Íåäàâíî ÿ ïðîñíóëñÿ óòðîì òèõèì, À â ãîëîâå – íàñòîé÷èâàÿ ìûñëü: Îòíûíå äîëæåí ÿ ïèñàòü ñòèõè. È òàê íàïîëíèòü ñìûñëîì ñâîþ æèçíü! ß ïåðâûì äåëîì ê çåðêàëó ïîø¸ë, ×òîá óáåäèòüñÿ â âåðíîñòè ðåøåíüÿ. Âçãëÿä çàòóìàíåí.  ïðîôèëü – ïðÿì îðåë! Òèïè÷íûé âèä ïîýòà, áåç ñîìíåíüÿ. Òàê òùàòåëüíî òî÷èë êàðàíäàøè, Çàäóì÷èâî ñèäåë â êðàñèâîé ïîçå. Êîãäà äóøà

Nacht van de Dapperen

Nacht van de Dapperen Morgan Rice Koningen En Tovernaars #6 Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) De #1 Bestverkopende serie, met meer dan 400 vijfsterren reviews op Amazon!  NACHT VAN DE DAPPEREN is boek #6 – en het laatste deel – van Morgan Rice’ bestverkopende epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS (dat begint met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN, een gratis download) ! In NACHT VAN DE DAPPEREN moet Kyra een weg uit Marda zien te vinden en naar Escalon terugkeren met de Staf van Waarheid. Als het haar lukt, dan wacht haar de meest epische strijd van haar leven; ze zal het moeten opnemen tegen Ra’s legers, een natie van trollen en een zwerm draken. Als haar krachten en het wapen sterk genoeg zijn, dan wacht haar moeder op haar om de geheimen van haar lotsbestemming te onthullen. Duncan moet voor eens en altijd Ra’s legers zien te verslaan. Maar terwijl hij de belangrijkste strijd van zijn leven uitvecht, die leidt tot een hoogtepunt in de Duivelskloof, heeft hij geen idee van de duistere bedriegerij die Ra voor hem in petto heeft. In de Baai des Doods moeten Merk en Koning Tarnis’ dochter hun krachten bundelen met Alec en de krijgers van de verloren eilanden, zodat ze het samen tegen de draken kunnen opnemen. Ze moeten Duncan vinden en zich verenigen om Escalon te redden, maar wanneer Vesuvius weer opduikt zijn ze niet voorbereid op zijn verraad. In de epische finale van Koningen en Tovenaars leiden de meest dramatische gevechten, wapens en tovenarij naar een adembenemend, onverwacht einde, gevuld met zowel hartverscheurende tragedies als inspirerende wedergeboortes. NACHT VAN DE DAPPEREN is een meeslepend verhaal over ridders en krijgers, koningen en heren, over eer en moed, over magie, het lot, monsters en draken. Het is een verhaal over liefde en gebroken harten, over misleiding, ambitie en verraad. Het is fantasy op zijn best, en nodigt ons uit in een wereld die ons altijd bij zal blijven en alle leeftijden zal aanspreken. Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over De Opkomst van de Draken) N A C H T V A N D E D A P P E R E N (KONINGEN EN TOVENAARS—BOEK 6) MORGAN RICE Morgan Rice Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIER DAGBOEKEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen. Morgan’s nieuwe epische fantasy serie, OVER KRONEN EN GLORIE, zal uitkomen in april 2016, beginnend met boek #1, SLAAF, KRIJGER, KONINGIN. Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com) om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven! Geselecteerde Bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice “Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.” --Books and Movie Reviews Roberto Mattos “DE OPKOMST VAN DE DRAKEN is een succes—meteen vanaf het begin… Een superieure fantasy novel… het begint, zoals het hoort, met de worstelingen van ??n van de protagonisten en breidt zich netjes uit in een bredere cirkel van ridders, draken, magie, monsters en lotsbestemming… Alle elementen van high fantasy zijn aanwezig, van soldaten en gevechten tot confrontaties met de zelf… een aanrader voor iedereen die houdt van epische fantasy verhalen met krachtige, geloofwaardige jonge protagonisten.” --Midwest Book Review D. Donovan, eBook Reviewer “Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.” --The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) “Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerige kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.” --Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer) “DE TOVENAARSRING heeft alle ingredi?nten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.” --Books and Movie Reviews Roberto Mattos “In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die er van droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.” --Publishers Weekly Boeken door Morgan Rice OVER KRONEN EN GLORIE SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1) KONINGEN EN TOVENAARS DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1) DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2) DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3) EEN SMIDSVUUR VAN MOED (Boek #4) EEN RIJK VAN SCHADUWEN (Boek#5) NACHT VAN DE DAPPEREN (Boek #6) DE TOVENAARSRING EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1) EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2) EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3) EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4) EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5) EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6) EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7) EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8) EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9) EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10) EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11) EEN LAND VAN VUUR (Boek #12) EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13) EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14) EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15) EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16) HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17) DE SURVIVAL TRILOGIE ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1) ARENA TWEE (Boek #2) DE VAMPIER DAGBOEKEN VERANDERD (Boek #1) GELIEFD (Boek #2) VERRADEN (Boek #3) VOORBESTEMD (Boek #4) VERLANGD (Boek #5) VERLOOFD (Boek #6) BELOOFD (Boek #7) GEVONDEN (Boek #8) HERREZEN (Boek #9) BEGEERT (Boek #10) VERDOEMD (Boek #11) GEOBSEDEERD (Boek#12) Luister naar KONINGEN EN TOVENAARS in Audioboek formaat! Wil jij ook gratis boeken? Schrijf je in voor de email lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis boek en exclusieve giveaways! Kijk op: www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com) Copyright © 2015 door Morgan Rice Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur. Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig. Omslagafbeelding Copyright Algol, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com. INHOUD HOOFDSTUK EEN (#uf0c90439-19c9-5024-a519-57beccb0c911) HOOFDSTUK TWEE (#ub5751ed5-a5ed-5ba1-9a0d-b0fb0a42379a) HOOFDSTUK DRIE (#u3b72160b-0917-58d5-b0da-49b9809105d2) HOOFDSTUK VIER (#u9dcdc450-7bd4-5c56-af3a-ee1746e711a9) HOOFDSTUK VIJF (#ud9cc75a7-5aaf-567c-88a2-0f43f4fea384) HOOFDSTUK ZES (#u7c3654ef-8325-5d92-901a-3e48e0785412) HOOFDSTUK ZEVEN (#u50909d8e-5ac8-54ad-b3f0-11cb453867e7) HOOFDSTUK ACHT (#ue43a6720-1058-57a1-be9b-9f20bbabfee7) HOOFDSTUK NEGEN (#u21faa8f3-3b84-5a6a-b9ae-113fb7f70972) HOOFDSTUK TIEN (#uc7ee3d65-c02b-5138-8655-d8216a89a6f8) HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK TWEE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK DRIE?NDERTIG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo) EPILOOG (#litres_trial_promo) HOOFDSTUK EEN Duncan liep door de wegebbende vloed terwijl het water tegen zijn kuiten spetterde, geflankeerd door tientallen van zijn mannen. Zo trokken ze door het drijvende kerkhof. Honderden Pandesiaanse lijken dreven voorbij en botsten tegen zijn benen aan terwijl hij door de overblijfselen van de Everfall stortvloed waadde. De zee van levenloze lichamen strekte zich uit zo ver het oog reikte, en de Pandesiaanse soldaten spoelden uit het overstroomde ravijn de woestijn in. Er hing een plechtige, victorieuze sfeer. Duncan keek neer op het overstroomde ravijn, dat nog steeds lijken uitspuwde. Hij draaide zich