me. Doe iets!” De mensen liepen voorbij, en Sophia zag dat het zinloos was. Het kon niemand iets schelen, en zelfs als het ze wel iets kon schelen hadden ze niet het gevoel dat ze daadwerkelijk iets konden doen. Ze waren niet bereid om de wet te breken omwille van een paar onvrije meisjes die niet anders waren dan de meisjes die in de stad waren verkocht. Er waren mogelijk mensen bij die zelf ook onvrijen in dienst hadden. Simpelweg om hulp roepen zou niet werken. Sophia had echter een idee dat misschien wel zou werken. “Ik weet dat jullie je hier niet mee willen bemoeien,” riep ze uit, “maar als jullie een boodschap naar Prins Sebastian brengen en hem vertellen dat Sophia hier is, twijfel ik er niet aan dat hij jullie zal belonen voor—” “Dat is wel genoeg!” schreeuwde Meister Karg, en hij sloeg het handvat van zijn zweep tegen de tralies. Sophia wist echter wat haar te wachten stond als ze niets zou zeggen, en dat kon ze simpelweg niet accepteren. Ze bedacht zich dat de mensen op straat waarschijnlijk niet de juiste mensen waren om hulp aan te vragen. “En jij dan?” riep Sophia naar hem. “Jij kunt me naar Sebastian brengen. Jij doet dit alleen maar om geld te verdienen, nietwaar? Nou, je zou een mooie winst aan me kunnen verdienen, en de dankbaarheid van een prins. Twee dagen geleden was ik zijn verloofde. Hij zou voor mijn vrijheid betalen.” Ze zag de gedachten van Meister Karg terwijl hij het overwoog. Ze deinsde terug toen het handvat van zijn zweep de tralies weer raakte. “Hij zal je waarschijnlijk afnemen en geen cent voor je betalen,” zei de slavenhandelaar. “Als hij je ?berhaupt hebben wil. Nee, ik weet wel een andere manier om geld aan je te verdienen. Er zijn zat mannen die een beurt met jou willen, meisje. Misschien wil ik zelf ook wel even proeven als we stoppen.” Het ergste was dat Sophia kon zien dat hij het meende. Hij dacht er in ieder geval wel aan toen de wagen weer in beweging kwam, en koers zette naar de buitenwijken. Het enige dat Sophia kon doen was proberen haar geest ervoor af te sluiten. Ze ging weer tussen de anderen zitten, en voelde hoe opgelucht ze waren dat zij het was, en niet hen, die de dikke man voor vannacht had uitgekozen. Kate, smeekte ze voor de honderdste keer. Alsjeblieft, ik heb je hulp nodig. Net als alle andere keren kwam er geen antwoord. Haar smeekbede dreef de duisternis in, en Sophia kon met geen mogelijkheid weten of haar bericht aan zou komen. Ze stond er alleen voor, en dat was doodeng. Want Sophia had het vermoeden dat ze in haar eentje niets kon doen veranderen aan wat haar te wachten stond. HOOFDSTUK ZEVEN Kate trainde tot ze niet meer zeker wist of ze het kon verdragen om vaker te sterven. Ze oefende met zwaarden en stokken, ze vuurde bogen af, en ze wierp dolken. Ze rende en ze sprong, ze verborg zich en doodde vanuit de schaduwen. De hele tijd dacht ze aan de cirkel van bomen en het zwaard dat in het midden lag. Ze kon de pijn van haar verwondingen nog voelen. Siobhan had de door de doorns veroorzaakte krassen en wonden met kruiden behandeld om het genezingsproces te versnellen, maar het hielp niet tegen de pijn. “Je moet leren door de pijn heen te bijten,” zei Siobhan. “Laat je door niets van je doelen afbrengen.” “Ik weet wat pijn is,” zei Kate. Dat had ze wel geleerd in het Huis der Onbekenden. Er waren tijden geweest dat pijn de enige les was die ze haar te bieden hadden. “Dan moet je het leren gebruiken,” zei Siobhan. “Je zult nooit de kracht van mijn soort bezitten, maar als je een geest kunt raken, kun je die ook afleiden, kalmeren.” Siobhan riep de spookachtige vormen van dieren op: beren en gevlekte