×òî æå åñòü ó ìåíÿ? Äûðû â äðàíûõ êàðìàíàõ, Òðè ìîðùèíû íà ëáó, Äà èñò¸ðòûé ïÿòàê... Íî íå æàëêî íè äíÿ- Ìíå ñóäüáîþ ïðèäàííûõ, Õîòü ïîðîé ÿ æèâó Ïîïîäàÿ â ïðîñàê. Âñ¸ ÷òî åñòü ó ìåíÿ: Ñîâåñòü, ÷åñòü è óìåíüå. ß îòäàì íå ñêóïÿñü- Ïðîñòî òàê çà ïóñòÿê. Çà ïîñòåëü ó îãíÿ, Äîáðîòó áåç ñòåñíåíüÿ. È çà òî, ÷òî ïðîñòÿñü, Íå çàáûòü ìíå íè êàê... Âñ¸ ÷

Reden om bang te zijn

Reden om bang te zijn Blake Pierce Een bijzonder meeslepend verhaal dat de lezer vanaf het eerste hoofdstuk volledig in de ban houdt.” – Midwest Book Review, Diane Donovan (over Eens weg)Een nieuwe psychologische thriller van de hand van bestsellerauteur  Blake Pierce: Reden om bang te zijn (een Avery Black-mystery – boek 4).Wanneer een lichaam ontdekt wordt onder het ijs van de bevroren Charles River, rekent de politie van Boston wederom op hun meest briljante en controversi?le rechercheur, Avery Black, om de zaak op te lossen. Avery ontdekt echter al snel dat dit geen op zichzelf staand geval is, maar dat een seriemoordenaar de straten van Boston onveilig maakt.Er worden nog meer lichamen gevonden, en ze hebben ??n ding gemeen: ze zitten allemaal vast in ijs. Is dit toeval of is dit het werk van een gestoorde seriemoordenaar?De pers zit hen op de hielen en Avery’s leidinggevenden zetten haar onder druk. Deze zaak lijkt op het eerste gezicht zelfs voor een briljante rechercheur als Avery Black onverklaarbaar. Terwijl ze deze psychotische en ongrijpbare seriemoordenaar op de hielen zit, krijgt Avery het ook op persoonlijk vlak opnieuw hard te verduren.Wat ze aantreft is zelfs voor haar schokkend; het doet haar beseffen dat niets is wat het lijkt en dat duistere kanten soms akelig dicht bij ons komen.Wederom een zinderende psychologische thriller van formaat. Reden om bang te zijn is het vierde boek in de Avery Black-serie die je gegarandeerd slapeloze nachten zal bezorgen.Ook het vijfde boek van de Avery Black-serie zal binnenkort verkrijgbaar zijn.“Een meesterwerk in het thriller- en mystery-genre. Pierce heeft met duidelijk psychologisch inzicht levensechte karakters ontworpen. De lezer kruipt meteen in de huid van de personages en leeft op bijzonder realistische wijze mee met de gebeurtenissen en met de ontwikkelingen die zij doormaken. Een bijzonder spannende verhaallijn en onverwachte wendingen zorgen ervoor dat het boek je tot in de vroege uurtjes wakker zal houden.”– Books and Movies Reviews, Roberto Mattos (over Eens weg) R E D E N O M B A N G T E Z I J N (eeN AVERY BLACK MYSTERIE—BOEK 4) B L A K E P I E R C E Blake Pierce Blake Pierce is de auteur van de bestselling mystery-serie met Riley Paige. Er zijn al zo’n zeven spannende Riley Page-thrillers verschenen (en daarmee is de serie nog lang niet ten einde). Blake Pierce is ook de auteur van de mystery-serie met Mackenzie White, die nu al vier boeken telt (en waarvan fans van Blake Pierce er nog meer mogen verwachten) en van de allernieuwste mystery-serie met Keri Locke. Eens weg (een Riley Paige-mystery, boek 1), Before he kills (een Mackenzie White-mystery, boek 1), Moord met een hoger doel (een Avery Black-mystery, boek 1) en A trace of death (een Keri Locke-mystery, boek 1) kunnen gratis gedownload worden op Google Play! Blake is zelf al zijn hele leven een grote fan van mystery-boeken en thrillers. Hij hoort graag wat je van zijn boeken vindt. Neem gerust eens een kijkje op www.blakepierceauthor.com (http://www.blakepierceauthor.com) om meer over hem te weten te komen en op de hoogte te blijven van zijn boeken. Copyright © 2017 door Blake Pierce. Alle rechten voorbehouden. Behoudens voor zover toegestaan onder de Amerikaanse Auteurswet van 1976, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, verspreid of doorgegeven in welke vorm of op welke wijze dan ook, of opgeslagen in een database of informatiesysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur. Dit e-book is alleen gelicentieerd voor je persoonlijk genot. Dit e-book mag niet opnieuw worden verkocht of worden weggegeven aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en het niet hebt gekocht of als het niet alleen voor jouw gebruik is gekocht, retourneer het en koop je eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictiewerk. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn ofwel het product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Elke gelijkenis met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagafbeelding Copyright ozgurdonmaz, gebruikt onder licentie van istock.com. BOEKEN VAN BLAKE PIERCE SPANNENDE, PSYCHOLOGISCHE THRILLERS MET JESSIE HUNT DE PERFECTE ECHTGENOTE (boek #1) DE PERFECTE WIJK (boek #2) RILEY PAIGE MYSTERY-SERIE EENS WEG (boek 1) EENS GEPAKT (boek 2) EENS BEGEERD (boek 3) EENS GELOKT (boek 4) AVERY BLACK MYSTERY-SERIE MOORD MET EEN HOGER DOEL (boek 1) OP DE VLUCHT VOOR HOGERE KRACHTEN (boek 2) SCHUILEN VOOR HOGE VLAMMEN (boek 3) REDEN OM BANG TE ZIJN (boek 4) REDEN TOT BEWAREN (boek 5) INHOUD PROLOOG (#u30c9f79a-0cfd-502a-a51a-00e900e0cdfa) HOOFDSTUK EEN (#u8e46504b-daf6-5f08-9447-80f1643564b0) HOOFDSTUK TWEE (#u13e9a0ed-9fc8-5de0-979d-fcd5dbaacd08) HOOFDSTUK DRIE (#u86492c17-643f-5ac4-aae7-ffab0b4114f7) HOOFDSTUK VIER (#ue114aa59-bc8b-5df8-96de-1bcade32980c) HOOFDSTUK VIJF (#ud111a743-8334-510e-b992-a4245cc8be1f) HOOFDSTUK ZES (#ua9025ab3-3fad-579b-a4e4-af6f7a1652e3) HOOFDSTUK ZEVEN (#u02f8a657-f1aa-5dc4-8e58-53e23ece6241) HOOFDSTUK ACHT (#u1a98980d-f027-50f1-9e07-0147ae80b7c9) HOOFDSTUK NEGEN (#u20a0179d-7706-51b0-9140-241846656f09) HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo) PROLOOG Op de leeftijd van negenendertig kon Denice Napier zich geen winter herinneren die zo koud was als deze. Hoewel ze het nooit echt erg had gevonden dat het koud was, was het de bittere koude van de wind die haar stoorde. Ze voelde een windvlaag over de oevers van de Charles River vegen terwijl ze in een canvas stoel zat te kijken hoe haar kinderen schaatsten en ze zoog haar adem in. Het was half januari en de temperatuur had de afgelopen anderhalve week nauwelijks een cijfer van twee getallen gehaald. Haar kinderen die slimmer waren dan ze wilde toegeven, hadden geweten dat zulke drastische temperaturen betekenden dat de meeste delen van de Charles River volledig bevroren zouden zijn. Daarom was ze voor het eerst deze winter de garage ingegaan op zoek naar de schaatsen. Ze had er nieuwe veters in gedaan, de ijzers geslepen en had drie thermosflessen warme cacaomelk ingepakt: een voor haar en een voor elk van haar kinderen. Ze keek nu naar hen, terwijl ze van de ene oever naar de andere schaatsten met het soort roekeloze maar mooie snelheid waar alleen kinderen toe in staat zijn. Het gedeelte waar ze naartoe waren gekomen, een rechte maar smalle strook door een stuk bos op pakweg drie kilometer afstand van hun huis, was een complete ijslaag. Het was ongeveer zeven meter van oever naar oever en dan een grotere uitgestrektheid van een meter of tien die verder reikte in de ijskoude rivier. Denice was onhandig het ijs op gegaan en had kleine oranje kegeltjes, die haar kinderen soms gebruikten voor het voetballen, neergezet om hun grenzen markeren. Ze keek naar hen: Sam van negen jaar oud en Stacy van twaalf, die samen lachten en genoten van elkaars gezelschap. Dit gebeurde niet vaak, dus Denice was bereid de bittere kou hiervoor te doorstaan. Er waren ook nog een paar andere kinderen. Denice kende enkelen van hen, maar niet goed genoeg om een gesprek te beginnen met hun ouders, die ook op de oever zaten. De meeste andere kinderen op het ijs waren ouder, waarschijnlijk in de achtste of negende klas, dacht Denice. Er waren drie jongens die erg ongeorganiseerd hockey speelden en een ander meisje dat een draaibeweging aan het oefenen was. Denice keek op haar horloge. Ze zou haar kinderen nog tien minuten geven en dan naar huis gaan. Misschien zouden ze voor de open haard gaan zitten en iets op Netflix bekijken. Misschien zelfs zo’n superheldenfilm die Sam leuk begon te vinden. Haar gedachten werden onderbroken door een doordringende schreeuw. Ze keek naar het ijs en zag dat Stacy was gevallen. Ze schreeuwde, haar gezicht was naar het ijs gekeerd. Allerlei moederinstincten schoten door Denice heen op dat moment. Gebroken been, verstuikte enkel, hersenschudding, ... Ze had zowat alle mogelijke scenario’s doorlopen tegen de tijd dat ze naar het ijs gerend was. Ze slipte en gleed uit toen ze zich een weg baande naar Stacy. Sam was ook naar haar toe geschaatst en keek ook naar het ijs. Alleen schreeuwde Sam niet. Hij zag er eerder versteend uit. “Stacy?” vroeg Denice, nauwelijks in staat om zichzelf boven Stacy’s geschreeuw uit te horen. “Stacy, schat, wat is er?” “Mama?” zei Sam. “Wat... Wat is dat?” Verward bereikte Denice uiteindelijk Stacy en ze liet zich op haar knie?n naast haar vallen. Ze leek ongedeerd te zijn. Ze stopte met schreeuwen nu haar moeder daar bij haar was, maar ze beefde nu. Ze wees ook naar het ijs en probeerde haar mond te openen om iets te zeggen. “Stacy, wat is er aan de hand?” Toen zag Denice de vorm onder het ijs. Het was een vrouw. Haar gezicht was bleekblauw en haar ogen stonden wijd open. Ze staarde omhoog door het ijs in een bevroren staat van angst. Blonde haren kronkelden in alle richtingen van haar schedel, bevroren in een warrige positie. Het gezicht dat naar haar staarde, met die grote ogen en bleke huid, zou haar nog maandenlang in haar nachtmerries bezoeken. Maar op dit moment kon Denice alleen maar gillen. HOOFDSTUK EEN Avery kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst zo roekeloos was gaan winkelen. Ze wist niet precies hoeveel geld ze had uitgegeven, omdat ze er niet meer oplette na de tweede stop. Eigenlijk had ze zelfs nauwelijks naar de prijzen gekeken. Rose was bij haar en dat was op zichzelf van onschatbare waarde. Ze zou er misschien anders over denken als ze haar bankafschrift kreeg, maar voor nu was het de moeite waard. Met het bewijs van hun uitspatting in kleine trendy boodschappentassen aan haar voeten, keek Avery over de tafel naar Rose. Ze zaten op een hippe plek in het Leather District van Boston, een plek die Rose had uitgekozen: Caffe Nero. De koffie was waanzinnig duur, maar het was de beste die Avery in tijden had geproefd. Rose zat met haar telefoon en stuurde een berichtje naar iemand. Dit zou Avery normaal gesproken boos maken, maar ze leerde om dingen los te laten. Als zij en Rose hun relatie ooit goed zouden krijgen, dan moest er af en toe water bij de wijn worden gedaan. Ze moest zichzelf eraan herinneren dat ze twee?ntwintig jaar verschilden en dat Rose een vrouw werd in een heel andere wereld dan waarin zijzelf was opgegroeid. Toen Rose klaar was met haar berichtje, legde ze de telefoon op tafel en gaf Avery een verontschuldigende blik. “Sorry,” zei ze. “Dat hoeft niet,” antwoordde Avery. “Mag ik vragen wie het is?” Rose leek hier even over na te denken. Avery was zich ervan bewust dat Rose ook haar best deed om te geven en nemen in hun relatie. Ze had nog steeds