om en keek naar de horizon, in de richting van Everfall, waar de kolkende stroming inmiddels was vertraagd tot een kalm riviertje. Langzaam voelde hij de opwinding van overwinning in zich opwellen. Zijn verbijsterde mannen baanden zich vol ongeloof een weg door het water, en het begon langzaam tot hen door te dringen dat ze echt hadden gewonnen. Overal om hem heen rees het victorieuze gejuich van zijn mannen op. Tegen alle verwachtingen in hadden ze het overleefd, en ze hadden de veel grotere strijdmacht verslagen. Leifall had zich aan zijn woord gehouden. Duncan werd overspoeld met dankbaarheid voor zijn trouwe soldaten, voor Leifall, Anvin, en bovenal, voor zijn zoon. Hoe somber het er ook voor hen uit had gezien, ze hadden niet aan hun angst toegegeven. Er klonk gerommel in de verte, en toen Duncan opkeek zag hij tot zijn grote blijdschap Leifall en zijn mannen van Leptus en Anvin en Aidan, met White op hun hielen, terugkeren van Everfall om zich met hen te herenigen. Ze werden vergezeld door Leifalls kleine leger van enkele honderden mannen. Hun triomfantelijk geschreeuw was zelfs vanaf hier hoorbaar. Duncan keek weer naar het noorden en zag een zwarte horizon in de verte. Daar, op misschien een dag rijden, waren de overblijfselen van het Pandesiaanse leger zich aan het voorbereiden om hun nederlaag te wreken. De volgende keer zouden ze niet met tienduizend man aanvallen, wist Duncan, maar met honderdduizend. Duncan wist dat ze niet veel tijd hadden. Hij had ??n keer geluk gehad, maar hij zou met geen mogelijkheid een aanval van honderdduizend soldaten aan kunnen, zelfs niet met alle trucs in de wereld. En hij had geen trucs meer. Hij had een nieuwe strategie nodig, en snel. Terwijl zijn mannen zich om hem heen verzamelden, keek Duncan naar hun harde, ernstige gezichten. Hij wist dat deze grote krijgers naar hem keken om hen te leiden. Hij wist dat wat voor beslissing hij ook zou nemen, het zou niet alleen hem be?nvloeden, maar al deze geweldige mannen—inderdaad, het zou het lot van Escalon be?nvloeden. Hij was het hen allemaal verschuldigd om een goede keus te maken. Duncan pijnigde zijn hersenen, hopend op een antwoord, en overdacht alle vertakkingen van elke mogelijke strategie. Alle strategie?n waren riskant, ze droegen allemaal afschuwelijke repercussies met zich mee, en ze waren allemaal nog riskanter dan wat hij hier in het ravijn had gedaan. “Commandant?” klonk een stem. Duncan draaide zich om en zag een ernstige Kavos staan, die hem respectvol aankeek. Achter hem stonden honderden mannen met hetzelfde respect in hun ogen. Ze wachtten allemaal op bevelen. Ze hadden hem naar het randje van de dood gevolgd, ze waren er levend uit gekomen, en ze vertrouwden hem. Duncan knikte en haalde diep adem. “Als we de Pandesianen in het open veld ontmoeten,” begon hij, “dan verliezen we. We zijn nog altijd met honderd tegen ??n in de minderheid. Ze zijn ook beter uitgerust en beter bewapend dan wij. We zouden allemaal dood zijn voor de zon ondergaat.” Duncan zuchtte. Zijn mannen hingen aan zijn lippen. “Maar we kunnen ook niet vluchten,” vervolgde hij, “en dat moeten we ook niet doen. Met de trollen en de draken hebben we geen tijd om ons te verbergen of om een guerrilla-oorlog te voeren. Ons verbergen is ook niet onze manier. We hebben een gewaagde, snelle en beslissende strategie nodig om de indringers te verslaan en ons land voor eens en altijd van de vijand te bevrijden.” Duncan zweeg een lange tijd en dacht na over de bijna onmogelijke taak die voor hen lag. Het enige hoorbare was het geluid van de wind die door de woestijn joeg. “Wat stel je voor, Duncan?” drong Kavos aan. Hij keek Kavos aan. Hij speelde met zijn hellebaard, een intense blik in zijn ogen. Kavos’ woorden galmden door zijn hoofd. Hij was deze grote krijgers een strategie verschuldigd. Een manier waarop ze niet alleen konden overleven—maar ook konden overwinnen. Duncan overdacht het terrein van Escalon. Alle gevechten, wist hij, werden gewonnen door terrein, en zijn kennis van het terrein van zijn thuisland was misschien wel het enige voordeel dat ze hadden in deze oorlog. Hij dacht aan alle plekken in Escalon waar het terrein wellicht een natuurlijk voordeel zou kunnen bieden. Het zou een heel bijzondere plek moeten zijn, een plek waar een paar duizend man het zouden kunnen opnemen tegen honderdduizenden mannen. Er waren slechts weinig plekken in Escalon—of waar dan ook—waar dat mogelijk zou zijn. Maar terwijl Duncan zich de legendes en verhalen herinnerde die zijn vader en zijn vader voor hem hadden verteld, terwijl hij zich alle grote gevechten herinnerde die hij had bestudeerd, dreven zijn gedachten naar de meest hero?sche en epische gevechten, de gevechten van weinigen tegen velen. Steeds weer gingen zijn gedachten naar ??n plek: de Duivelskloof. Een plek van helden. De plek waar een paar mannen een leger hadden verslagen, en waar alle grote krijgers uit Escalon op de proef waren gesteld. De Kloof was de meest smalle pas in heel Escalon, en het was misschien wel de enige plek in het land waar het terrein de strijd bepaalde. De Duivelskloof werd gevormd door een muur van steile kliffen en bergen die de zee ontmoetten, met een extreem smalle doorgang. De Kloof had vele mensen het leven gekost. Mannen en legers waren gedwongen om er ??n voor ??n doorheen te lopen. De Kloof was een flessenhals waar een paar krijgers, als ze op de juiste plek werden gestationeerd en als ze dapper genoeg waren, een heel leger aan konden. Tenminste, als hij de legendes moest geloven. “De Kloof,” antwoordde Duncan uiteindelijk. Alle ogen werden groot. Langzaam knikten ze terug, respect in hun ogen. De Kloof was een serieuze beslissing; het was een laatste redding. Het was een plek waar je heen ging als je nergens anders heen kon, een plek waar mannen stierven of overleefden, waar het land verloren of gered werd. Het was een plek van legendes. Een plek van helden. “De Kloof,” zei Kavos. Hij knikte terwijl hij over zijn baard wreef. “Sterk. Maar er is ??n probleem.” Duncan keek hem aan. “De Kloof is ontworpen om indringers buiten te houden—niet binnen,” antwoordde hij. “De Pandesianen zijn al binnen. Misschien kunnen we de doorgang blokkeren en ze binnen houden. Maar we willen ze weg hebben.” “Nooit eerder in de tijd van onze voorouders,” voegde Bramthos toe, “is een binnenvallend leger, zodra het door de Kloof naar binnen was, gedwongen om weer door de Kloof naar buiten te gaan. Het is te laat. Ze zijn er al doorheen.” Duncan knikte. Hij dacht over hetzelfde na. “Daar heb ik over nagedacht,” antwoordde hij. “Maar er is altijd een weg. Misschien kunnen we ze terug de Kloof in lokken, naar de andere kant. En dan, zodra ze aan de zuidkant zijn, kunnen we de doorgang afsluiten en hen verslaan.” De mannen staarden hem aan, duidelijk verward. “En hoe wil je dat doen?” vroeg Kavos. Duncan trok zijn zwaard, vond een droog stuk zand, en begon te tekenen. Alle mannen verzamelden zich om hem heen. “Een aantal van ons zullen ze naar binnen lokken,” zei hij terwijl hij een lijn in het zand tekende. “De rest wacht aan de andere kant, klaar om de doorgang af te sluiten. We laten de Pandesianen denken dat ze ons opjagen, dat we vluchten. Zodra mijn troepen door de Kloof heen zijn kunnen ze teruggaan door de tunnels, naar deze kant van de Kloof, en de doorgang afsluiten. Daarna kunnen we samen het gevecht aangaan.” Kavos schudde zijn hoofd. “En waarom denk je dat Ra zijn leger door die kloof zal sturen?” Duncan was vastberaden. “Ik weet wat Ra wil,” antwoordde hij. “Hij verlangt naar onze verwoesting. Hij verlangt naar een complete en totale overwinning. Dit zal op zijn verwaandheid inspelen, en daarom zal hij zijn hele leger achter ons aansturen.” Kavos schudde zijn hoofd. “De mannen die hen naar binnen lokken,” zei hij, “zullen blootgesteld worden. Het zal bijna onmogelijk