boskatten, wolven en haviken. Ze vielen Kate met een onmenselijke snelheid aan, hun klauwen zo dodelijk als messen, hun zintuigen zo scherp dat ze haar overal konden vinden. De enige manier om hen af te weren was door gedachten naar ze te sturen. De enige manier waarop ze zich voor hen kon verbergen, was door ze in slaap te sussen. Natuurlijk had Siobhan weinig geduld om haar dat bij te brengen. Ze liet haar gewoon keer op keer doodgaan, tot Kate het onder de knie had. Maar ze leerde wel. Langzaam, gebukt onder de constante pijn van haar falen, leerde ze de vaardigheden die ze nodig had, net zoals ze had geleerd om zich te verbergen en te vechten. Ze leerde de haviken verdrijven met haar gedachten, en om haar gedachten zo stil te krijgen dat de wolven dachten dat ze levenloos was. Ze leerde zelfs om de beren te sussen door hen in slaap te zingen met het mentale equivalent van een slaapliedje. Siobhan sloeg haar de hele tijd gade, vanaf haar plek op een tak, of terwijl ze met Kate mee rende. Ze leek nooit zo snel te zijn als Kate, maar ze was er altijd als Kate klaar was. Dan stapte ze achter de bomen vandaan, of bleef ze in de schaduw van de struiken staan. “Wil je de cirkel weer proberen?” vroeg Siobhan toen de zon alweer hoog aan de hemel stond. Kate fronste. Ze wilde niets liever, maar ze voelde ook de angst die het met zich meebracht. Angst voor wat er zou kunnen gebeuren. Angst voor meer pijn. “Denk je dat ik er klaar voor ben?” vroeg Kate. Siobhan spreidde haar handen. “Wie weet?” vroeg ze. “Denk jij dat je er klaar voor bent? In die cirkel vind je wat je bij je draagt. Vergeet dat niet als je erin staat.” Zonder dat Kate het door had, was er een beslissing genomen. Het leek erop dat ze de cirkel weer zou gaan proberen. Haar nog niet genezen verwondingen deden al pijn bij de gedachte. Toch liep ze met Siobhan mee door het bos, en probeerde ze zich te concentreren. “Elke angst die je hebt zal je vertragen,” zei Siobhan. “Als je het pad van geweld bewandelt, moet je niet naar links of rechts kijken. Je mag niet twijfelen uit angst, uit pijn of uit zwakte. Er zijn mensen die jarenlang op dezelfde plek blijven zitten om ??n te worden met de elementen, of gekweld worden door hun zoektocht naar het perfecte woord om hun omgeving mee te be?nvloeden. Op jouw pad moet je handelen.” Ze bereikten de rand van de cirkel, en Kate dacht erover na. De cirkel was leeg, op het zwaard in het midden na, maar Kate wist hoe snel dat kon veranderen. Ze kroop tussen de doorns door, zonder de planten te verstoren. Stilletjes liep ze de cirkel in, met op de onopvallendheid die ze zich eigen had gemaakt. Haar andere versie wachtte haar op, het zwaard in haar hand, haar ogen op Kate gericht. “Dacht je dat je zomaar naar binnen kon glippen om het te pakken?” wilde haar tweede zelf weten. “Was je bang om het weer tegen me op te nemen, meisje?” Kate bewoog naar voren, haar eigen wapen getrokken. Ze zei niets, want praten had haar de vorige keer ook geen goed gedaan. Ze was sowieso niet goed in praten. Sophia was daar beter in. Als zij hier was geweest, zou ze de tweede versie van haarzelf waarschijnlijk al overtuigd hebben om het zwaard te overhandigen. “Denk je dat niets zeggen je zal helpen?” wilde haar spiegelbeeld weten. “Maakt het je minder zwak? Minder nutteloos?” Kate viel aan. Ze sloeg hoog en laag en bleef in beweging. “Je hebt getraind,” zei haar spiegelbeeld terwijl ze pareerde. Ze sloeg terug en Kate slaagde erin de aanval te deflecteren. “Het zal niet genoeg zijn.” Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43694727&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.