niet besloten in welk deel van haar persoonlijke leven ze haar moeder wilde binnenlaten. “Marcus,” zei Roos zacht. “O. Ik wist niet dat je nog iets met hem had.” “Nee. Niet echt. Ach... Ik weet het niet. Misschien wel.” Avery glimlachte en herinnerde zich hoe het was als mannen tegelijk verwarrend en intrigerend waren. “Wel, ga je uit met hem?” “Ik neem aan dat je dat zo zou kunnen noemen,” zei Rose. Ze was vrij zwijgzaam, maar Avery zag de rode kleur op haar dochters’ wangen kruipen. “Behandelt hij je goed?” Vroeg Avery. “Meestal. We willen gewoon verschillende dingen. Hij is niet echt een doelgerichte kerel. Min of meer richtingloos.” “Nou, je weet dat ik het niet erg vind om over dit soort dingen te horen,” zei Avery. “Ik ben altijd bereid om te luisteren. Of te praten. Of te helpen om jongens die je pijn doen te dumpen. Met mijn werk... ben je zo ongeveer de enige vriendin die ik heb.” Ze kromp inwendig ineen om te horen hoe goedkoop dat klonk, maar het was te laat om het nog terug te nemen. “Dat weet ik, mam,” zei Rose. Toen voegde ze er met een grijns aan toe: “En ik kan je niet vertellen hoe verdrietig dat klinkt.” Ze lachten er stiekem om, maar Avery was onder de indruk van hoeveel Rose op dat moment op haar leek. Wanneer een gesprek te emotioneel of persoonlijk werd, had Rose de neiging om het gesprek met stilte of humor af te sluiten. Met andere woorden, de appel was niet te ver van de boom gevallen. Te midden van hun lach kwam een sierlijke kleine serveerster langs, dezelfde die hun bestelling had opgenomen en hun koffie had bezorgd. “Bijvullen?” vroeg ze. “Voor mij niet,” zei Avery. “Ik ook niet,” zei Rose. Ze stond op toen de serveerster verder liep. “Ik moet echt gaan,” zei ze. “Ik heb over een uur een afspraak met de adviseur van de universiteit.” Dit was ook weer iets waar Avery bang voor was om er een groot probleem van te maken. Ze was opgewonden dat Rose eindelijk had besloten naar de universiteit te gaan. Op negentienjarige leeftijd had ze de overstap gemaakt en afspraken gemaakt met adviseurs op een in Boston gevestigde gemeenschapsschool. Voor Avery betekende dat dat ze klaar was om iets van haar leven te maken, maar langs de andere kant dat ze ook nog niet helemaal klaar was om iets van haar leven te maken: mogelijk met inbegrip van de gespannen maar vastzittende relatie met haar moeder. “Bel me later om te weten hoe het gaat,” zei Avery. “Zal ik doen. Nogmaals bedankt, mam. Dit was verrassend leuk. We moeten het binnenkort nog eens overdoen.” Avery knikte terwijl ze toekeek hoe haar dochter wegliep. Ze nam de laatste slok van haar koffie en ging rechtstaan, terwijl ze de vier boodschappentassen bij haar stoel oppakte. Nadat ze ze om haar schouder had gehangen, verliet ze de coffeeshop en ging op weg naar haar auto. Toen haar telefoon ging, was het een hele beproeving om die te beantwoorden terwijl ze zo geladen was. Ze voelde zich eigenlijk gek met al die tassen. Ze was nooit een van die vrouwen geweest die graag winkelden. Maar het was een geweldige hersteloefening met Rose en dat was het belangrijkste. Nadat ze alle tassen op haar schouder had geschoven, kon ze eindelijk de mobiele telefoon in haar binnenzak bereiken. “Avery Black,” zei ze. “Black,” zei de altijd nukkige en snelle stem van Dylan Connelly, leidinggevende van A1 Moordzaken. “Waar ben je op dit moment?” “Het Leather District,” zei ze. “Wat scheelt er?” “Ik heb je zo snel mogelijk nodig bij de Charles River, net buiten de stad bij Watertown.” Ze hoorde de toon en de drang in zijn stem en haar hart sloeg een slag over. “Wat is er?” vroeg ze, bijna bang om het te vragen. Er volgde een lange stilte, gevolgd door een zware zucht. “We hebben een lichaam onder het ijs gevonden,” zei hij. “En je zult het moeten zien om het te geloven.” HOOFDSTUK TWEE Avery arriveerde precies zevenentwintig minuten later ter plaatse. Watertown, Massachusetts, ongeveer dertig kilometer buiten de stadsgrenzen van Boston, was slechts een van de vele steden die de Charles River met Boston deelden. De Watertown-dam lag stroomopwaarts van de Watertown-brug. Het gebied rond de dam was overwegend landelijk, net als de plaats delict waar ze momenteel voor stond. Ze schatte dat de dam nog steeds een goede twintig kilometer verderop lag, omdat de stad Watertown nog eens zes kilometer hier vandaan was. Toen ze naar de rivier liep, dook Avery onder een lange strook tape die de plaats afschermde. De plaats delict was vrij groot. De gele tape markeerde een enorme rechthoek van twee bomen langs de oever naar twee stalen palen die de politie in het ijs op de rivier had geduwd. Connelly stond op de oever en sprak met twee andere agenten. Op het ijs zat een team van drie mensen gehurkt en ze keken naar beneden. Ze passeerde Connelly en wuifde naar hem. Hij wierp een blik op zijn horloge, keek ge?mponeerd en wuifde terug naar haar. “De forensen kunnen je informeren,” zei hij. Dat was goed voor haar. Ze begon Connelly meer en meer te waarderen bij elke zaak. Avery liep het ijs op en vroeg zich af of die paar keer op een ijsbaan tijdens haar tienerjaren haar nu misschien van pas zouden komen. Maar blijkbaar waren die vaardigheden echter al lang verleden tijd. Ze liep langzaam, voorzichtig om niet weg te glippen. Ze vond het vreselijk om zich kwetsbaar en niet volledig onder controle te voelen, maar het vervloekte ijs was gewoon zo glad. “Het is goed,” zei een van de leden van het forensisch team terwijl hij merkte dat ze naar hen toekwam. “Hatch viel drie keer op zijn kont om tot hier te komen.” “Zwijg,” zei een ander lid van het team, vermoedelijk Hatch. Eindelijk kwam Avery tot waar de jongens van het forensisch team bij elkaar zaten. Ze stonden voorovergebogen en keken in een schoon gebroken stuk ijs. Daaronder zag ze het lichaam van een naakte vrouw. Ze leek in het begin van de twintig te zijn. Ze zag er nogal opvallend uit: zo bleek en met gedeeltelijk bevroren huid opzij. Prachtig eigenlijk. De forensen waren erin geslaagd om het lichaam onder de armen vast te haken met plastic palen. Het uiteinde van elke paal had een eenvoudige U-vorm, bedekt met een soort katoen. Rechts van het gebroken ijs lag een isolerend deken voor het lichaam. “En werd ze zo gevonden?” vroeg Avery. “Jep,” zei de man waarvan ze aannam dat hij Hatch heette. “Door niet minder dan kinderen. De moeder belde de lokale politie en een uur en een kwartier later waren wij er.” “Je bent toch Avery Black, niet?” vroeg het derde lid. “Ja, dat ben ik.” “Moet je iets controleren voordat we haar eruit halen?” “Ja, als je het niet erg vindt.” De drie stapten een beetje achteruit. Hatch en de man die ervan had gezegd dat hij op zijn kont gevallen was, hielden zich vast aan de plastic palen. Avery kwam dichterbij. De tippen van haar schoenen stonden tot op minder dan vijftien centimeter van het gebroken ijs en het open water. Door het gebroken ijs kon ze de vrouw vanaf haar voorhoofd helemaal tot aan haar knie?n zien. Ze leek precies op een wassen figuur. Avery wist dat de extreme temperaturen daar misschien iets mee te maken hadden, maar er was nog iets anders aan haar gaafheid. Ze was ongelooflijk dun, ze woog misschien maar iets meer dan vijftig kilo. Haar doorgespoelde gezicht kreeg een blauwe tint, maar verder waren er geen vlekken, geen schrammen, geen snijwonden, geen blauwe plekken of zelfs geen puistjes. Avery merkte ook op dat behalve haar doorweekte en gedeeltelijk bevroren blonde haar, er geen enkel haar op haar lichaam stond. Haar benen waren perfect geschoren, net als haar schaamstreek. Ze zag eruit als een levensgrote pop. Met een laatste blik op het lichaam deed Avery een stap achteruit. “Het is goed voor mij,” zei ze tegen het forensisch team. Ze kwamen naar voren en na tot drie te tellen, trokken ze het lichaam langzaam uit het water. Toen ze haar eruit trokken, vormden ze een hoek zodat ze direct op de isolerende deken terecht kwam. Avery merkte op dat er ook een brancard onder de deken stond. Met het lichaam volledig uit het water, merkte ze twee andere dingen op die ze raar vond. Ten eerste droeg de vrouw geen enkel sieraad. Ze knielde neer en zag dat ze gaatjes in haar oren had, maar er waren geen oorringen. Toen richtte ze haar aandacht op het tweede ding: de vingernagels en teennagels van de vrouw waren netjes geknipt, zodat het leek dat ze onlangs gemanicuurd waren. Het was raar, maar dit was wat de meeste alarmbellen in haar hoofd deden rinkelen. Met het ijskoude vlees dat blauw kleurde onder haar nagels, was er iets akeligs aan. Het is bijna alsof ze gepolijst zijn, dacht ze. “Zijn we klaar hier?” vroeg Hatch haar. Ze knikte. Toen ze met z’n drie?n het lichaam bedekten en daarna voorzichtig met de brancard terug naar de oever gingen, bleef Avery bij het stuk gebroken ijs staan. Ze keek in het water en dacht na. Ze reikte in haar zak, op zoek naar een klein stuk papier, maar alles wat ze kon vinden was een haarband die eerder op de dag was doorgebroken. “Black?” Connelly riep vanaf de oever. “Wat doe je?” Ze keek achterom en zag hem dicht bij het ijs staan, maar hij was heel doelbewust om er niet op te stappen. “Werken,” schreeuwde ze terug. “Waarom schaats je niet tot hier om te helpen?” Hij rolde zijn ogen naar haar terwijl Avery zich terugkeerde naar het ijs. Ze liet het gebroken haarbandje in het water vallen en keek hoe het even op en neer ging. Toen ving het langzaam de trage stroom van het water onder het ijs op. Het werd weggeduwd onder het ijs links van haar, verder naar Watertown. Dus ze werd ergens anders in het ijs gelaten, dacht Avery, terwijl ze langs de rivier in de richting van Boston keek. Op de oever liepen Connelly en de officier met wie hij had gesproken achter het forensisch team. Avery bleef op het ijs en ging rechtop staan. Ze kreeg het erg koud toen ze zag hoe haar adem in de lucht verdampte. Maar iets over de koude temperatuur leek haar te centreren. Het stelde haar in staat om na te denken, om het licht krakende geluid van het ijs als een soort metronoom te gebruiken bij het samenstellen van haar gedachten. Naakt en geen vlek of blauwe plek op haar lichaam. Een aanval is dus uitgesloten. Geen sieraden, dus het had een overval kunnen zijn. Maar de meeste gevallen van een lichaam na te zijn beroofd, vertoonden normaal tekenen van gevecht... en deze vrouw was smetteloos. En hoe zit het met die nagels en het absolute gebrek aan haar ergens anders dan op haar hoofd? Langzaam liep ze naar de oever en keek naar de bevroren rivier, waar deze door een bocht naar beneden liep en doorliep in de richting van Boston. Het was raar om te bedenken hoe mooi de bevroren Charles River er vanaf de Boston University uitzag, terwijl er op minder dan twintig minuten verderop een lichaam was uitgehaald. Ze trok de kraag van haar jas omhoog en liep terug naar de oever. Ze was net op tijd om de achterdeuren van de forensische wagen te zien sluiten. Connelly naderde haar, maar hij keek verder dan haar naar het bevroren water. “Heb je haar