worden om op tijd door de tunnels terug te komen. Die mannen zullen waarschijnlijk vast komen te zitten en sterven.” Duncan knikte ernstig. “Dat is waarom ik die mannen zelf zal leiden,” zei hij. De mannen keken hem vol respect aan. Ze streken door hun baarden, bezorgdheid en twijfel in hun ogen. Iedereen besefte dondersgoed hoe riskant dit was. “Misschien zou het kunnen werken,” zei Kavos. “Misschien kunnen we de Pandesiaanse troepen door de Kloof lokken, en misschien kunnen we ze zelfs buiten sluiten. Maar zelfs als dat lukt, Ra zal niet al zijn mannen sturen. Alleen zijn zuidelijke troepen zijn hier gestationeerd. Hij heeft nog meer mannen, verspreid door het land. Hij heeft een machtig leger dat het noorden bewaakt. Zelfs als we dit epische gevecht zouden winnen, dan zouden we nog niet de oorlog gewonnen hebben. Escalon zou nog steeds door zijn mannen bezet worden.” Duncan knikte. Hij dacht hetzelfde. “Dat is waarom we onze troepen moeten splitsen,” antwoordde hij. “De ene helft rijdt naar de Kloof, terwijl de andere helft naar het noorden rijdt om Ra’s noordelijke leger aan te vallen. Geleid door jou.” Kavos keek hem verrast aan. “Als we Escalon willen bevrijden, moeten we het allemaal tegelijk doen,” voegde Duncan toe. “Jij zal het gevecht in het noorden leiden. Breng ze naar je thuisland, naar Kos. Breng het gevecht de bergen in. Niemand kan daar zo goed vechten als jij.” Kavos knikte. Het was duidelijk dat het idee hem wel beviel. “En jij, Duncan?” vroeg hij bezorgd. “Hoe slecht mijn kansen in het noorden er ook uit zien, jouw kansen in de Kloof zijn veel slechter.” Duncan knikte naar hem en glimlachte. Hij greep Kavos’ schouder vast. “Meer kansen voor glorie,” antwoordde hij. Kavos glimlachte vol bewondering terug. “En de Pandesiaanse vloot?” kwam Seavig tussenbeide. “Zij bezetten nu de haven van Ur. Escalon kan niet vrij zijn zolang zij de zee in handen hebben.” Duncan knikte naar zijn vriend en legde een hand op zijn schouder. “Dat is waarom jij je mannen mee zal nemen naar de kust,” antwoordde Duncan. “Gebruik onze verborgen vloot en zeil ’s nachts naar het noorden, de Zee van Verdriet op. Zeil naar Ur. Als je doortrapt genoeg bent, kun je ze misschien verslaan.” Seavig wreef over zijn baard, en zijn ogen lichtten op met ondeugendheid en stoutmoedigheid. “Je beseft wel dat we een tiental schepen hebben tegen duizend stuks,” antwoordde hij. Duncan knikte, en Seavig glimlachte. “Ik wist wel dat er een reden was dat ik je mocht,” antwoordde Seavig. Seavig besteeg zijn paard. Zijn mannen volgden hem, en zonder nog een woord te zeggen leidde hij hen de woestijn in, richting het westen, naar de zee. Kavos pakte Duncans schouder vast en keek hem in zijn ogen. “Ik heb altijd al geweten dat we beiden voor Escalon zouden sterven,” zei hij. “Ik wist alleen niet dat het op zo’n glorieuze manier zou zijn. Onze dood zal onze voorouders waardig zijn. Daar wil ik je voor bedanken, Duncan. Je hebt ons een groot geschenk gegeven.” “En ik jou,” antwoordde Duncan. Kavos draaide zich om en knikte naar zijn mannen. Zonder nog een woord te zeggen bestegen ze hun paarden en gingen ze er vandoor, naar het noorden, naar Kos. Ze reden luid schreeuwend weg en wierpen een grote stofwolk op. Duncan bleef alleen achter met een paar honderd man. Hij wendde zich tot hen. “Leifall komt eraan,” zei hij, terwijl hij hen aan de horizon zag naderen. “Zodra ze hier zijn, zullen we samen naar de Kloof rijden.” Duncan wilde zijn paard bestijgen toen er ineens een stem door de lucht sneed: “Commandant!” Duncan draaide zich om en was geschokt door wat hij zag. Daar, vanuit het oosten, naderde een eenzame figuur die hem door de woestijn tegemoet liep. Duncans hart ging hevig tekeer terwijl hij naar haar keek. Het kon niet waar zijn. Zijn mannen gingen uiteen terwijl ze dichterbij kwam. Duncans hart sloeg een slag over, en hij voelde hoe tranen van vreugde zijn ogen vulden. Hij kon het nauwelijks geloven. Daar, als een geestverschijning uit de woestijn, liep zijn dochter. Kyra. Kyra liep naar hen toe, alleen, een glimlach op haar gezicht. Ze liep recht op hem af. Duncan was verbijsterd. Hoe was ze hier gekomen? Wat deed ze hier? Waarom was ze alleen? Had ze de hele weg lopend afgelegd? Waar was Andor? Waar was haar draak? Het sloeg nergens op. En toch was ze daar, in vlees en bloed. Zijn dochter. Haar aanblik gaf hem het gevoel dat zijn ziel hersteld werd. Alles voelde weer goed, al was het maar voor eventjes. “Kyra,” zei hij, en hij liep naar haar toe. De soldaten gingen uiteen terwijl Duncan glimlachend naar haar toe liep. Hij strekte zijn armen uit om haar te omhelzen. Zij glimlachte ook, en strekte haar armen uit terwijl ze naderde. De wetenschap dat ze nog leefde maakte zijn hele leven waardig. Duncan nam de laatste stappen, zo opgewonden om haar te omhelzen, en hij sloot haar in zijn armen. “Kyra,” dweepte hij met betraande ogen. “Je leeft nog. Je bent bij me terug gekomen.” Hij voelde tranen over zijn wangen stromen, tranen van vreugde en opluchting. Maar vreemd genoeg, terwijl hij haar vasthield, zweeg ze. Langzaam begon Duncan te beseffen dat er iets niet klopte. Een fractie van een seconde voor het tot hem doordrong, vulde zijn wereld zich met een verblindende pijn. Duncan snakte naar adem. Zijn tranen van vreugde veranderden in tranen van pijn, en zijn adem stokte in zijn keel. Hij kon niet verwerken wat er gebeurde; in plaats van een liefdevolle omhelzing voelde hij hoe zijn ribben werden doorboord door koud staal. Helemaal naar binnen. Hij voelde iets warms over zijn buik lopen. Hij was verdoofd. Hij kon niet ademhalen, niet denken. De pijn was zo verblindend, zo verzengend, zo onverwacht. Hij keek naar beneden en zag een dolk uit zijn hart steken, en hij stond daar, geschokt. Hij keek op naar Kyra, keek in haar ogen. Hoe afschuwelijk de pijn ook was, de pijn van haar verraad was erger. Sterven deed hem niets. Maar sterven door de hand van zijn dochter verscheurde hem. Terwijl hij voelde hoe zijn wereld begon te draaien, knipperde Duncan met zijn ogen, verbijsterd. Hij probeerde te begrijpen waarom de persoon waar hij het meest van hield hem zou verraden. Maar Kyra glimlachte en liet geen berouw zijn. “Hallo, Vader,” zei ze. “Wat fijn om je weer te zien.” HOOFDSTUK TWEE Alec stond in de bek van de draak en greep het Onafgemaakte Zwaard met trillende handen vast terwijl het bloed van de draak als een waterval over hem heen gutste. Hij keek tussen de rijen van vlijmscherpe tanden, elk zo groot als hij zelf, door naar buiten en zette zich schrap terwijl de draak op de oceaan af viel. Hij voelde zijn maag naar zijn keel schieten terwijl de ijzige wateren van de Baai des Doods steeds dichterbij kwamen. Hij wist dat zelfs als hij niet gedood zou worden door de impact, hij zou worden verpletterd door het gewicht van de dode draak. Alec, nog steeds in shock door het feit dat hij erin was geslaagd dit grote beest te doden, wist dat de draak, met zijn gewicht en snelheid, naar de bodem van de Baai des Doods zou zinken. En hij zou hem met zich meesleuren. Het Onafgemaakte Zwaard kon een draak doden—maar geen enkel zwaard kon zijn val stoppen. Bovendien kwamen de kaken van de draak op hem af. De kaakspieren verslapten, en zouden spoedig een kooi vormen waaruit Alec nooit zou kunnen ontsnappen. Hij wist dat hij snel moest handelen als hij een kans wilde om te overleven. Terwijl het bloed uit het gehemelte van de draak over zijn hoofd stroomde, trok Alec het zwaard eruit. En vlak voordat de kaken van de draak zich sloten, sprong hij. Hij schreeuwde terwijl hij door de ijzige lucht viel en de vlijmscherpe tanden van de draak over zijn rug schraapten. Heel even bleef zijn shirt achter ??n van de tanden haken, en hij dacht niet dat hij het zou halen. Achter zich hoorde hij de grote kaken dichtvallen. Hij voelde zijn shirt scheuren—en eindelijk bevond hij zich in een vrije val. Alec maaide met zijn armen terwijl hij door de lucht viel en zette zich schrap voor de zwarte, kolkende wateren. Ineens was er een plons, en Alec kwam in de kille wateren terecht. De ijskoude temperatuur benam hem de adem. Het laatste dat hij zag toen hij opkeek was het levenloze lichaam van de draak, dat op het punt stond het water te raken. Het lichaam van de draak raakte het oppervlak met een afschuwelijke klap en deed enorme golven opspatten. Gelukkig had het lichaam Alec net gemist. De golven sleurden Alec een goede zes meter omhoog voor ze stopten—en toen, tot Alecs grote angst, begonnen ze alles naar beneden te trekken in een gigantische draaikolk. Alec begon met alle macht te zwemmen in een poging er vandaan te komen, maar het lukte niet. Hoe hard hij ook zijn best deed, voor hij het wist werd hij door de enorme draaikolk naar beneden getrokken. Alec, inmiddels een goede zes meter onder water, zwom zo hard hij kon, het zwaard nog steeds in zijn hand, meegesleurd het ijskoude water. Hij zwom wanhopig naar de oppervlakte en zag het zonlicht hoog boven zich schitteren. Op dat moment zag hij dat er een groep enorme haaien op hem af zwom. Hij zag de romp van het schip dat in het water dobberde, en hij wist dat hij slechts enkele seconden had als hij wilde overleven. Met een laatste schop kwam Alec boven, snakkend naar adem; een moment later voelde hij hoe hij door sterke handen werd vastgegrepen. Hij keek op en zag Sovos hem aan boord trekken, en een seconde later hing hij in de lucht, het zwaard nog steeds in zijn hand. Maar vanuit zijn ooghoek zag hij iets bewegen, en toen hij zijn hoofd draaide zag hij een enorme rode haai het water uit springen. De haai dook recht op zijn been af. Er was geen tijd. Alec voelde het zwaard in zijn hand zoemen. Het vertelde hem wat hij moest doen. Hij had nog nooit zoiets gevoeld. Met een schreeuw haalde hij uit. Hij hoorde het geluid van staal dat zich door vlees boorde, en Alec keek geschokt toe hoe het Onafgemaakte Zwaard de enorme haai in twee?n hakte. De rode wateren wemelden van de haaien, die de stukken opvraten. Er sprong een andere haai het water uit, maar deze keer voelde Alec hoe hij verder omhoog werd getrokken. Met een doffe bons kwam hij op het dek terecht. Hij rolde kreunend om, bedekt met kneuzingen en blauwe plekken. Hij slaakte een zucht van opluchting, uitgeput, drijfnat. Iemand legde een deken over hem heen. “Alsof het doden van een draak nog niet genoeg was,” zei Sovos, die hem glimlachend een veldfles met wijn overhandigde. Alec nam een grote slok, en de wijn verwarmde zijn maag. Het schip was bezaaid met soldaten, allemaal in een opgewonden en chaotische toestand. Alec was niet verrast: het gebeurde ten slotte niet vaak dat er een draak door een zwaard werd gedood. Hij keek om, en in de menigte spotte hij Merk en Lorna, die inmiddels ook uit het water waren gehaald. Merk zag eruit als een schurk, mogelijk een huurmoordenaar. Lorna was bloedmooi, met een etherische uitstraling. Ze waren allebei drijfnat en zagen er wat verdwaasd uit, maar waren duidelijk blij dat ze nog leefden. Alec bemerkte dat alle soldaten hem vol ontzag aanstaarden. Langzaam krabbelde hij overeind, en het begon tot hem door te dringen wat hij zojuist had bereikt. Ze keken van het drijfnatte zwaard in zijn hand naar hem op, alsof hij een god was. Hij keek onwillekeurig neer op het zwaard en voelde het gewicht in zijn hand, alsof het leefde. Hij staarde naar het mysterieuze, glimmende metaal alsof het een vreemd voorwerp was, en dacht terug aan het moment dat hij de draak had neergestoken, hoe het zich door het vlees had geboord. Hij verwonderde zich over de kracht van dit wapen. Alec kon het niet helpen; hij vroeg zich af wie hij was. Hoe was hij, een simpele jongen uit een simpel dorp, erin geslaagd om een draak te doden? Wat had het lot nog meer voor hem in petto? Hij begon het gevoel te krijgen dat hij geen gewone lotsbestemming had. Alec hoorde het gehap van duizend kaken, en toen hij over de reling keek zag hij dat de school rode draken zich nu tegoed deed aan het enorme karkas van de draak, dat aan de oppervlakte dreef. De zwarte wateren van de Baai des Doods waren nu bloedrood. Alec bekeek het drijvende karkas, en het begon tot hem door te dringen dat hij het echt had gedaan. op de ??n of andere manier had hij een draak gedood. Hij, in zijn eentje, de enige in heel Escalon. Luid gekrijs vulde de lucht. Alec keek op en zag nog tientallen draken in de lucht cirkelen. Ze spuwden vuur en hadden een wraakzuchtige blik in hun ogen. Ze staarden op hem neer, al leken sommige draken bang om dichterbij te komen. Een aantal maakten zich los van de groep toen ze hun vriend dood in het water zagen drijven. Anderen krijsten van woede en doken recht op hem af. Terwijl hij hen zag dalen, wachtte Alec niet. Hij rende naar het achtersteven en sprong op de reling. Hij voelde de kracht van het zwaard door zich heen stromen. Het hitste hem op, en terwijl hij daar stond, voelde hij een nieuwe vastberadenheid in zich opwellen. Het voelde alsof het zwaard hem aandreef. Hij en het wapen waren nu ??n. De groep draken kwam recht op hem af, geleid door een enorme draak met lichtgevende groene ogen die krijsend vuur naar beneden spuwde. Alec hield het zwaard omhoog. Hij voelde het trillen in zijn hand, en het gaf hem moed. Het lot van Escalon, wist hij, stond op het spel. Alec werd overspoeld door een ongekend gevoel van moed. Hij gaf een strijdkreet; en het zwaard begon licht te geven. Er barstte een intens licht uit dat de muur van vlammen halverwege in de lucht deed stoppen. Het licht schoot door tot het de vlammen terug dreef, en de draak krijste het uit terwijl hij door zijn eigen vlammen werd verzwolgen. Spartelend viel het beest in een grote bal van vuur in het water. Er dook een andere draak naar beneden. Alec hief het zwaard weer om de muur van vlammen te stoppen en de draak te doden. De volgende draak naderde laag. Hij strekte zijn klauwen uit, alsof hij Alec wilde oppakken. Alec draaide zich om, haalde uit, en was geschokt toen het zwaard de benen van de draak afhakte. De draak krijste. In dezelfde beweging reet Alec de zij van de draak open. De draak stortte de zee in. Hij spartelde in het water, niet in staat om te vliegen, en werd aangevallen door de haaien. Vanaf de andere kant kwam een andere draak aanzetten, een kleine rode. Hij dook laag, zijn kaken wijd opengesperd—deze keer liet Alec zich leiden door zijn instinct. Hij sprong in de lucht. Het zwaard gaf hem kracht, en hij sprong hoger dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Hij sprong over de kop van de draak en landde op zijn rug. De draak krijste en bokte, maar Alec hield zich stevig vast. De draak kon hem niet afwerpen. Alec voelde dat hij sterker was dan de draak, dat hij hem kon controleren. “Draak!” riep hij uit. “Ik beveel je! Val aan!” De draak kon niet anders dan omkeren en omhoog vliegen, recht op de zwerm dalende draken af. Alec ging onbevreesd de strijd aan, het zwaard voor zich uit gestrekt. Ze troffen elkaar in de lucht. Alec haalde keer op keer uit met het zwaard, met een kracht en een snelheid waarvan hij niet wist dat hij ze bezat. Hij sneed bij ??n draak een vleugel af, sneed een ander de keel door, en stak weer een ander in zijn nek. Toen keerde hij om en hakte hij een andere draak de staart af. E?n voor ??n vielen de draken naar beneden, het water in, waar ze een draaikolk teweeg brachten. Alec gaf niet op. Hij bleef de zwerm aanvallen en weigerde zich terug te trekken. Meegesleurd door de wervelwind, bemerkte hij nauwelijks dat de paar overgebleven draken krijsend omkeerden en bang wegvlogen. Alec kon het nauwelijks geloven toen hij het eenmaal doorkreeg. Draken. Bang. Alec keek naar beneden. Hij zag hoe hoog hij vloog. De Baai des Doods strekte zich onder