goed bekeken?” vroeg Avery. “Ja. Ze zag eruit als een verdomd speelgoed of zoiets. Helemaal bleek en koud en...” “En perfect,” zei Avery. “Is het je opgevallen dat er geen haar op haar stond? Ook geen blauwe plekken of stoten.” “Of sieraden,” voegde Connelly eraan toe. Met een diepe zucht vroeg hij: “Wat zijn je eerste gedachten?” Ze was nu veel meer bereid om ongefilterd te zijn met Connelly. Dat was al zo sinds hij en O’Malley haar een promotie tot brigadier hadden aangeboden twee maanden geleden. In ruil daarvoor leken ze meer bereid om haar theorie?n vanaf het begin te accepteren in plaats van alles wat uit haar mond kwam in twijfel te trekken. “Haar vingernagels waren perfect geknipt,” zei ze. “Het is alsof ze net uit een schoonheidssalon is gekomen voordat ze in de rivier werd gedumpt. Dan is er het gebrek aan haar op haar lichaam. Een van die dingen is al raar genoeg, maar samen lijkt het opzettelijk te zijn gedaan.” “Denk je dat iemand haar opknapte voordat ze haar hebben vermoord?” “Het lijkt erop. Het is bijna zoals het funerarium ervoor zorgt dat de doden er zo toonbaar mogelijk uitzien voor de open kist. Degene die dit heeft gedaan, heeft haar schoongemaakt, haar geschoren en haar nagels gepolijst.” “Enig idee waarom?” Avery haalde haar schouders op. “Ik kan nu alleen maar speculeren. Maar ik kan je ??n ding zeggen dat je waarschijnlijk niet erg zult waarderen.” “Verdomme,” zei hij, wetende wat er zou komen. “Deze man nam de tijd... zelfs niet bij het doden, maar in hoe het lichaam eruit moest zien wanneer het werd gevonden. Hij deed het opzettelijk. Geduldig. Op basis van soortgelijke gevallen kan ik je bijna garanderen dat zij niet de enige is.” Met een van zijn gepatenteerde zuchten haalde Connelly zijn telefoon uit zijn zak. “Ik roep een vergadering bijeen op het bureau,” zei hij. “Ik zal hen laten weten dat we met een mogelijke seriemoordenaar te doen hebben.” HOOFDSTUK DRIE Avery veronderstelde dat als ze de positie van brigadier wilde innemen, ze over haar afschuw van de vergaderzaal op het politiebureau heen moest zien te komen. Ze had niets tegen de zaal op zich. Maar ze wist dat wanneer er zo snel na de ontdekking van een lichaam een vergadering plaatsvond, er sprake was van praten en ruzie maken, waarvan het meeste zou worden gebruikt om haar theorie?n onderuit te halen. Misschien dat daar als brigadier een einde aan komt, dacht ze terwijl ze de kamer binnenkwam. Connelly stond aan het hoofd van de tafel en gaf papieren door. Ze dacht dat O’Malley er snel zou zijn. Hij leek veel meer aanwezig bij elke vergadering waar ze deel van uitmaakte sinds ze haar de brigadierpositie hadden aangeboden. Connelly keek op naar haar door de groeiende menigte van andere agenten. “Dit gaat snel de ronde,” zei hij. “Het lichaam dat uit de rivier is getrokken, is precies vijf minuten geleden ge?dentificeerd. Patty Dearborne, twee?ntwintig jaar oud. Een studente aan de universiteit van Boston en inwoonster van Boston. Op dit moment is dat alles wat we weten. De ouders moeten worden ge?nformeerd zodra deze vergadering voorbij is.” Hij schoof een map door met slechts twee vellen papier. E?n toonde een foto van het Facebook-profiel van Patty Dearborne. Op het andere blad stonden drie foto’s, allemaal genomen op de Charles River eerder die dag. Op allemaal stond het gelaat van Patty Dearborne, haar paars getinte oogleden waren gesloten. In een ziekelijke gedachtegang probeerde Avery het gezicht van de jonge vrouw op dezelfde manier te zien als een moordenaar het zou zien. Patty was prachtig, zelfs nu ze dood was. Ze had een lichaam dat Avery zelf zou hebben gezien als veel te mager, maar waar barlopers naar zouden kwijlen. Ze gebruikte deze mentaliteit en probeerde te peilen waarom een moordenaar zo’n slachtoffer zou kiezen als er geen seksuele implicaties waren. Misschien is hij op zoek naar mooie dingen. De vraag is natuurlijk of hij op zoek is naar deze mooie dingen om het te aanbidden of ze te vernietigen. Waardeert hij schoonheid of wil hij het vernietigen? Ze wist niet zeker hoe lang ze hierover had nagedacht. Ze wist alleen dat ze een beetje opschrok toen Connelly de vergadering tot orde riep. Er waren in totaal negen mensen in de vergaderzaal. Ze zag dat Ramirez naar binnen was gekomen. Hij zat op een stoel bij Connelly en keek in hetzelfde soort map dat Connelly haar eerder had gegeven. Hij had kennelijk gevoeld dat ze naar hem keek; hij keek op en glimlachte naar haar. Ze glimlachte hem terug toen Connelly begon. Ze liet haar blik meteen weer zakken en wilde niet al te duidelijk zijn. Terwijl bijna iedereen in het corps nu wist dat zij en Ramirez iets hadden, probeerden ze het nog steeds graag onder controle te houden. “Iedereen zou nu al op de hoogte moeten zijn,” zei Connelly. “Voor degenen onder jullie die dat nog niet zijn: de vrouw is ge?dentificeerd als Patty Dearborne, een studente aan de universiteit van Boston. Ze werd gevonden in de Charles River net buiten Watertown, maar ze werd geboren in Boston. Zoals rechercheur Black opmerkte in de briefing die jullie allemaal ontvingen, suggereert de stroming van de rivier dat het lichaam elders werd gedumpt. Het forensisch team vermoedt dat haar lichaam al vierentwintig uur in het water lag. Die twee punten samen doet vermoeden dat ze ergens in Boston te water werd gelaten.” “Mijnheer,” zei agent Finley. “Vergeef me dat ik het vraag, maar waarom denken we niet eens aan zelfmoord? Volgens de briefing waren er geen blauwe plekken en geen tekenen van een gevecht.” “Ik heb dat bijna meteen uitgesloten toen ik zag dat het slachtoffer naakt was,” zei Avery. “Hoewel zelfmoord meestal iets is om over na te denken, is het hoogst onwaarschijnlijk dat Patty Dearborne eerst haar kleren heeft uitgedaan voordat ze in de Charles River sprong.” Ze had er bijna een hekel aan om de idee?n van Finley neer te halen. Ze zag hem elke week een verdomd betere agent worden. Hij was het afgelopen jaar volwassener geworden en de meeste mensen kenden hem nu als een hardwerkende agent. “Maar geen blauwe plekken,” zei een andere agent. “Dat lijkt een aanwijzing te zijn.” “Of een bewijs dat het geen zelfmoord was,” beweerde Avery. “Als ze vanaf een hoogte van meer dan twee tot drie meter zou springen, zou er sprake zijn van blauwe plekken op haar lichaam door de enorme impact.” “De forensen zijn het daarmee eens,” zei Connelly. “Ze zullen binnenkort een meer definitief rapport sturen, maar ze zijn hier vrij zeker van.” Hij keek toen naar Avery en maakte een vegend gebaar met zijn hand over de tafel. “Wat heb je nog meer, rechercheur Black?” Ze nam even de tijd om de dingen te bespreken die ze aan Connelly had verteld, details die in de briefing zaten. Ze noemde de geknipte en gepolijste nagels, het gebrek aan haar en de afwezigheid van sieraden. “Nog iets om op te wijzen,” voegde ze eraan toe, “is dat een moordenaar die zich tot het uiterste inspant om zijn slachtoffers representatief te maken, ofwel een scheve bewondering voor het slachtoffer suggereert, ofwel een soort van spijt.” “Spijt?” vroeg Ramirez. “Ja. Hij heeft haar opgedoft en haar zo mooi mogelijk gemaakt, omdat hij misschien niet bedoelde om haar te vermoorden.” “Zelfs om haar te scheren... ook beneden?” vroeg Finley. “Ja.” “En vertel hen waarom je denkt dat we hier met een seriemoordenaar te maken hebben, Black,” zei Connelly. “Want ook al was het een vergissing, het feit dat de moordenaar haar nagels deed en haar geschoren heeft, getuigt van geduld. En als je dat toevoegt aan het feit dat deze vrouw behoorlijk mooi was en vrij van vlekken, doet het me denken dat hij zich aangetrokken voelt tot schoonheid.” “Hij heeft een rare manier om dat te laten zien,” zei iemand anders. “Wat me terugbrengt naar de gedachte dat hij misschien niet van plan was haar te vermoorden.” “Dus je denkt dat het was als een slecht verlopen afspraakje?” vroeg Finley. “We weten het nog niet zeker,” zei ze. “Maar mijn eerste reactie is van niet. Als hij zo opzettelijk en voorzichtig was met de manier waarop ze eruitzag voordat het lichaam werd gedumpt, denk ik dat hij diezelfde zorg waarschijnlijk heeft gebruikt om haar te selecteren.” “Haar selecteren van wat, Black?” vroeg Connelly. “Ik denk dat dat is wat we moeten uitzoeken. Hopelijk heeft het forensisch team enkele antwoorden om ons op de goede weg te leiden.” “Dus wat doen we tot dan?” vroeg Finley. “We werken ons te pletter,” zei Avery. “We graven zo diep mogelijk in het leven van Patty Dearborne, in de hoop een idee te vinden dat ons zal helpen deze kerel te vinden voordat hij het opnieuw doet.” Toen de vergadering eindigde, liep Avery door de vergaderzaal om met Ramirez te praten. Iemand moest de ouders van Patty Dearborne op de hoogte brengen en zij voelde de behoefte om dat te doen. Spreken met rouwende ouders, ook al was het ongelooflijk moeilijk en emotioneel afmattend, was meestal een van de beste plaatsen om een aanwijzing te vinden direct bij de bron. Ze wilde Ramirez bij zich hebben en wilde blijven werken aan de balans tussen hun persoonlijke en professionele leven. Het was nog steeds lastig, maar ze kregen het langzaam onder de knie. Maar voordat ze hem bereikte, kwam O’Malley de kamer binnen. Hij sprak aan de telefoon, duidelijk gehaast. Waar het ook mee te maken had, het moet voor hem dringend zijn geweest om de vergadering over de Patty Dearborne-zaak te hebben gemist. Hij ging bij de deur staan wachten tot iedereen behalve Avery, Ramirez en Connelly weg waren en sloot toen de deur. Hij be?indigde zijn gesprek met een snelle en bijna grof “Ja, later” en haalde diep adem. “Sorry dat ik de vergadering heb gemist,” zei hij. “Is er iets bijzonder aan de hand?” “Nee,” zei Connelly. “We hebben de identiteit van de vrouw en moeten het nu aan haar familie vertellen. We werken in de veronderstelling dat degene die dit heeft gedaan het opnieuw zal doen.” “Black, kun je me een snel rapport sturen waarin de details worden uitgelegd?” vroeg O’Malley. “Ja, meneer,” zei ze. Hij vroeg haar nooit om zulke kleine dingen als deze. Ze vroeg zich af of het weer een van zijn niet-zo-subtiele tests was. Ze had gemerkt dat hij de laatste weken soepeler met haar was, meer bereid om haar meer verantwoordelijkheid te geven zonder inmenging. Ze was er zeker van dat het allemaal te maken had met het feit dat ze haar vroegen om brigadier te worden. “Terwijl jullie allebei hier zijn,” zei O’Malley, kijkend naar Avery en Ramirez, “zou ik graag een woordje willen zeggen. Een paar woorden, eigenlijk... En ik heb niet veel tijd, dus ik zal snel zijn. Ten eerste... Ik vind het helemaal goed dat jullie twee elkaar buiten het werk zien. Ik heb er lang over nagedacht om jullie hier bij de A1 uit elkaar te halen, maar verdomme... Jullie werken te goed samen. Dus zolang jullie de grappen en speculaties kunnen verdragen, blijven jullie partners. Zo goed?” “Ja, meneer,” zei Ramirez. Avery knikte in overeenstemming. “Het volgende ding... Black. Het hele brigadiergedoe... Ik heb binnenkort een beslissing nodig. Zoals binnen achtenveertig uur. Ik heb geprobeerd geduldig te zijn en je dingen te laten uitwerken. Maar het is nu al meer dan twee maanden geleden. Ik denk dat dat eerlijk is.” “Het is eerlijk,” zei ze. “Ik zal je morgen iets laten weten.” Ramirez keek haar verbaasd aan. Eerlijk gezegd had haar reactie zichzelf ook verbaasd. Maar diep vanbinnen dacht ze dat ze wist wat ze wilde. “Nu, over die vrouw-in-de-rivier-zaak,” zei O’Malley. “Die is officieel van jou, Black. Neem Ramirez mee, maar laten we het professioneel houden.” Avery schaamde zich een beetje dat ze bloosde. Ach God, dacht ze. Eerst een dagje winkelen en nu blozen voor een man. Wat is er in hemelsnaam met me gebeurd? Om alles in goede banen te leiden en niet van haar spel te worden geweerd, dacht Avery direct terug aan haar zaak. “Ik zou graag degene willen zijn die de familie op de hoogte brengt.” “We kunnen dat aan iemand anders delegeren,” stelde Connelly voor. “Ik weet het. Maar hoe vreselijk het ook klinkt, ouders die dergelijk vreselijk nieuws ontvangen, zijn meestal de beste bronnen voor informatie. Alles is rauw en open.” “Mijn god, dat is vrij harteloos,” zei Connelly. “Maar effectief,” zei O’Malley. “Goed idee, Black. Het is nu tien voor vijf. Met een beetje geluk komen ze thuis van hun werk. Ik zal ervoor zorgen dat iemand je binnen tien minuten een sms stuurt met het adres. Aan de slag nu. Vergadering gesloten.” Avery en Ramirez vertrokken. In de hal begonnen de meesten hun klaar te maken om te vertrekken. Maar voor Avery was de dag nog lang niet voorbij. In feite, met de taak om het nieuws van de dood van een jonge vrouw aan haar ouders te moeten vertellen, dacht Avery dat het nog een heel lange avond zou worden. HOOFDSTUK VIER De Dearbornes woonden in een schilderachtig huisje in Somerville. Avery las de informatie die naar haar gestuurd was terwijl Ramirez reed. Patty Dearborne was een geweldige studente geweest, in haar laatste jaar aan de universiteit, met de bedoeling om adviseur te worden voor een erkend bedrijf in de gezondheidszorg. Haar moeder, Wendy, was een traumaverpleegster die in twee verschillende ziekenhuizen in de buurt werkte. Patty’s vader, Richard, was business development manager voor een groot telecommunicatiebedrijf. Ze waren een welgestelde familie en er was geen enkel vuiltje in hun dossier. En Avery moest hen vertellen dat hun dochter dood was. Niet alleen dood, maar ook dat ze volledig naakt in een bevroren rivier was gedumpt. “En,” zei Ramirez terwijl hij zich door de rustieke straatjes van de wijk Somerville slingerde. “Ga je die brigadiersfunctie doen?” “Ik weet het nog niet,” zei ze. “Enig idee?” Ze dacht hier even over na en schudde toen haar hoofd. “Ik wil daar nu niet over praten. Het lijkt belachelijk in vergelijking met wat we gaan doen.” “H?, jij hebt je hiervoor aangeboden,” zei hij. “Ik weet het,” zei ze, nog steeds niet zeker waarom. Ja, haar gedachten over het krijgen van een goede aanwijzing waren waar, maar ze had het gevoel dat er iets anders was. Patty Dearborne was maar drie jaar ouder geweest dan Rose. Het was veel te gemakkelijk om het gezicht van Rose op dat bevroren lichaam te zien. Om een bizarre reden had Avery het gevoel dat ze het nieuws aan de familie moest vertellen. Misschien was het een moederlijke drang, maar ze had het gevoel dat ze dat op een vreemde manier aan de ouders verschuldigd was. “Dus laat me je dit vragen,” zei hij. “Waarom ben je er zo zeker van dat dit niet iets eenmalig is? Misschien een wraak van een ex-vriendje. Misschien alleen zij en daarmee gedaan.” Ze grijnsde even, omdat ze wist dat hij geen ruzie met haar maakte. Niet echt. Ze had gemerkt dat hij graag een glimp opving van hoe haar geest werkte. Zijn betwisting van haar theorie?n was gewoon een manier om haar voor te bereiden. “Omdat op basis van wat we weten over het lichaam, deze man voorzichtig en zorgvuldig was. Een woedend ex-vriendje zou niet zo voorzichtig zijn om geen blauwe plekken achter te laten. De vinger- en teennagels zijn de sleutel voor mij. Iemand nam zijn tijd hiervoor. Ik hoop dat we bij de ouders meer inzicht krijgen in het soort vrouw dat Patty was. Als we meer over haar weten, weten we precies hoeveel van het opmaken is gebeurd door degene die het lichaam heeft gedumpt.” “Daarover gesproken,” zei Ramirez en hij wees vooruit. “We zijn er. Ben je hier klaar voor?” Ze haalde diep adem. Ze hield van haar werk, maar dit was het enige waar ze absoluut tegenop zag. “Ja, laten we gaan,” zei ze. Voordat Ramirez tijd had om nog een woord te zeggen, opende Avery de deur en stapte uit. Ze zette zich schrap. *** Avery wist dat geen twee mensen precies op dezelfde manier op verdriet reageerden. Daarom was ze niet zo verbaasd toen Wendy Dearborne een kwartier later bijna in shock was, terwijl Richard Dearborne een luide en rommelige puinhoop was. Op een gegeven moment vreesde ze dat hij gewelddadig zou worden toen hij tegen een vaas op de keukentafel sloeg en die op de grond liet vallen. Het gewicht van het nieuws hing zwaar in de kamer. Avery en Ramirez waren stil gebleven en hadden alleen gesproken toen ze een vraag hadden gesteld. In de stilte zag Avery twee foto’s van Patty in de woonkamer; een stond op de schoorsteenmantel boven de open haard en een andere was een doek dat aan de verre muur van de woonkamer hing. Avery’s besluit was correct geweest. Het meisje was absoluut adembenemend. Wendy en Richard zaten nu allebei op de bank in de woonkamer. Wendy had een beetje controle over zichzelf gekregen en bracht af en toe een snikkend geluid uit terwijl ze tegen de schouder van Richard lag. Terwijl de tranen over zijn wangen stroomden, keek Richard naar Avery. “Kunnen we haar zien? Wanneer kunnen we haar zien?” “Op dit moment probeert het forensisch team nog vast te stellen wat er met haar is gebeurd. Zoals je je misschien kunt voorstellen, maken het koude water en de koude temperaturen het moeilijker om aanwijzingen of bewijs te vinden. In de tussentijd zijn er een paar vragen die ik u zou willen stellen en die ons kunnen helpen antwoorden te vinden.” Beiden keken met een blik van verwarring en absoluut afgrijzen op hun gezicht en het was duidelijk dat Wendy geen hulp zou zijn. Ze was stomverbaasd en keek af en toe in de woonkamer alsof ze wilde controleren of ze wist waar ze was. “Natuurlijk, welke vragen je ook maar hebt,” zei Richard. Avery dacht dat het een stoere man was die diep van binnenuit probeerde om zelf wat antwoorden te vinden. “Ik weet dat het een vreemde vraag lijkt,” zei Avery. “Maar was Patty het soort meisje dat echt ge?nteresseerd was in verzorging en vingernagels, dat soort dingen?” Richard liet een jammerend geluid horen en schudde zijn hoofd. Hij huilde nog steeds, maar was op zijn minst in staat om woorden te vormen tussen het haperen om adem te halen. “Helemaal niet. Ze was eigenlijk een soort kwajongen. Ik wed dat je elke dag vuil onder haar nagels zou vinden nog voordat je ze met nagellak vond. Ze doste zich af en toe wel uit, maar alleen bij speciale gelegenheden. Soms besteedde ze wel veel aandacht aan haar haar, maar ze is, ze was niet zo’n echt fier meisje, weet je?” Toen hij zichzelf corrigeerde met was niet, leek er iets te breken in Richard Dearborne. Avery verborg haar eigen krop in de keel terwijl haar hart voor hem brak. Het was genoeg om haar te doen besluiten de volgende vraag die ze had gepland niet te stellen: de vraag over de frequentie dat Patty haar benen schoor. Avery dacht dat het een veilige gok was dat als ze een soort kwajongen was die weinig om haar nagels gaf, ze waarschijnlijk ook niet geobsedeerd was geweest over het scheren van haar benen. Het was niet nodig om de vraag te stellen aan een man die net zijn dochter had verloren. “Weet je of Patty vijanden had? Iemand waarmee ze problemen had?” Het duurde even tot de vraag doordrong. Toen het eindelijk gebeurde, keerde de flikkering van woede die ze eerder had gezien terug naar de ogen van Richard Dearborne. Hij vloog recht van de bank, maar werd op zijn plaats gehouden door de grijpende hand van zijn vrouw om zijn pols. “Die klootzak,” spuwde Richard. “Ja. O ja, ik kan aan iemand denken en ik wed dat die iets… Ach verdomme…” “Meneer Dearborne?” vroeg Ramirez. Hij was langzaam overeind gekomen en anticipeerde misschien op een soort razende uithaal van Richard. “Allen Haggerty. Hij was een vriend op de middelbare school die gewoon niet los wilde laten toen de dingen uiteindelijk twee jaar later op de universiteit eindigden.” “Heeft hij problemen veroorzaakt?” vroeg Ramirez. “Ja. Zo erg zelfs dat Patty een straatverbod moest krijgen dat tegen hem werd geplaatst. Hij wachtte haar na de lessen buiten op. Het werd zo erg dat Patty hier vorig jaar kwam wonen omdat ze zich niet veilig voelde in de slaapzalen.” “Is hij ooit gewelddadig geworden?” vroeg Avery. “Als dat zo was, heeft Patty er nooit iets over gezegd. Ik weet dat hij haar probeerde aan te raken, knuffels en kussen en dat soort dingen. Maar ze heeft nooit iets gezegd dat hij haar sloeg.” “Het briefje...” De stem van Wendy Dearborne klonk zo zacht dat het op de wind leek. Ze keek nog steeds niet naar Avery of Ramirez. Haar ogen waren neerslachtig, haar mond gedeeltelijk open. “Welke briefje?” vroeg Avery. “Een briefje dat Patty ons nooit heeft laten zien, maar dat we tijdens het wassen in haar broekzak hebben gevonden toen ze hier woonde,” zei Richard. “De engerd liet een briefje achter op de deur van haar slaapzaal. Ze heeft het nooit gezegd, maar we denken dat het de beslissende factor was om terug naar hier te verhuizen. Ik herinner het me niet woord voor woord, maar het sprak over hoe hij erover nadacht zichzelf te doden omdat hij haar niet kon krijgen en hoe boos het hem soms maakte. Wat duistere dingen over dat als hij haar niet kon krijgen, niemand dat zou kunnen.” “Heb je het briefje nog steeds?” vroeg Avery. “Nee. Toen we Patty hierover confronteerden, gooide ze het weg.” “Hoe lang is ze hier gebleven?” vroeg Avery. “Tot vorige zomer,” antwoordde Richard. “Ze zei dat ze het beu was om in angst te leven. We namen de beslissing dat als er nog iets met Allen zou gebeuren, we de politie er direct bij zouden halen. En nu... nu dit…” Een zware stilte bedekte de kamer tot hij uiteindelijk naar hen opkeek. Avery voelde het verdriet en de woede van de vader in die blik. “Ik weet dat hij het is,” zei hij. HOOFDSTUK VIJF Toen Avery en Ramirez het blok rond Allen Haggerty’s adres in de gaten hielden, ontving ze een e-mail met Haggerty’s dossier. Ze was verrast dat er maar weinig in stond. Hij had sinds zijn zeventiende drie boetes voor te hard rijden gehad en was vier jaar geleden kort gearresteerd tijdens een vreedzaam protest in New York, maar niets ernstigs. Misschien sloegen zijn stoppen gewoon door toen Patty probeerde hem te verlaten, dacht ze. Ze wist dat het van tijd tot tijd gebeurde. Het was in feite een van de belangrijkste excuses die gewelddadige echtgenoten