hem uit. Hij zag honderden schepen, de meeste in vuur en vlam, en duizenden drijvende trollen, dood. Ook het eiland van Knossos stond in brand, het grote fort nu een ru?ne. Het was een uitgestrekt tafereel van chaos en verwoesting. Alec spotte zijn vloot en stuurde de draak naar beneden. Toen ze naderden, hief Alec het zwaard en dreef het in de nek van de draak. De draak krijste en begon te vallen. Alec sprong en belandde in het water naast het schip. Onmiddellijk werden er touwen uit gegooid en werd Alec weer aan boord getrokken. Maar deze keer, toen hij op het dek landde, rilde hij niet. Hij was niet langer koud, moe, of zwak of bang. In plaats daarvan voelde hij een ongekende kracht. Hij voelde zich gevuld met moed, met kracht. Hij voelde zich herboren. Hij had een zwerm draken gedood. En niets in Escalon kon hem nu nog tegenhouden. HOOFDSTUK DRIE Vesuvius, gewekt door het gevoel van scherpe scharen die over de rug van zijn hand streken, deed ??n oog open, de ander zo opgezwollen dat hij hem niet open kreeg. Gedesori?nteerd keek hij op. Hij lag met zijn gezicht naar beneden in het zand, de golven van de zee achter zich. Het ijzige water klotste over zijn benen heen. Hij herinnerde het zich weer. Na dat epische gevecht was hij aangespoeld op de kust van de Baai des Doods; hij vroeg zich af hoe lang hij hier had gelegen, bewusteloos. Het tij kroop langzaam dichterbij, en zou hem ongetwijfeld weer hebben meegevoerd als hij niet was ontwaakt. Maar het was niet het koude water dat hem had wakker gemaakt—het was het wezen op zijn hand. Vesuvius keek naar zijn hand, die uitgestrekt op het zand lag. Hij zag een grote paarse krab een schaar in zijn hand zetten en een klein stukje van zijn vlees afscheuren. Het nam zijn tijd, alsof Vesuvius een lijk was. Met elke scheur voelde Vesuvius een schokgolf van pijn. Vesuvius kon het de krab niet kwalijk nemen; hij keek om zich heen en zag duizenden levenloze lichamen op het strand liggen. De overblijfselen van zijn trollenleger. Ze lagen daar, bedekt door paarse krabben, en het klik-klak van hun scharen vulde de lucht. De stank van de rottende trollen overweldigde hem, en hij moest bijna kokhalzen. Deze krab op zijn hand was duidelijk de eerste die het had gewaagd om helemaal naar Vesuvius toe te kruipen. De anderen hadden waarschijnlijk gevoeld dat hij nog leefde en hadden geduldig afgewacht. Maar deze dappere krab had het risico genomen. Er kwamen nu tientallen andere krabben zijn kant op, die aarzelend zijn voorbeeld volgden. Het zou niet lang meer duren, wist Vesuvius, voor hij levend zou worden opgegeten door dit kleine leger—als hij niet eerst de zee in werd gesleurd door het ijskoude tij van de Baai des Doods. Overspoeld door een hete golf van woede reikte Vesuvius met zijn vrije hand naar de paarse krab, greep hem vast, en begon langzaam te knijpen. De krab probeerde weg te komen—maar Vesuvius liet hem niet gaan. Het wezen spartelde wild en probeerde Vesuvius met zijn scharen te bereiken, maar hij hield hem stevig vast. Hij kneep harder en harder, langzaam. Hij nam zijn tijd en haalde zoals altijd veel genoegen uit het toebrengen van pijn. Het wezen krijste en siste, een afschuwelijk schel geluid, terwijl Vesuvius langzaam zijn hand tot een vuist samenkneep. Uiteindelijk explodeerde de krab. Het slijmerige paarse bloed droop over zijn hand terwijl Vesuvius het bevredigende gekraak van de schaal hoorde. Hij liet het vallen, vermorzeld tot pulp. Vesuvius ging op een knie zitten, nog steeds wankel, en tientallen krabben scharrelden weg, duidelijk geschokt om een dode te zien opstaan. Er ontstond een kettingreactie, en toen hij ging staan vluchtten er duizenden krabben weg. Het strand was leeg toen Vesuvius zijn eerste stappen zette. Hij liep over het kerkhof, en langzaam begon alles weer terug te komen. Het gevecht op Knossos. Hij was aan de winnende hand geweest en had op het punt gestaan om Lorna en Merk af te maken, toen die draken waren gearriveerd. Hij herinnerde zich dat hij van het eiland was gevallen; dat hij zijn leger had verloren; dat zijn vloot in vuur en vlam was gezet; en dat hij uiteindelijk bijna was verdronken. Het was een nederlaag geweest, en hij brandde van schaamte bij de gedachte. Hij draaide zich om en keek uit over de baai, de plek van zijn nederlaag. In de verte zag hij het Eiland van Knossos, dat nog steeds in brand stond. Hij zag de overblijfselen van zijn vloot drijven, aan stukken gescheurd. Sommige delen van schepen stonden nog in brand. En toen hoorde hij gekrijs boven zich. Hij keek op en knipperde met zijn ogen. Vesuvius kon niet bevatten wat hij zag. Het kon niet waar zijn. Er vielen draken uit de lucht, de baai in. Dood. Hoog boven zich zag hij een eenzame man een draak berijden. Hij vocht tegen de andere draken terwijl hij zich aan de rug van de draak vastklampte, een zwaard in zijn handen. Uiteindelijk sloeg de rest van de zwerm op de vlucht. Hij keek weer naar het water en zag tientallen schepen aan de horizon, voorzien van de vlaggen van de Verloren Eilanden. Hij keek toe hoe de man zich van de rug van de draak liet vallen en terugkeerde naar de schepen. Hij spotte het meisje, Lorna, en de huurling, Merk. Hij kon de wetenschap dat ze het hadden overleefd niet verdragen. Vesuvius keek weer naar de kust. Terwijl hij zijn dode trollen zag, half opgegeten door de krabben of meegevoerd door het tij en uiteen gereten door haaien, had hij zich nog nooit zo alleen gevoeld. Hij was, besefte hij geschokt, de enige overlevende van het leger dat hij mee had genomen. Vesuvius draaide zich om en keek naar het noorden, naar het vasteland van Escalon. Hij wist dat ergens, ver in het noorden, de Vlammen waren uitgeschakeld. Op dit moment vertrokken zijn trollen uit Marda om Escalon te plunderen. Miljoen trollen die naar het zuiden migreerden. Tenslotte was Vesuvius er wel in geslaagd om de Toren van Kos te bereiken, om het Zwaard van Vlammen te vernietigen. Zijn natie zou ongetwijfeld al de grens over zijn om Escalon te verscheuren. Ze hadden leiderschap nodig. Ze hadden hem nodig. Vesuvius had dan wel deze slag verloren—maar hij moest niet vergeten dat hij de oorlog zou winnen. Zijn grootste moment van glorie, het moment waar hij zijn hele leven naar had uit gekeken, moest nog komen. Het was tijd voor hem om de mantel te claimen, om zijn volk naar een complete en totale overwinning te leiden. Ja, dacht hij. Hij rechtte zijn rug en schudde alles van zich af; zijn pijn, zijn wonden, de kou. Hij had gekregen waarvoor hij was gekomen. Laat dat meisje en haar mensen maar op zee ronddobberen. De verwoesting van Escalon lag voor hem. Hij kon altijd nog teruggaan om haar te doden. Hij glimlachte bij de gedachte. Hij zou haar zeker doden. Hij zou haar ledematen van haar romp af scheuren. Vesuvius ging er op een drafje vandoor, en begon toen te rennen. Hij zou naar het noorden gaan. Hij zou zijn natie treffen. En hij zou hen naar de grootste strijd aller tijden leiden. Het was tijd om Escalon voor eens en altijd te vernietigen. Spoedig zouden Escalon en Marda ??n zijn. HOOFDSTUK VIER Kyle keek vol ontzag toe hoe de scheur in de grond breder werd en duizenden trollen diep de aarde in vielen, hun dood tegemoet. Alva stond vlakbij, zijn staf opgeheven. Er schenen intense lichtstralen vanaf, zo fel dat Kyle zijn handen voor zijn ogen moest houden. Alva vernietigde het leger van trollen en beschermde in zijn eentje het noorden. Kyle had gevochten met alles dat hij had, net als Kolva naast hem, en hoewel ze gedurende een hevig gevecht tientallen trollen hadden weten uit te schakelen, waren ze uiteindelijk gewond geraakt. Alva was de enige die nu de trollen ervan weerhield om Escalon te overstromen. Al snel kregen de trollen door dat de kloof hun dood betekende, en ze stopten aan de andere kant, vijftien meter verderop. Ze konden niet meer verder. Ze keken