die hun vrouwen sloegen noemden. Het kwam neer op jaloezie, gebrek aan controle en zich kwetsbaar voelen. Er was niemand thuis, dus binnen anderhalf uur nadat ze de Dearbornes hadden laten weten dat hun dochter dood was, was er een opsporingsbericht voor hem uitgegaan. Terwijl ze de buurt rondliepen, liet Ramirez Avery weer eens zien hoe goed hij met haar op ??n lijn zat. “Dit hele gedoe laat je aan Rose denken, nietwaar?” vroeg hij. “Ja,” gaf ze toe. “Hoe heb je dat uitgevogeld?” Hij glimlachte. “Omdat ik je gezicht heel goed ken. Ik weet wanneer je pissig bent, ik weet wanneer je je schaamt, je niet op je gemak voelt en wanneer je gelukkig bent. Ik zag ook hoe je snel je blik afwendde van de foto’s van Patty in het huis van Dearborne. Patty was niet veel ouder dan Rose. Ik snap het. Is dat de reden waarom je erop stond het nieuws aan haar ouders te vertellen?” “Ja. Goed gezien.” “Het gebeurt van tijd tot tijd,” zei hij. Het was acht over tien toen Avery’s telefoon ging. Connelly was aan de lijn en klonk zowel moe als opgewonden. “We hebben Allen Haggerty gevonden toen hij uit een bar in het Leather District kwam,” zei hij. “Twee van onze jongens houden hem voor je vast. Hoe snel kun je daar zijn?” Het Leather District, dacht ze. Dat is waar Rose en ik eerder vandaag waren, denkend over hoe goed ons leven was en hoe rustig we nu onze relatie aan het herstellen zijn. En nu is er een potenti?le moordenaar op diezelfde locatie. Dat voelt... raar. Alsof daarmee op een vreemde manier het cirkeltje rond is.. “Black?” “Tien minuten,” antwoordde ze. “Welke bar?” Ze nam de informatie op en zo reed Ramirez hen naar hetzelfde gedeelte van de stad waar ze, minder dan twaalf uur geleden, tijd met haar dochter had doorgebracht. De wetenschap dat dat iets was wat Wendy Dearborne nooit meer zou kunnen doen, lag haar zwaar op het hart. Het maakte haar ook een beetje boos. Eerlijk gezegd kon ze niet wachten om die klootzak te pakken. *** De twee agenten die Allen Haggerty hadden opgespoord, schenen hem graag over te dragen. Een van de agenten was een man die Avery redelijk goed had leren kennen: een oudere man die waarschijnlijk binnen een paar jaar met pensioen zou gaan. Zijn naam was Andy Liu en hij leek altijd een glimlach op zijn gezicht te hebben. Maar nu niet. Nu leek hij ge?rriteerd. De vier ontmoetten elkaar buiten de patrouillewagen van Andy Liu. Op de achterbank keek Allen Haggerty naar hen, verward en duidelijk pissig. Een paar mensen die op vrijdagavond van de ene bar naar de andere gingen, probeerden te zien wat er aan de hand was zonder al te opzichtig te zijn. “Geeft hij jullie problemen?” vroeg Ramirez. “Niet echt,” zei de partner van Andy. “Hij is gewoon een beetje dronken. We waren bijna klaar om hem naar het bureau te brengen en hem een mooie verhoorkamer te geven, maar O’Malley zei dat hij wilde dat je met hem praatte voordat we dat soort beslissingen namen.” “Weet hij waarom je met hem wilt praten?” vroeg Avery. “We hebben hem verteld over de dood van Patty Dearborne,” zei Andy. “Dat was wanneer hij echt zijn verstand verloor. Ik probeerde het beschaafd te houden in de bar, maar uiteindelijk moest ik hem in de boeien slaan.” “Dat is prima,” zei Avery. Ze keek achter in de patrouillewagen en fronste. “Vind je het erg als we je auto even lenen?” “Ga je gang,” zei Andy. Avery nam de bestuurderskant, terwijl Ramirez op de passagiersstoel schoof. Ze draaiden zich opzij om gemakkelijker naar achteren te kunnen kijken, naar Allen. “Dus hoe is het gebeurd?” vroeg Allen. “Hoe is ze gestorven?” “Dat is nog steeds niet duidelijk,” zei Avery, die geen reden zag om vaag tegen hem te doen. Ze had lang geleden al geleerd dat eerlijkheid altijd de beste aanpak was als je een goed beeld wilde krijgen van een potenti?le verdachte. “Haar lichaam werd ontdekt in een bevroren rivier, onder het ijs. We hebben onvoldoende informatie om te weten of ze daardoor stierf of dat ze al was vermoord voordat ze in de rivier werd gegooid.” Dat was misschien een beetje hard, dacht Avery toen ze een lichte schok op Allen’s gezicht zag. Maar toch, het zien van die oprechte uitdrukking op zijn gezicht was alles wat ze nodig had om een goed gevoel te hebben dat Allen Haggerty niets te maken had met de dood van Patty. “Wanneer was de laatste keer dat je haar zag?” vroeg Avery. Het was duidelijk dat hij moeite had om daaraan te denken. Avery was er vrij zeker van dat tegen de tijd dat de nacht voorbij was, Allen wel een paar jaar ouder zou geworden vanwege zijn nu overleden liefde. “Iets meer dan een jaar geleden, denk ik,” antwoordde hij uiteindelijk. “En dat was puur toevallig. Ik kwam haar tegen toen ze uit een supermarkt kwam. We keken elkaar ongeveer twee seconden aan en toen haastte ze zich weg. En ik neem het haar niet kwalijk. Ik was een klootzak voor haar. Ik was behoorlijk geobsedeerd.” “En sindsdien is er geen contact meer geweest?” vroeg Avery. “Geen. Ik heb de feiten onder ogen gezien. Ze was klaar met mij. En geobsedeerd zijn door iemand is niet echt de manier om ze voor je winnen, weet je wel?” “Ken je iemand in haar leven die in staat is om haar zoiets aan te doen?” vroeg Ramirez. Opnieuw was er een strijd te zien in Allen’s ogen toen hij probeerde alle stukjes in elkaar te passen. Terwijl hij hierover nadacht, ging de telefoon van Avery. Ze wierp een blik op het scherm en zag dat het O’Malley was. “Ja?” vroeg ze toen ze snel opnam. “Waar ben je?” vroeg hij. “We spreken met de ex-vriend.” “Is er een kans dat hij degene is die we zoeken?” “Zeer twijfelachtig,” zei ze, terwijl ze bleef kijken hoe het gezicht van Allen zich met verdriet vulde. “Goed. Ik heb je nodig hier op het bureau.” “Is alles ok??” vroeg ze. “Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt,” antwoordde O’Malley. “We hebben zojuist een brief gekregen van de moordenaar.” HOOFDSTUK ZES Zelfs nog voordat Avery en Ramirez in het politiebureau aankwamen, kon Avery zien dat deze situatie uit de hand was gelopen. Ze moest de auto voorzichtig over het parkeerterrein van het politiebureau manoeuvreren om geen reporters of nieuwsbusjes te raken. Het was een compleet circus en ze waren nog niet eens binnen. “Dit ziet er slecht uit,” zei Ramirez. “Inderdaad,” zei ze. “Hoe is de pers in vredesnaam te weten gekomen over die brief als die rechtstreeks naar het bureau was gestuurd?” Ramirez kon alleen zijn schouders ophalen toen ze uit de auto stapten en zich naar binnen haastten. Een paar verslaggevers stonden in de weg, van wie er ??n praktisch pal voor Avery’s neus stapte. Ze botste bijna tegen hem aan, maar stapte net op tijd uit de weg. Ze hoorde hem haar binnensmonds een trut noemen, maar dat was het minste van haar zorgen. Ze baanden zich een weg naar de deur, waarbij verslaggevers om commentaar schreeuwden en de camera’s flitsten. Avery voelde haar bloed koken en zou er op dat moment alles voor over hebben gehad om een van die nieuwsgierige stomme verslaggevers recht op de neus te slaan. Toen ze eindelijk binnen in het politiebureau waren met de deuren dicht en veilig achter hen op slot, zag ze dat het binnen niet veel beter was. Ze had het bureau eerder in een staat van urgentie en wanorde gezien, maar dit was iets nieuw. Misschien is er een lek binnen het bureau, dacht Avery terwijl ze snel naar Connelly’s kantoor liep. Voordat ze daar echter aankwam, zag ze hem door de gang stormen. O’Malley en Finley marcheerden achter hem aan. “Vergaderzaal,” blafte Connelly. Avery knikte en ging een paar meter verder naar rechts door de gang. Ze merkte dat er niemand anders bij de deur van de vergaderzaal rondhing, wat betekende dat dit maar een kleine bijeenkomst zou zijn. En dat soort vergaderingen was meestal niet prettig. Zij en Ramirez gingen achter Connelly aan de zaal in. Zodra dat O’Malley en Finley ook binnen waren, sloot Connelly de deur en deed hem op slot. Hij gooide een vel papier op de vergadertafel. Het zat in een doorzichtig plastic hoesje, waardoor het bijna perfect in Avery’s richting gleed. Ze raapte het voorzichtig op en keek ernaar. “Lees het maar,” zei Connelly. Hij was gefrustreerd en zag een beetje bleek. Zijn haar was in de war en er stond een wilde blik in zijn ogen. Avery deed wat hij zei. Zonder het enkele vel papier uit het hoesje te verwijderen, las ze de brief. Bij elk woord dat ze las, leek de kamer kouder te worden. IJs is mooi, maar het doodt. Denk aan de prachtige schittering van een dunne laag rijp op je voorruit op een late herfstochtend. Datzelfde mooie ijs doodt het plantenleven. Het is effici?nt in zijn schoonheid. En de bloem komt terug... komt altijd terug. Wedergeboorte. De kou is erotisch, maar hij verminkt. Denk maar dat je het extreem koud hebt na een winterstorm en dan naakt aankruipt tegen een minnaar onder de lakens. Heb je het al koud? Voel je het ijzige gevoel van als iemand je te slim af is? Er zullen er meer zijn. Meer koude lichamen, zwevend in het hiernamaals. Ik daag je uit om me tegen te houden. Je zult bezwijken door de kou voordat je me vindt. En terwijl je bevriest en je afvraagt wat er is gebeurd, net als de bloemen die last hebben van de nachtvorst, ben ik allang verdwenen. “Wanneer kwam dit binnen?” vroeg Avery en legde de brief terug op de tafel zodat Ramirez kon hem lezen. “Ergens in de loop van de dag,” zei Connelly. “De envelop zelf is pas ongeveer een uur geleden geopend.” “Hoe wist de pers hier in vredesnaam van?” vroeg Ramirez. “Omdat elke lokale nieuwszender er ook een kopie van kreeg.” “Allemachtig,” zei Ramirez. “Weten we wanneer de media een kopie kreeg?” vroeg Avery. “Het werd iets meer dan een uur geleden via e-mail verzonden. We nemen aan dat het zo is dat het er op tijd zou zijn om het nieuws van elf uur te halen.” “Van waar werd het ge-e-maild?” vroeg Avery. “Oh, dat is het verpeste deel... Nou, ??n verpest deel,” zei O’Malley. “Het e-mailadres staat geregistreerd op een vrouw genaamd Mildred Spencer. Dat is een twee?nzeventigjarige weduwe die alleen het e-mailadres heeft om contact te houden met haar kleinkinderen. We hebben iemand die nu met haar praat, maar alles wijst erop dat haar account gehackt werd.” “Kunnen we de hacker opsporen?” vroeg Avery. “Niemand op het bureau heeft die vaardigheden. We hebben de rijkspolitie gebeld om het proberen te kraken.” Ramirez was klaar met de brief en schoof hem terug naar het midden van de tafel. Avery trok hem opnieuw naar zich toe en bekeek hem nogmaals. Ze las hem niet opnieuw, maar bestudeerde hem gewoon: het papier, het handschrift, de vreemde plaatsing van de zinnen op het papier. “Al eerste gedachten, Black?” vroeg Connelly. “Een paar. Ten eerste, waar is de envelop waarin hij gekomen is?” “Op mijn bureau. Finley, ga hem eens snel halen, wil je?” Finley deed wat hem werd gevraagd terwijl Avery verder bleef kijken. Het handschrift was smetteloos, maar ook een beetje kinderachtig. Het leek erop dat iemand zich tot het uiterste had ingespannen om het te perfectioneren. Er waren ook enkele sleutelwoorden die haar vreemd voorkwamen. “Wat nog meer?” vroeg Connelly. “Wel, een paar dingen. Het feit dat hij ons een brief heeft gestuurd, maakt duidelijk dat hij wil dat we weten dat hij het is, zonder zijn identiteit te kennen. Dus hoewel het misschien niet per se een spel voor hem is, is het iets waar hij erkenning voor wil krijgen. Hij geniet ervan opgejaagd te worden. Hij wil dat we achter hem aan gaan.” “Staan er aanwijzingen in?” vroeg O’Malley. “Ik heb hem minstens tien keer bekeken en ik zie niets.” “Nou, de bewoording is op sommige plaatsen raar. De vermelding van rijp in een brief waarbij het enige andere concrete ding dat hij noemt, bloemen en planten zijn, lijkt vreemd. Ik denk dat het ook de moeite waard is om op te merken dat hij de woorden erotisch en minnaar gebruikte. Koppel dat met het feit dat het slachtoffer dat we vandaag hebben gevonden zo mooi was en er iets moet zijn. De vermelding van het hiernamaals en wedergeboorte is ook verontrustend. Maar we kunnen daar op een miljoen manieren mee omgaan totdat we meer weten.” “Nog iets anders?” vroeg Ramirez met zijn gebruikelijke niet-zo-verborgen glimlach. Hij hield ervan haar bezig te zien. Ze probeerde dit in haar achterhoofd te houden toen ze verder ging. “De manier waarop hij zijn regels verbreekt... Het is bijna als gefragmenteerde strofen van po?zie. De meeste andere brieven die ik ooit heb gezien in vroegere gevallen waarin de moordenaar contact opnam met de politie of de media, waren meestal in tekstblokken.” “Hoe is dat een aanwijzing?” vroeg Connelly. “Het is misschien niet zo,” zei Avery. “Ik laat gewoon mijn gedachten de vrije loop.” Er werd op de deur geklopt. Connelly opende en Finley stapte binnen. Hij deed de deur achter zich dicht en deed ze op slot. Vervolgens legde hij de envelop voorzichtig op de tafel. Er was niets opmerkelijks aan. Het adres van het politiebureau was geschreven in hetzelfde zorgvuldig geoefende schrift als op de brief. Er was geen retouradres en een stempel in de linkerhoek. Het poststempel stond hoog op de envelop en vooral naar links, waardoor het stempel de randen raakten. “Het kwam van postcode 02199,” zei O’Malley. “Maar dat betekent niets. De moordenaar kan kilometers buiten zijn gebied zijn gegaan om hem te versturen.” “Dat is waar,” zei Avery. “En deze kerel lijkt te slim en vastberaden te zijn om ons via een postcode naar hem toe te leiden. Hij zal daarover hebben nagedacht. De postcode is een dood spoor, ik ben er zeker van.” “Dus wat houdt dat voor ons in om verder te gaan?” Vroeg Finley. “Wel,” zei Avery, “deze man lijkt bezig te zijn met koude, met ijs in het bijzonder. En niet alleen omdat dat is waar we het lichaam hebben gevonden. De brief staat er vol van. Hij lijkt erop gefixeerd te zijn. Dus ik vraag me af... kunnen we zoeken naar iets dat te maken heeft met ijs of de kou? Schaatsbanen, vleeshuizen, laboratoria, eender wat.” “Weet je zeker dat de locatie niet opzettelijk is?” Vroeg Connelly. “Als hij bekend wil worden, was de postcode misschien een visitekaartje.” “Nee, ik ben niet zeker. Helemaal niet. Maar als we een bedrijf of een andere organisatie kunnen vinden die zich bezighoudt met ijs of gewoon kunnen vinden wat koude te maken heeft met die postcode, zou ik daar misschien beginnen.” “Ok?,” zei Finley. “Moeten we de beveiligingsvideo’s controleren op de locaties van de postkantoren of dropboxes?” “Hemel, nee,” zei Connelly. “Het zou een eeuwigheid duren en er is geen manier om te weten wanneer deze brief is verzonden.” “We hebben een lijst nodig van die bedrijven en organisaties,” zei Avery. “Dat wordt de beste manier om te beginnen. Kan iemand iets zo direct uit zijn hoofd bedenken?” Na enkele momenten van stilte slaakte Connelly een zucht. “Ik ken er niet meteen uit mijn hoofd,” zei hij. “Maar ik kan je binnen een halfuur een lijst geven. Finley, kun je dat verzoek doorgeven?” “Tuurlijk,” zei Finley. Toen hij weer uit de kamer was, trok Avery een wenkbrauw op in de richting van Connelly. “Is Finley een loopjongen nu?” “Helemaal niet. Je bent niet de enige voor een promotie. Ik probeer hem meer te betrekken bij elk aspect van belangrijke zaken. En zoals je weet, denkt hij dat je over water loopt, dus ik geef hem een kans op deze zaak.” “En waarom sluiten we ons op in de vergaderzaal?” vroeg ze. “Omdat de pers erop zit. Ik wil geen risico nemen met afgeluisterde kamers of afgetapte telefoonlijnen.” “Lijkt parano?de,” zei Ramirez. “Lijkt slim,” zei Connelly, een beetje venijnig. Om een strijd tussen de twee te voorkomen, trok Avery de brief dichter naar zich. “Vind je het erg als ik deze brief nog eens bekijk terwijl we wachten op de resultaten?” “Doe dat alsjeblieft. Ik zou veel liever hebben dat iemand op het bureau het uitzoekt voordat de media het allemaal over de tv blaast en een of ander sullig kind het in zijn kelder uitcijfert.” “We moeten de forensische dienst inschakelen. Er moet een handschriftanalyse worden uitgevoerd. De envelop moet worden gecontroleerd op sporen: vingerafdrukken, stofdraden, eender wat.” “Ze zijn op de hoogte gesteld en de brief gaat meteen naar hen toe zodra je klaar bent.” “Het moet snel gedaan worden,” zei ze. “Ik weet dat je een grapje maakte over een kind in zijn kelder, maar het is een terechte bekommernis. En wanneer dit tot de sociale media doordringt, is het niet te zeggen wat voor soort ogen en geesten het zouden kunnen analyseren.” Terwijl ze de brief van dichterbij begon te bekijken, kwam Finley terug in de zaal. “Dat was snel,” zei O’Malley. “Welnu, het is zo dat een van de vrouwen bij verzending een vader heeft die in de buurt van het Prudential Center werkt. En dat is ook trouwens binnen de postcode 02199. Misschien gewoon toeval, maar je weet maar nooit. Hoe dan ook, haar man werkt in een technisch laboratorium. Ze zegt dat ze deze gekke experimenten met kwantummechanica en dat soort dingen doen. Een soort van afdeling van de technische school aan de universiteit van Boston.” “Kwantummechanica?” vroeg O’Malley. “Dat past niet bij onze man, vind je niet?” “Het hangt af van de experimenten,” zei Avery, meteen ge?nteresseerd. “Ik weet niet veel over het vakgebied, maar ik weet wel dat er gebieden zijn in de kwantummechanica die te maken hebben met extreme temperaturen. Het heeft iets te maken met het vinden van de duurzaamheid en de centrale oorsprong van verschillende soorten materies.” “Hoe weet je dat in vredesnaam allemaal?” vroeg Connelly. Ze haalde haar schouders op. “Ik heb veel naar Discovery Channel op school gezien. Een deel ervan is blijven hangen, denk ik.” “Wel het is het proberen waard,” zei Connelly. “Laten we wat informatie over het laboratorium krijgen en naar buiten gaan om met hen te praten.” “Ik kan dat voor elkaar krijgen,” zei Avery. “In de tussentijd,” zei Connelly, terwijl hij op zijn horloge keek, “gaat het avondnieuws live in ongeveer drie minuten. Laten we de tv opzetten en zien hoe de media deze zaak voor ons gaan verknoeien.” Hij stormde de vergaderzaal uit met O’Malley op zijn hielen. Finley wierp Avery een verontschuldigende blik toe en volgde hen daarna. Ramirez keek naar de brief over Avery’s schouder en schudde met zijn hoofd. “Denk je dat deze vent gestoord is of gewoon wil dat we dat denken dat hij dat is?” vroeg hij haar. “Ik weet het nog niet zeker,” zei ze en las de cryptische brief opnieuw. “Maar ik weet wel dat dit lab de perfecte plek is om te beginnen.” HOOFDSTUK ZEVEN Esben Technologies was verborgen tussen andere normaal uitziende gebouwen op ongeveer twee kilometer afstand van het Prudential Center. Het blok bestond voornamelijk uit een rij van grijze vormloze gebouwen. Esben Technologies had het hoofdgebouw in gebruik en zag er precies zo uit als de omliggende gebouwen; het leek nauwelijks op een laboratorium. Toen Avery met Ramirez naar binnen stapte, merkte ze op dat de lobby niet veel meer was dan een prachtige houten vloer, geaccentueerd door de ochtendzon die door een dakraam naar binnen stroomde. Een enorm bureau stond aan de verre muur. Aan de ene kant zat een vrouw te typen op een computer. Aan de andere kant schreef een andere vrouw iets op een of ander formulier. Toen Avery en Ramirez binnenkwamen, keek deze vrouw op en wierp hen een plichtmatige glimlach toe. “Ik ben rechercheur Avery Black en dit is rechercheur Ramirez,” zei Avery toen ze de vrouw naderde. “We willen graag spreken met degene die hier de leiding heeft.” “Wel, de leidinggevende van het hele gebouw woont in Colorado, maar de man die hier het gebouw runt, moet in zijn kantoor zijn.” “Hij zal ons wel kunnen helpen,” zei Avery. “Een ogenblik,” zei de receptioniste, die opstond en door een grote eiken deur aan de andere kant van de kamer liep. Toen ze weg was, kwam Ramirez dichterbij Avery staan en hield zijn stem laag voor de andere vrouw die achter haar laptop aan het bureau bleef zitten. “Wist je voor gisteren dat deze plek hier bestond?” vroeg hij. “Ik had geen idee. Maar ik vermoed dat het lage profiel logisch is; technologiecentra die verbonden zijn met hogescholen, maar niet echt op de campus zitten, proberen over het algemeen een laag profiel te houden.” “Meer Discovery Channel?” vroeg hij. “Nee. Goed oud onderzoek.” Iets minder dan een minuut verstreek voordat de vrouw terugkwam. Toen ze terugkwam, was er een man bij haar. Hij was gekleed in een overhemd en broek. Een lange witte jas die leek op het soort dat dokters vaak droegen, bedekte het allemaal. Hij had een bezorgde uitdrukking die leek te worden vergroot door de bril die hij droeg. “Hallo,” zei hij, terwijl hij stapte in de richting van Avery en Ramirez. Hij stak zijn hand uit om te schudden en zei: “Ik ben Hal Bryson. Hoe kan ik u helpen?” “Bent u de supervisor hier?” vroeg Avery. “Min of meer. We zijn maar met vier die hier werken. We roteren zo’n beetje, maar ja, ik zie toe op de experimenten en de gegevens.” “En wat voor soort werk wordt hier gedaan?” vroeg Avery. “Heel veel,” zei Bryson. “Met het risico dat het veeleisend lijkt, als u me misschien kunt laten weten waarom u hier bent gekomen, kan ik waarschijnlijk wat preciezer zijn.” Avery hield haar stem laag en wilde niet dat de vrouwen aan het bureau haar zouden horen. En aangezien het duidelijk was dat Bryson niet van plan was om hen mee te nemen tot voorbij de deur van de lobby, dacht ze dat ze gewoon het gesprek daar moesten hebben. “We hebben te maken met een zaak waarin een verdachte interesse lijkt te hebben in ijs en koude temperaturen,” zei ze. “Hij stuurde gisteren een uitdagende brief naar het politiebureau. We proberen om te kijken of er misschien een soort van onderzoek is dat hier plaatsvindt dat ermee in verband kan worden gebracht. Het is een heel rare zaak, dus we beginnen met de enige aanwijzing die we echt hebben: de kou.” “Ik begrijp het,” zei Bryson. “Wel, er vinden hier inderdaad enkele experimenten plaats waarbij het extreem koude temperaturen betreft. Ik kan u mee naar het lab nemen om het te laten zien, maar ik moet erop staan dat u volledig