naar Alva en Kolva en Kyle en Dierdre en Marco, hun ogen gevuld met frustratie. Terwijl de kloof steeds verder uitscheurde draaiden ze zich om en sloegen ze in paniek op de vlucht. Spoedig vervaagde het gedonder, en werd alles weer stil. Het tij van trollen was gestopt. Vluchtten ze weer terug naar Marda? Zouden ze zich hergroeperen om elders binnen te vallen? Kyle wist het niet. Terwijl de rust weer terugkeerde lag Kyle daar, gekweld door zijn verwondingen. Hij keek toe hoe Alva langzaam zijn staf liet zakken en het licht dimde. Alva draaide zich naar hem om en legde zijn handpalm op Kyle’s voorhoofd. Kyle voelde een golf van licht door zijn lichaam stromen. Hij voelde zich warm worden, lichter, en binnen enkele momenten was hij volledig genezen. Hij ging rechtop zitten. Hij was weer zichzelf—en hij was zo dankbaar. Alva knielde naast Kolva, legde een hand op zijn buik, en genas hem ook. Binnen enkele momenten ging Kolva staan, duidelijk verrast om weer op de been te zijn. Zijn ogen leken licht te geven. Toen waren Dierdre en Marco aan de beurt. Alva legde zijn hand op hen, en ze stonden op, genezen door Alva’s magische kracht. Kyle stond daar, verbijsterd. Hij had met eigen ogen de kracht van dit magische wezen gadegeslagen, een kracht waar hij alleen nog maar verhalen over had gehoord. Hij wist dat hij zich in het gezelschap van een ware meester bevond. Hij voelde ook dat zijn aanwezigheid voorbijgaand was; hij was een meester die niet kon blijven. “U heeft het gedaan,” zei Kyle, gevuld met ontzag en dankbaarheid. “U heeft de natie van trollen tegengehouden.” Alva schudde zijn hoofd. “Dat heb ik niet,” antwoordde hij kalm. Zijn stem klonk ferm en eeuwenoud. “Ik heb ze alleen vertraagd. Er komt nog steeds een grote en afschuwelijke verwoesting aan.” “Maar hoe dan?” drong Kyle aan. “De kloof—ze konden er niet overheen. U heeft er duizenden gedood. Zijn we dan niet veilig?” Alva schudde somber zijn hoofd. “Dit was nog niet eens een fractie van hun natie. Er komen er nog miljoenen bij. De grote strijd is begonnen. De strijd die het lot van Escalon zal bepalen.” Alva liep met zijn staf door het puin van de Toren van Ur, en Kyle bestudeerde hem, zoals altijd verward door dit enigma. Toen draaide hij zich om naar Dierdre en Marco. “Jullie willen terug naar Ur, nietwaar?” vroeg hij hen. Dierdre en Marco knikten, hoop in hun ogen. “Ga,” beval hij. Ze staarden hem verbijsterd aan. “Maar er is daar niets meer,” zei ze. “De stad is verwoest. Overstroomd. De Pandesianen zijn nu aan de macht.” “Teruggaan zou onze dood betekenen,” viel Marco bij. “Voor nu,” antwoordde Alva. “Maar spoedig zullen jullie daar nodig zijn, als de grote strijd komt.” Dierdre en Marco hoefden niet aangespoord te worden. Ze draaiden zich om, bestegen Andor en gingen er in galop vandoor, naar het zuiden, de bossen in, terug naar de stad van Ur. Leo bleef achter bij Kyle, en Kyle aaide hem over zijn kop. “Je denkt aan mij en je denkt aan Kyra, nietwaar jochie?” vroeg Kyle aan Leo. Leo jankte aanhankelijk, en Kyle wist dat hij aan zijn zijde zou blijven en hem zou beschermen alsof hij Kyra was. Hij voelde dat de wolf een uitstekende strijdmakker zou zijn. Kyle keek om terwijl Alva zich omdraaide en naar de bossen in het noorden staarde. “En wij, mijn meester?” vroeg Kyle. “Waar zijn wij nodig?” “Hier,” zei Alva. Kyle staarde naar de horizon, in de richting van Marda. “Ze komen,” voegde Alva toe. “En wij drie?n zijn Escalons laatste hoop.” HOOFDSTUK VIJF Kyra werd overspoeld door paniek terwijl ze in het spinnenweb worstelde. Ze probeerde wanhopig om zichzelf te bevrijden terwijl het enorme wezen op haar af kroop. Ze wilde niet kijken, maar ze kon het niet helpen. Ze keek om en werd overspoeld door angst toen ze een gigantische sissende spin op zich af zag komen. Het beest staarde haar aan met zijn grote rode ogen en tilde zijn lange, harige zwarte benen op. Hij opende zijn bek wijd en liet gele tanden zien, druipend van het speeksel. Kyra wist dat ze nog maar enkele seconden te leven had—en dat dit een afschuwelijke dood zou zijn. Terwijl ze worstelde hoorde Kyra het gekletter van botten in het web; ze keek om zich heen en zag de overblijfselen van de slachtoffers die hier waren gestorven. Ze wist dat haar kansen op overleven klein waren. Ze zat vast in het web, en er was niets dat ze kon doen. Kyra sloot haar ogen, wetend dat ze geen andere keus had. Ze kon niet op de externe wereld vertrouwen. Ze moest naar binnen. Ze wist dat het antwoord niet in haar fysieke kracht of in haar fysieke wapens lag. Als ze op de externe wereld zou vertrouwen, zou ze sterven. Maar van binnen, voelde ze, was haar kracht oneindig. Ze moest haar innerlijke kracht vinden, ze moest de kracht oproepen waar ze bang voor was. Ze moest begrijpen wat haar dreef, en het resultaat van haar spirituele training begrijpen. Energie. Dat was wat Alva haar had geleerd. Als we op onszelf vertrouwen, gebruiken we slechts een fractie van onze energie, een fractie van onze potentie. Put uit de energie van de wereld. Het collectieve universum wacht om je te helpen. Het stroomde door haar aderen, ze kon het voelen. Het was iets speciaals waar ze mee was geboren, iets dat ze van haar moeder had ge?rfd. Het was de kracht die door alles heen stroomde, als een ondergrondse rivier. Het was dezelfde kracht waar ze nooit op had durven bouwen. Het was iets dat heel diep in haar zat, iets dat ze nog steeds niet helemaal vertrouwde. Het was iets waar ze bang voor was, nog banger dan voor haar vijanden. Ze was wanhopig, en ze wilde haar moeder roepen. Maar ze wist dat dat niet kon, hier in Marda. Ze was helemaal alleen. Misschien was dit, die volslagen eenzaamheid, wel het laatste deel van haar training. Kyra sloot haar ogen. Het was nu of nooit. Ze voelde dat ze groter moest zijn dan zichzelf, groter dan de wereld die ze voor zich zag. Ze dwong zichzelf om zich om de energie in zich te concentreren, en daarna op de energie op haar heen. Langzaam stemde Kyra zich af. Ze voelde de energie van het web, van de spin; ze voelde het door zich heen stromen. Langzaam liet ze het deel van zichzelf worden. Ze verzette zich er niet meer tegen. In plaats daarvan liet ze zichzelf ermee versmelten. Kyra voelde zichzelf vertragen; ze voelde de tijd vertragen. Ze stemde af op de kleinste details. Ze hoorde alles, ze voelde alles om zich heen. Ineens voelde Kyra een golf van energie, en voor het eerst besefte ze dat het hele universum ??n geheel was. Ze voelde alle scheidingswanden instorten, voelde hoe de barri?re tussen de externe en interne werelden oploste. Ze voelde dat het onderscheid zelf er niet meer was. Ze werd overspoeld door een golf van energie, alsof er een dam werd opengebroken. Haar handpalmen brandden, alsof ze in vuur en vlam stonden. Kyra deed haar ogen open en zag de spin, nu zo dichtbij, op haar neerkijken. Ze draaide haar hoofd en zag haar staf in het web vast zitten, een meter bij haar vandaan. Ze twijfelde niet langer aan zichzelf. Ze riep de staf, en op dat moment zeilde hij door de lucht, recht haar hand in. Ze greep hem stevig vast. Kyra gebruikte haar kracht, wetend dat ze sterker was dan alles dat ze voor zich zag, en vertrouwde op zichzelf. Ze tilde haar arm op, en hij raakte los uit het web. Ze schot overeind, en net toen de spin zijn tanden in haar wilde zetten, stak ze de staf in zijn bek. De spin liet een afschuwelijk krijsend geluid uit, en Kyra dreef de staf diep zijn bek in. Het beest probeerde zijn kaken te sluiten, maar dat lukte niet. Maar toen, tot Kyra’s schok, klapten zijn kaken ineens dicht. Haar eeuwenoude staf brak in stukken. De spin had het onbreekbare gebroken, verbrijzeld alsof het een tandenstoker was. Dit beest was sterker dan ze had gedacht. De spin dook op haar af, en de tijd vertraagde weer. Kyra voelde alles helder worden. Diep van binnen voelde ze dat ze zichzelf kon bevrijden, dan ze sneller kon zijn dan de spin. Kyra dook naar voren en rolde door het web; toen de spin zijn tanden liet zakken, reet hij het web uiteen in plaats van haar. Terwijl Kyra zich concentreerde, voelde ze een vaag gezoem in de lucht, alsof iets haar riep. Ze draaide zich om en staarde naar de andere kant van het web. Daar bevond zich het ding waarvoor ze naar Marda was gereisd: de Staf van Waarheid. Daar lag hij, vastgezet in een zwart granieten blok, etherisch, glimmend onder de middernacht hemel. Kyra voelde een intense band met de staf. Ze voelde haar handpalmen tintelen toen ze haar rechterhand uitstrekte. Ze gaf de grootste strijdkreet van haar leven, en ze wist, ze wist gewoon dat de staf haar zou gehoorzamen. Plotseling voelde Kyra de aarde onder zich trillen. Ze wist dat ze het wapen uit de kern van de aarde trol, en voor een glorieus moment twijfelde ze niet meer aan zichzelf, aan haar krachten, of aan het universum. Er volgde een luid geluid van steen schrapend tegen steen, en Kyra keek vol ontzag toe terwijl de staf langzaam uit het graniet omhoog rees. Toen vloog hij door de lucht, en de zwarte, met juwelen bezette schacht belandde in Kyra’s rechterhand. Ze sloot haar vingers eromheen, en ze voelde leven. Het was alsof ze een slang vast pakte, alsof ze een levend wezen vasthield. Zonder te aarzelen spon Kyra om haar as en bracht de staf omlaag, net toen de spin op haar af kwam. Ineens veranderde de staf in een mes, en sneed ze het enorme web in twee?n. De spin viel krijsend op de grond, verbijsterd. Kyra draaide zich om en hakte weer op het web in. Ze landde op haar voeten. Ze hield de staf met beide handen vast, hoog boven haar hoofd. De spin dook op haar af. Dapper ging ze de confrontatie aan. Ze stapte naar voren en hakte met al haar macht op de spin in. Ze voelde de Staf van Waarheid door het dikke lichaam van de spin gaan. De spin krijste terwijl ze hem in twee?n hakte. Dik, zwart bloed gutste uit het lichaam terwijl de spin dood voor haar voeten viel. Kyra stond daar, de staf in haar hand, haar armen trillend, en voelde een ongekende energie. Ze voelde dat ze was veranderd. Ze voelde dat ze machtiger was geworden, dat ze nooit meer dezelfde zou zijn. Ze voelde dat alle deuren waren geopend, en dat alles mogelijk was. Hoog boven haar klonk gedonder, en het begon te bliksemen. Vuurrode bliksemschichten schoten door de wolken heen, en het leek alsof er lava door de wolken stroomde. Er volgde een ongelofelijk gebrul, en Kyra was dolblij toen ze Theon door de wolken zag barsten. De barri?re, voelde ze, was uitgeschakeld toen ze de staf uit het graniet had getrokken. Voor het eerst wist ze zeker dat zij degene was die voorbestemd was om alles te veranderen. Theon landde voor haar, en zonder nog een seconde te verspillen klom ze op zijn rug. Ze vlogen hoog de lucht in. Het onweerde hevig terwijl ze tussen de wolken door vlogen, naar het zuiden, naar Escalon. Kyra wist dat ze tot het diepst was afgedaald en dat ze had gezegevierd, dat ze haar laatste beproeving had doorstaan. En nu, met de Staf van Waarheid in handen, was het tijd voor oorlog. HOOFDSTUK ZES Terwijl het schip weg zeilde zag Lorna het nog steeds brandende eiland van Knossos aan de horizon verdwijnen, en haar hart brak. Ze stond bij de boeg van het schip, bij de reling, met Merk aan haar zijde en de vloot van de Verloren Eilanden achter zich, en ze voelde alle ogen op zich branden. Dit geliefde eiland, het thuis van de Wachters, het thuis van de dappere krijgers van Knossos, was niet meer. Het was in vlammen opgegaan. Het glorieuze fort was verwoest, de geliefde krijgers die duizenden jaren lang op wacht hadden gestaan waren gedood door de trollen, of afgemaakt door de zwerm draken. Lorna voelde beweging en toen ze zich omdraaide zag ze dat Alec, de jongen die de draken had gedood, degene die eindelijk rust had gebracht in de Baai des Doods, naast haar kwam staan. Hij stond daar, met zijn zwaard in zijn hand, en zag er net zo verdwaasd uit als zij. Ze werd overspoeld door dankbaarheid voor hem en het wapen dat hij in zijn handen hield. Ze wierp een blik op het Onafgemaakte Zwaard, een waar pronkstuk, en kon de intense energie die er vanaf straalde voelen. Ze dacht aan de dood van de draken, en ze wist dat hij het lot van Escalon in handen had. Lorna was dankbaar dat ze nog leefde. Ze wist dat zij en Merk een noodlottig einde in de Baai des Doods zouden hebben gevonden als deze mannen van de Verloren Eilanden niet gearriveerd waren. Maar ze voelde zich ook schuldig voor zij die het niet hadden overleefd. Wat haar nog het meeste pijn deed was dat ze dit niet had voorzien. Haar hele eenzame leven in de Toren van Kos had ze alles voorzien, alle wendingen van het lot. Ze had de komst van de trollen voorzien, de komst van Merk, en zelfs de verwoesting van het Zwaard van Vlammen. Ze had de grote strijd op het Eiland van Knossos voorzien—maar niet hoe het afliep. Ze had niet voorzien dat het eiland in vlammen op zou gaan, en ze had de draken ook niet voorzien. Ze begon aan haar eigen krachten te twijfelen, en dat raakte haar diep. Hoe kon dit gebeuren? vroeg ze zich af. Het enige mogelijke antwoord was dat het lot van Escalon van het ene op het andere moment veranderde. Wat duizenden jaren geleden was geschreven, werd ongeschreven. Het lot van Escalon, voelde ze, was onzeker. Het was nu vormloos. Lorna voelde alle ogen op zich branden. Iedereen wilde weten waar ze nu heen moesten, wat het lot zou brengen terwijl ze weg zeilden van het brandende eiland. Als de wereld brandde in de chaos, wilde iedereen een antwoord van haar. Terwijl Lorna daar stond deed ze haar ogen dicht. Langzaam voelde ze het antwoord in zich opwellen. Het vertelde haar waar ze het meest nodig waren. Maar iets verstoorde haar zicht. Verschrikt herinnerde ze het zich. Thurn. Lorna deed haar ogen open en speurde het water af. Ze bekeek de levenloze lichamen die voorbij dreven, de zee van lijken die tegen de scheepsromp op botsten. De zeelui hadden al uren gezocht, maar zonder succes. “Mijn vrouwe, het schip wacht op uw bevel,” drong Merk voorzichtig aan. “We hebben al uren gezocht,” voegde Sovos toe. “Thurn is dood. We moeten hem loslaten.” Lorna schudde haar hoofd. “Ik voel dat hij nog leeft,” kaatste Lorna terug. “Ik, meer dan wie dan ook, wil dat dat zo is,” antwoordde Merk. “Ik ben hem mijn leven verschuldigd. Hij heeft ons van de adem van de draken gered. Maar we zagen hem vlam vatten en in zee vallen.” “Maar we hebben hem niet zien sterven,” antwoordde ze. Sovos zuchtte. “Zelfs als hij op de ??n of andere manier de val overleefd zou hebben, mijn vrouwe,” voegde Sovos toe, “dan zou hij zijn gestorven in het water. We moeten hem loslaten. Onze vloot heeft richting nodig.” “Nee,” zei ze beslist. Er klonk autoriteit in haar stem. Ze voelde een voorgevoel in zich opwellen, een tinteling tussen haar ogen. Het vertelde haar dat Thurn nog leefde, ergens tussen de wrakstukken, tussen de duizenden drijvende lichamen. Lorna liet haar blik over het water glijden, wachtend, hopend, luisterend. Ze was hem dit verschuldigd, en ze zou een vriend nooit de rug toekeren. De Baai des Doods was griezelig stil. De trollen waren dood, de draken waren weg; en toch droeg de Baai een eigen geluid, het onophoudelijke huilen van de wind, het gespetter van de schuimkoppen, het kreunen van hun schommelende schip. Terwijl ze luisterde, begon de wind aan te trekken. “Er is storm op komst, mijn vrouwe,” zei Sovos uiteindelijk. “We moeten hier weg. We hebben richting nodig.” Ze wist dat ze gelijk hadden. En toch kon ze hem niet loslaten. Net toen Sovos zijn mond open deed om te spreken, werd Lorna ineens overspoeld door opwinding. Ze leunde over de reling. Daar, in de verte, dobberde iets in het water, meegevoerd door de stroming. Ze voelde een tinteling in haar buik, en ze