bent gedesinfecteerd en de juiste bescherming dragen.” “Dat waardeer ik,” zei Avery. “En misschien nemen we je later wel op. Hopelijk hoeven we dat niet te doen. Kunt u ons de verkorte versie van sommige van deze tests vertellen?” “Natuurlijk,” zei Bryson. Hij leek heel blij dat hij kon helpen en begon de dingen uit te leggen op de manier van een expressieve leraar, “Het grootste deel van de tests en het werk dat we hier doen en waarbij koude temperaturen betrokken zijn, gaat verder dan wat bekend staat als de kwantum backactie-grens. Die limiet is een temperatuur net boven het absolute nulpunt: ruwweg tienduizend keer kouder dan de temperaturen die u zou tegenkomen in het vacu?m van de ruimte.” “En wat is het doel van dergelijk werk?” vroeg Avery. “Om te helpen bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van overgevoelige sensoren voor meer geavanceerd werk. Het is ook een goede manier om de structuur van bepaalde elementen te begrijpen en hoe ze reageren op zulke extreme temperaturen.” “En je bent in staat om die temperaturen hier in dit gebouw te bereiken?” vroeg Ramirez. “Nee, niet in onze laboratoria. We werken als een soort van dienstverleningsbedrijf voor het Nationaal Instituut van Standaarden en Technologie in Boulder. Maar we kunnen er hier wel relatief dichtbij komen.” “En u zegt dat er maar vier zijn hier,” zei Avery. “Is dat altijd zo geweest?” “Wel we waren met vijf tot ongeveer een jaar geleden. Een van mijn collega’s moest het opgeven. Hij begon hoofdpijn en andere gezondheidsproblemen te krijgen. Hij was gewoon niet goed.” “Is hij uit eigen beweging vertrokken?” vroeg Avery. “Ja.” “En kunnen we zijn naam alstublieft krijgen?” Een beetje bezorgd nu, zei Bryson: “Zijn naam was James Nguyen. Maar vergeef me alsjeblieft dat ik het zeg... Ik betwijfel ten zeerste of hij de man is die u zoekt. Hij was altijd heel aardig, beleefd... Een stille man. Een soort genie ook.” “Ik waardeer uw openhartigheid,” zei Avery, “maar we moeten elke weg volgen die we vinden. Zou u toevallig weten hoe we met hem in contact kunnen komen?” “Ja, ik kan die informatie voor u krijgen.” “Wanneer sprak u voor het laatst met meneer Nguyen?” “Het was tenminste... O, ik weet het niet... Acht maanden geleden zou ik zeggen. Gewoon een telefoontje om te kijken hoe het met hem ging.” “En hoe was het met hem?” “Goed, voor zover ik weet. Hij werkt nu als redacteur en onderzoeker voor een wetenschappelijk tijdschrift.” “Bedankt voor uw tijd, meneer Bryson. Als u de contactgegevens van meneer Nguyen kunt geven, zou dat nuttig zijn.” “Natuurlijk,” zei hij en hij zag er nogal bedroefd uit. “Een moment.” Bryson liep naar de receptioniste achter de laptop en sprak zachtjes tegen haar. Ze knikte en begon iets nieuw te typen. Terwijl ze wachtten, stapte Ramirez opnieuw dichterbij Avery. Het was een vreemd gevoel; professioneel blijven wanneer hij zo dichtbij stond, was moeilijk. “Kwantummechanica?” zei hij. “Vacu?m in de ruimte? Ik denk dat dit misschien buiten mijn bereik ligt.” Ze glimlachte naar hem en vond het moeilijk om hem niet speels te kussen. Ze deed haar best om gefocust te blijven, want Bryson begon terug naar hen toe te komen met een afgedrukt papier in zijn hand. “Het is ook buiten mijn bereik,” fluisterde ze tegen Ramirez, terwijl ze hem nog snel toelachte. “Maar ik vind het zeker niet erg om naar de oppervlakte te zwemmen.” *** Op sommige dagen was Avery nogal verbaasd over hoe vloeiend en soepel de dingen leken te gaan. Bryson had hen het telefoonnummer, e-mailadres en het fysieke adres van James Nguyen gegeven. Avery had Nguyen gebeld en niet alleen had hij geantwoord, maar hij had hen ook bij hem thuis uitgenodigd. Hij leek er nogal blij mee om dat te doen. Dus toen zij en Ramirez veertig minuten later naar zijn voordeur liepen, kon Avery niet anders dan het gevoel krijgen dan dat ze hun tijd zouden verspillen. Nguyen woonde in een prachtig huis van twee verdiepingen in Beacon Hill. Blijkbaar had zijn carri?re in de wetenschap zijn vruchten afgeworpen. Soms merkte Avery dat ze ontzag had voor mensen met wiskundige en wetenschappelijke geesten. Ze vond het heerlijk om teksten van hen te lezen of gewoon naar hen te luisteren (een van de redenen waarom ze ooit zo aangetrokken was door dingen als het Discovery Channel en de wetenschappelijke tijdschriften die ze soms doorzocht in de bibliotheek van de universiteit). Op de veranda klopte Ramirez op de deur. Het duurde niet lang voordat Nguyen opende. Hij leek ongeveer achter in de vijftig te zijn. Hij was gekleed in een Celtics T-shirt en een short. Hij zag er ongedwongen, kalm en bijna gelukkig uit. Omdat ze zichzelf al aan de telefoon hadden voorgesteld, nodigde Nguyen hen uit. Ze gingen een ruime hal binnen die leidde naar een grote woonkamer. Het bleek dat Nguyen zich op hen had voorbereid; hij had bagels en kopjes koffie gezet op wat leek een erg dure salontafel. “Alstublieft, ga zitten,” zei Nguyen. Avery en Ramirez gingen op de bank zitten tegenover de salontafel terwijl Nguyen tegenover hen in een leunstoel ging zitten. “Bedien uzelf,” zei Nguyen en gebaarde naar de koffie en de bagels. “Zo, wat kan ik voor u doen?” “Nou, zoals ik aan de telefoon zei,” zei Avery, “we spraken met Hal Bryson en hij vertelde ons dat u moest vertrekken van uw werk bij Esben Technologies. Kunt u ons daar iets over vertellen?” “Ja. Helaas stopte ik te veel tijd en energie in mijn werk. Ik begon dubbel te zien en hoofdpijn te krijgen. Ik werkte tot zesentachtig uur per week gedurende een periode van ongeveer zeven of acht maanden aan een stuk. Ik raakte gewoon geobsedeerd door mijn werk.” “Met welk aspect van het werk, precies?” vroeg Avery. “Als ik terugkijk, kan ik het je eerlijk gezegd niet zeggen,” zei hij. “Het was gewoon om te weten omdat we zo dicht kwamen bij het cre?ren van temperaturen, die konden nabootsen wat iemand in de ruimte zou kunnen voelen. Om manieren te vinden om elementen te manipuleren met temperaturen... Er is iets goddelijk aan. Het kan verslavend werken. Ik wist dit gewoon niet totdat het te laat was.” Zijn obsessie met zijn werk past zeker in de beschrijving van degene die we zoeken, dacht Avery. Toch was ze er vrijwel zeker van dat Bryson gelijk had gehad, nadat ze ongeveer twee minuten met Nguyen had gesproken. Er was geen manier waarop Nguyen erachter zat. “Waaraan werkte u precies toen u bent opgestapt?” vroeg Avery. “Het is vrij ingewikkeld,” zei hij. “En sindsdien ben ik er verder mee gegaan. Maar in wezen was ik bezig om de overtollige warmte kwijt te raken die wordt veroorzaakt wanneer atomen hun kracht verliezen tijdens het koelproces. Ik was aan het sleutelen aan kwantumeenheden van trillingen en fotonen. Nu, zoals ik het begrijp, is het geperfectioneerd door onze mensen in Boulder. Maar in die tijd werkte ik mezelf gek!” "Doet u nog steeds iets buiten het werk dat u doet voor het tijdschrift en dingen met het college?” vroeg ze. “Ik knoei hier en daar wat,” zei hij. “Maar het zijn gewoon dingen hier thuis. Ik heb mijn eigen kleine priv?lab in een huurruimte een paar straten verderop. Maar het is niets speciaal. Wilt u het zien?” Avery kon zien dat ze niet werden afgezet of valselijk enthousiast werden gemaakt. Nguyen was duidelijk erg gepassioneerd over het werk dat hij deed. En hoe meer hij sprak over wat hij ooit had gedaan, hoe dieper ze zich in een wereld van kwantummechanica groeven, iets dat een wereld verwijderd was van een doorgedraaide moordenaar die een lichaam in een ijskoude rivier dumpte. Avery en Ramirez deelden een blik, die Avery eindigde met een knikje. “Welnu, meneer Nguyen,” zeiden ze, "we waarderen uw tijd echt. Laat me u nog ??n vraag stellen: tijdens de tijd dat u in het lab werkte, hebt u dan ooit iemand gekend, collega’s, studenten, eender wie, die u als excentriek of een beetje raar zou beschrijven?” Nguyen nam even de tijd om hierover na te denken, maar schudde toen zijn hoofd. “Niemand die ik kan bedenken. Maar nogmaals, wij wetenschappers zijn allemaal een beetje excentriek als je er helemaal voor gaat. Maar als er iemand in mijn hoofd opkomt, laat ik het u weten.” “Bedankt.” “En als u van gedachten verandert en denkt dat u mijn lab wilt zien, laat het me dan maar weten.” Gepassioneerd over zijn werk en eenzaam, dacht Avery. Verdorie... zo was ik ook tot een paar maanden geleden. Ze zag het. En daarom accepteerde ze het visitekaartje van Nguyen graag toen hij het haar bij de deur aanbood. Hij deed de deur dicht toen Avery en Ramirez de veranda afliepen terug naar hun auto. “Heb je ??n enkel woord begrepen van wat die vent zei?” vroeg Ramirez. “Heel weinig,” zei ze. Maar de waarheid was dat hij een ding had gezegd dat nog steeds in haar hoofd zat. Het deed haar niet denken dat Nguyen het verdere onderzoek waard was, maar het gaf haar wel een nieuw inzicht in hoe ze over hun moordenaar moesten nadenken. Om manieren te vinden om elementen te manipuleren met temperaturen, had Nguyen gezegd. Er is iets goddelijk aan. Misschien is onze moordenaar bezig met een of andere goddelijke fantasie, dacht ze. En als hij denkt dat hij goddelijk is, kan hij gevaarlijker zijn dan we denken. HOOFDSTUK ACHT De hamster leek op een harig ijsblok toen hij het uit de vriezer haalde. Het voelde ook als een blok ijs. Hij kon niet anders dan giechelen om het klinkende geluid dat het maakte toen hij het op de bakplaat legde. De pootjes staken omhoog in de lucht, een schril contrast met de manier waarop ze in paniek heen en weer hadden gepeddeld toen hij het voor het eerst in de vriezer had gelegd. Dat was drie dagen geleden. Sindsdien had de politie het lichaam van het meisje in de rivier ontdekt. Hij was verbaasd over hoe ver het lichaam was geraakt. Helemaal tot in Watertown. En de naam van het meisje was Patty Dearborne. Klonk pretentieus. Maar verdomd, dat meisje was mooi geweest. Hij dacht dromerig aan Patty Dearborne, het meisje dat hij uit de buitenwijken van de campus had gehaald terwijl hij met zijn vinger langs de ijskoude buik van de hamster streek. Hij was zo nerveus geweest, maar het was vrij eenvoudig gegaan. Natuurlijk had hij niet bedoeld om het meisje te vermoorden. Het was zo uit de hand gelopen. Maar dan... dan was het allemaal voor hem ontgrendeld. Schoonheid kan worden genomen, maar niet op een sterfelijke manier. Zelfs toen Patty Dearborne dood was, was ze nog steeds mooi. Toen hij Patty eenmaal bloot had, vond hij het meisje bijna vlekkeloos. Ze had een moedervlek op haar onderrug en een klein litteken langs de bovenzijde van haar enkel gehad. Maar behalve dat was ze vlekkeloos geweest. Hij had Patty in de rivier gedumpt en toen ze het ijskoude water had geraakt, was ze dood geweest. Hij had het nieuws in grote afwachting bekeken en vroeg zich af of ze haar terug zouden kunnen brengen... en vroeg zich af of het ijs dat haar die twee dagen had vastgehouden haar op de een of andere manier zou kunnen conserveren. Natuurlijk was dat niet zo. Ik was slordig, dacht hij, terwijl hij naar de hamster keek. Het zal enige tijd duren, maar ik zal het uitzoeken. Hij hoopte dat de hamster er misschien deel van zou uitmaken. Met zijn ogen nog steeds op zijn kleine bevroren lichaam, haalde hij de twee verwarmingskussentjes van het aanrecht. Het waren het soort verwarmingskussens die in de atletiek werden gebruikt om de spieren los te maken en ontspanning voor gespannen lichaamsdelen te bevorderen. Hij plaatste een van de kussens onder het lichaam en het andere over zijn stijve, kleine poten en ijskoude onderkant. Hij was er zeker van dat het even zou duren. Hij had tijd genoeg... hij had geen haast. Hij probeerde de dood te bedriegen en hij wist dat de dood nergens heen ging. Met deze gedachte in zijn hoofd vulde hij zijn appartement met een heksachtig gekakel. Hij gaf de hamster nog een laatste blik en liep zijn slaapkamer binnen. Het was er vrij netjes, net als de aangrenzende badkamer. Hij ging naar de badkamer en waste zijn handen met de effici?ntie van een chirurg. Hij keek vervolgens in de spiegel en staarde naar zijn gezicht, een gezicht dat hij soms als een monster zag. Er was onherstelbare schade aan de linkerkant van zijn gezicht. Het begon net onder zijn oog en ging tot aan zijn onderlip. Terwijl het grootste deel van de huid en het weefsel in zijn jeugd was hersteld, waren er permanente littekens en verkleuringen aan die kant van zijn gezicht. Zijn mond leek ook altijd bevroren te zijn in een permanente frons. Op de leeftijd van negenendertig jaar was hij gestopt met de zorg over hoe erg het er uitzag. Het was de hand die hij had gekregen. Een stomme moeder had een mismaakte puinhoop veroorzaakt. Maar dat was goed... Hij was bezig het te repareren. Hij keek naar de verminkte reflectie in de spiegel en glimlachte. Het kan jaren duren om het uit te vinden, maar dat was goed. “Hamsters kosten maar vijf dollar per stuk,” zei hij tegen de lege badkamer. “En van die mooie studentes van het college zijn er een dertien in een dozijn.” Hij had wat gelezen, voornamelijk in de fora van praktijkverpleegkundigen en medische studenten. Hij dacht dat als het experiment met de hamster zou lukken, de verwarmingskussens er ongeveer veertig minuten op moesten zitten. Het zou een langzame ontdooiing zijn, een die het bevroren hart niet te erg zou verstoren of choqueren. Hij bracht die veertig minuten door met naar het nieuws te kijken. Hij ving een paar snelle beelden van Patty Dearborne. Hij kwam te weten dat Patty de universiteit van Boston volgde om raadgever te worden. Ze had een vriendje gehad en had op dit moment liefdevolle ouders die om haar rouwden. Hij zag de ouders op tv, knuffelend en huilend terwijl ze met de media spraken. Hij zette de tv uit en liep naar de keuken. De geur van de ontdooiende hamster begon de kamer te vullen... Een geur die hij niet had verwacht. Hij rende naar het kleine lichaam en gooide er de warmtekussens af. De vacht was geschroeid en de eerder bevroren buik was lichtjes verkoold. Hij veegde het kleine harige lichaam weg. Toen het op de keukenvloer terechtkwam met dunne rookwolkjes die uit zijn huid kwamen, gilde hij. Hij stormde een tijdje woedend rond in het appartement. Zoals gewoonlijk werd zijn woede en absolute razernij gedreven door herinneringen aan een ovenbrander... Brandend in zijn herinneringen aan zijn jeugd met de geur van verbrand vlees. Zijn geschreeuw werd binnen de vijf minuten gereduceerd tot pruilen en snikken. Daarna, alsof er niets speciaal was gebeurd, ging hij naar de keuken en pakte de hamster op. Hij gooide het in de vuilnisbak alsof het gewoon afval was en waste zijn handen in het aanrecht. Hij neuriede tegen de tijd dat hij klaar was. Toen hij zijn sleutels uit de haak bij de deur pakte, liet hij gewoonlijk zijn vrije hand langs de littekens aan de linkerkant van zijn gezicht gaan. Hij deed de deur dicht, maakte ze vast en liep naar de straat. Daar, midden op een absoluut prachtige winterochtend, stapte hij in zijn rode bestelwagen en ging op weg. Bijna nonchalant keek hij naar zichzelf in de achteruitkijkspiegel. Die permanente frons was er nog, maar hij liet zich niet afschrikken. Hij had werk te doen. *** Sophie Lentz was klaar met deze verenigingentroep. Ze was trouwens ook bijna klaar met deze hele universiteitstroep. IJdel of niet, ze wist hoe ze eruitzag. Natuurlijk waren er meisjes die mooier waren dan zij. Maar zij had die latino-tint van haar, de donkere ogen en het ravenzwart haar. Ze kon het accent ook in- en uitschakelen wanneer dat nodig was. Ze was geboren in Amerika, opgegroeid in Arizona, maar volgens haar moeder had het latino haar nooit verlaten. Het latino had ook nooit haar ouders verlaten, ook niet toen ze de week nadat Sophie in Emerson was toegelaten naar New York waren verhuisd. Het was echter duidelijker in haar uiterlijk dan in haar houding en persoonlijkheid. En man, had dat voor haar gewerkt in Arizona. Eerlijk gezegd had het ook voor haar gewerkt op de universiteit. Maar alleen voor haar eerste jaar. Ze had toen ge?xperimenteerd, maar niet zo erg als haar moeder waarschijnlijk dacht. En blijkbaar was het woord uitgekomen: Sophie Lentz had niet veel moeite om in bed te kruipen en wanneer ze in je bed belandde, hou je dan vast want het is een pittige dame. Ze veronderstelde dat er slechtere reputaties waren. Maar het had zich vannacht tegen haar gekeerd. Een of andere kerel, ze dacht dat hij Kevin heette, was haar beginnen te kussen en ze had hem laten doen. Maar toen ze alleen waren en hij geen nee wilde als antwoord... Sophie’s rechterhand deed nog steeds pijn. Er zat ook nog een beetje bloed op haar knokkels. Ze veegde het af aan haar strakke spijkerbroek en dacht terug aan het geluid van de neus van de klootzak die tegen haar vuist krakte. Ze was woedend, maar diep vanbinnen vroeg ze zich af of ze het verdiend had. Ze geloofde niet in karma, maar misschien was de rol van de feeks die ze vorig semester had gespeeld haar aan het inhalen. Misschien plukte ze wat ze had gezaaid. Ze liep door de straten die dwars door Emerson College liepen, terug naar haar appartement. Haar brave kamergenote zou ongetwijfeld morgen voor een of andere test studeren, dus ze zou tenminste niet alleen zijn. Ze was drie blokken verwijderd van haar appartement toen ze een vreemd soort gevoel begon te krijgen. Ze keek achter zich, was zeker dat ze gevolgd werd, maar er was niemand. Ze kon de vormen van mensen in een kleine coffeeshop een paar meter achter zich zien, maar dat was het dan. Ze had een vluchtige ge?rriteerde gedachte over welke soort debielen koffie dronken om half twaalf ‘s nachts voor ze verder ging, nog steeds woedend op Kevin of wat de naam van de man ook was geweest. Voor haar, aan een stoplicht, schetterde iemand een vreselijke hiphop. De achterbumper van de auto rammelde en de bas klonk ellendig. Je bent toch echt een teef vanavond, h? sufferd, zei ze tegen zichzelf. Ze keek naar haar enigszins opgezwollen rechterhand en grijnsde. “Ja. Ja dat ben ik.” Tegen de tijd dat ze de kruising bereikte waar de dreunende auto had gestaan, was het licht veranderd en reed de auto weg. Ze sloeg rechtsaf bij de kruising en haar flatgebouw kwam in zicht. Maar ze had opnieuw dat kruipend gevoel. Ze draaide zich om en keek achter zich. Opnieuw was er niets. Een eindje verderop liep een paar hand in hand. Er stonden meerdere auto’s geparkeerd langs de straat en een enkele rode bestelwagen reed in de richting van het stoplicht dat ze net was gepasseerd. Misschien was ze gewoon parano?de omdat een of andere klootzak haar in feite had geprobeerd te verkrachten. Dat plus de adrenaline die door haar heen vloeide, was een ongezonde combinatie. Ze moest gewoon naar huis, zich douchen en naar bed gaan. Dit feestgedoe moest stoppen. Ze naderde haar appartement en hoopte echt dat haar kamergenote niet thuis was. Ze zou tonnen vragen stellen over waarom ze zo vroeg thuis was. Ze deed het omdat ze nieuwsgierig was en geen eigen leven had... Niet omdat ze er echt om gaf. Ze liep de trap op naar het gebouw. Toen ze de deur opendeed en naar binnen stapte, keek ze de straat weer in en voelde ze weer dat ze werd gadegeslagen. De straten waren echter leeg; het enige wat ze zag, was een stel dat woedend tekeerging tegen de zijkant van een flatgebouw drie deuren verderop. Ze zag ook diezelfde rode bestelwagen. Hij stond geparkeerd aan het stoplicht, gewoon een beetje stationair te draaien. Sophie vroeg zich af of er een of andere geile gozer inzat die aan het kijken was naar de uitmaaksc?ne naast het flatgebouw. Sophie ging naar binnen. De deur ging dicht en ze liet de nacht achter zich. Maar dat verontrustende gevoel bleef. *** Ze werd wakker toen haar kamergenote de volgende ochtend vertrok. De luidruchtige teef was waarschijnlijk op weg om meer mango’s of papaja’s te gaan halen voor haar pretentieuze fruitsmoothies. Sophie was er vrij zeker van dat haar kamergenote zo vroeg op de dag geen lessen had. Ze wierp een blik op de klok en zag dat het half elf was. Verdomme, dacht ze. Ze had klas in een uur en er was geen manier dat ze het op tijd zou halen. Ze moest douchen, ontbijten en naar de campus gaan. Ze kreunde en vroeg zich af hoe ze zo’n soort meisje was geworden. Zou zij nu de pestkop worden? Zou ze haar eigen drama in de weg laten staan van haar opleiding en het verbeteren van haar leven? Was ze... Een klop op de voordeur verbrak haar uit haar gedachten. Ze gromde en gleed uit bed. Ze droeg alleen een slipje en een dun katoenen T-shirt, maar dat deed er niet toe. Dit zou bijna zeker haar kamergenote zijn. Die idiote had waarschijnlijk haar portemonnee vergeten. Of haar sleutels. Of iets anders… Nog een klop, zacht en toch aandringend. Ja... Het zou haar kamergenote zijn. Alleen had ze zo’n irritante klop. “Ja, het is al goed!” riep Sophie. Ze bereikte de deur en opende ze. Ze merkte dat ze naar een vreemde keek. Er was iets mis met zijn gezicht, dat was het eerste wat ze opmerkte. En het laatste. De vreemdeling stormde het appartement binnen en deed de deur snel dicht. Voordat Sophie kon gillen, ging er een hand naar haar keel en een doek voor haar mond. Ze ademde een zware dosis chemicali?n in, een geur die zo sterk was waardoor ze tranen in haar ogen kreeg terwijl ze vocht tegen de greep van de vreemdeling. Haar strijd werd snel minder. Tegen de tijd dat een echt soort angst de kans kreeg om zich te vestigen, was de wereld een draaiende zwarte schaduw geworden die Sophie naar iets veel donkerder en definitiever trok dan slaap. HOOFDSTUK NEGEN Avery was niet gewend aan avonden zonder een hoop werk en hectische haast. Dus nu ze er zo een had, wist ze niet precies hoe ze moest reageren. Momenteel zat ze op haar bank, hield haar telefoon vast en stuurde Rose een bericht. Ze wist dat als ze van nu af aan Rose echt in haar leven zou houden, ze een punt zou moeten maken om er een prioriteit van te maken. Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923554&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.