wist dat het hem was. “DAAR!” schreeuwde ze. De mannen haastten zich naar de reling en staarden over de rand, en zij zagen het ook: daar lag Thurn, drijvend in het water. Lorna verspilde geen seconde. Ze nam twee grote stappen, sprong van de reling af en dook het ijskoude water van de baai in. “Lorna!” riep Merk uit. Er klonk bezorgdheid in zijn stem. Lorna zag de rode haaien onder zich krioelen, en begreep zijn ongerustheid. Ze cirkelden rond Thurn, maar hoewel ze hem aanstootten, zag ze dat ze er nog niet in waren geslaagd door zijn wapenrusting heen te komen. Thurn had geluk, besefte ze, dat hij nog steeds zijn wapenrusting aan had. Het was het enige dat zijn leven had gered—dat, en de houten plank die hem drijvende hield. Maar de haaien werden steeds brutaler, en ze wist dat hij niet lang meer had. Ze wist ook dat de haaien op haar af zouden komen. Toch aarzelde ze geen moment, niet nu zijn leven in gevaar was. Zoveel was ze hem wel verschuldigd. Lorna belandde in het water, overweldigd door de ijzige kou, en zonder te stoppen zwom ze onder het wateroppervlak door tot ze bij hem was. Ze gebruikte haar kracht om sneller te zwemmen dan de haaien. Ze sloeg haar armen om hem heen en voelde dat hij nog leefde. Hij was alleen bewusteloos. De haaien begonnen op haar af te komen, en ze zette zich schrap, klaar om te doen wat ze moest om hen in leven te houden. Ineens zag Lorna touwen naast zich landen. Ze greep er ??n stevig vast en voelde hoe ze snel naar achteren werd getrokken. Het was geen moment te laat: een rode haai sprong uit het water omhoog en beet naar haar benen. Hij miste haar net. Lorna, die Thurn stevig vasthield, werd de lucht in getrokken, de ijskoude wind in. Ze bungelden heen en weer en zwaaien tegen de romp van het schip aan. Een moment later werden ze door de crew omhoog gehesen. Op het laatste moment ving ze nog een glimp van de haaien op, woedend omdat ze hun maaltijd kwijt waren. Lorna belandde met een doffe bons op het dek, Thurn in haar armen. Ze draaide hem onmiddellijk om en onderzocht hem. De helft van zijn gezicht was verminkt, verbrand door de vlammen, maar hij had het in ieder geval overleefd. Zijn ogen waren gesloten. Ze keken tenminste niet naar de hemel; dat was een goed teken. Ze legde haar handen op zijn hart, en ze voelde iets. Het was zwak, maar hij had een hartslag. Lorna legde haar handpalmen op zijn hart, en ze voelde een golf van energie, een intense hitte die door haar handen stroomde, naar hem toe. Ze riep haar krachten op en wenste dat Thurn weer tot leven kwam. Ineens gingen Thurns ogen open. Snakkend naar adem schoot hij overeind, en hij gaf water op. Hij hoestte en de andere mannen haastten zich naar voren en wikkelden hem in vachten om hem op te warmen. Lorna was dolblij. Ze zag dat hij weer kleur in zijn gezicht kreeg, en ze wist dat hij het zou halen. Ineens voelde Lorna hoe er een warme vacht over haar schouders werd gelegd. Toen ze zich omdraaide zag ze Merk glimlachend op haar neerkijken. Hij hielp haar overeind. De mannen verzamelden zich om haar heen. Ze keken haar nu met nog meer respect aan. “En nu?” vroeg hij ernstig. Hij moest bijna schreeuwen om boven de wind en het gekreun van het schip uit te komen. Lorna wist dat hun tijd schaars was. Ze sloot haar ogen en strekte haar handen uit naar de hemel, en langzaam begon ze de textuur van het universum te voelen. Nu het Zwaard van Vlammen verwoest was, Knossos in vlammen was opgegaan en de draken waren gevlucht, moest ze weten waar Escalon hen nodig had. Ineens voelde ze de vibratie van het Onafgemaakte Zwaard naast zich, en ze wist het. Ze draaide zich om en keek Alec aan, en hij staarde terug. Ze voelde zijn speciale lotsbestemming in zich opwellen. “Je zal niet langer achter de draken aan gaan,” zei ze. “De draken die zijn gevlucht zullen niet naar je toe komen—ze zijn nu bang voor je. En als je op zoek gaat, zal je ze niet vinden. Ze zijn elders in Escalon ten strijde getrokken. Het is nu aan iemand anders om hen te verslaan.” “Wat dan, mijn vrouwe?” vroeg hij verrast. Ze sloot haar ogen en voelde het antwoord naar zich toe komen. “De Vlammen,” antwoordde Lorna. Ze wist het zeker. “Ze moeten hersteld worden. Het is de enige manier om te voorkomen dat Escalon door Marda wordt verwoest. Dat is nu het belangrijkste.” Alec leek verward. “En wat heeft dat met mij te maken?” vroeg hij. Ze staarde hem aan. “Het Onafgemaakte Zwaard,” antwoordde ze. “Het is onze laatste hoop. Alleen dat zwaard kan de Muur van Vlammen herstellen. Het moet worden teruggebracht naar zijn oorspronkelijke thuis. Tot dat gebeurd zal Escalon niet veilig zijn.” Hij keek haar verrast aan. “En waar is zijn thuis?” vroeg hij, terwijl de mannen dichterbij drongen om te luisteren. “In het noorden,” antwoordde ze. “In de Toren van Ur.” “Ur?” vroeg Alec verbijsterd. “Maar de toren is toch al vernietigd?” Lorna knikte. “De toren, ja,” antwoordde ze. “Maar niet wat eronder ligt.” Ze haalde diep adem. Iedereen keek naar haar, en ze waren als aan de grond genageld. “In de toren bevind zich een verborgen kamer, diep onder de grond. Het was niet de toren die belangrijk was—dat was een afleiding. Het was wat eronder lag. Daar hoort het Onafgemaakte Zwaard thuis. Als je het terug brengt, zal het land veilig zijn, en zullen de Vlammen voorgoed hersteld worden.” Alec haalde diep adem. “U wilt dat ik naar het noorden reis?” vroeg hij. “Naar de toren?” Ze knikte. “Het zal een verraderlijk reis zijn,” antwoordde ze. “Je zal overal vijanden tegen komen. Neem de mannen van de Verloren Eilanden met je mee. Zeil de Zee van Verdriet op, en stop niet tot je in Ur bent.” Ze deed een stap naar voren en legde een hand op zijn schouder. “Breng het zwaard terug,” beval ze. “En red ons.” “En u, mijn vrouwe?” vroeg Alec. Ze sloot haar ogen en werd overspoeld door een afschuwelijke pijn. Ze wist onmiddellijk waar ze heen moest. “Duncan is stervende,” zei ze. “En ik ben de enige die hem kan redden.” HOOFDSTUK ZEVEN Aidan galoppeerde met Leifalls mannen door de woestijn, met Cassandra aan zijn ene kant, Anvin aan de andere, en White aan zijn voeten. Terwijl ze grote stofwolken opwierpen, voelde Aidan zich dolblij. Hij voelde overwinning en trots. Hij had geholpen het onmogelijke te doen, om de watervallen om te leiden, om de wateren van Everfall over de vlaktes te laten spoelen en het ravijn te laten overstromen—en net op tijd zijn vader te redden. Terwijl hij naderde, popelde hij om weer met zijn vader herenigd te zijn. Aidan kon zijn vaders mannen in de verte al zien. Zelfs vanaf hier was hun vreugdevolle geschreeuw hoorbaar, en hij werd overspoeld door trots. Het was ze gelukt. Aidan was dolblij dat zijn vader en zijn mannen het hadden overleefd. Het ravijn liep over, duizenden Pandesianen waren dood, en spoelden aan voor hun voeten. Voor het eerst had Aidan een gevoel van doelbewustheid, een gevoel dat hij ergens bij hoorde. Hij had, ondanks zijn jonge leeftijd, echt bijgedragen aan zijn vaders zaak, en hij voelde zich als een man onder mannen. Hij had het gevoel dat dit ??n van de belangrijkste momenten van zijn leven was. Terwijl ze galoppeerden en de zon op hen neer scheen, kon Aidan niet wachten tot hij zijn vader weer zou zien, de trots in zijn ogen, de dankbaarheid, en bovenal, de blik van respect. Hij wist zeker dat zijn vader hem nu als een gelijke zou beschouwen, als ??n van zijn mannen, een ware krijger. Dat was alles dat Aidan ooit had gewild. Aidan reed door, het gedonder van de paardenhoeven in zijn oren. Hij zat onder het zand, verbrand door de lange rit in de zon. Eindelijk bereikten ze de top van de heuvel, en toen ze naar beneden reden, zag hij het laatste stuk voor zich liggen. Hij keek uit naar de groep van zijn vaders mannen, zijn hart bonzend van anticipatie—toen hij ineens besefte dat er iets mis was. Daar, in de verte, gingen zijn vaders mannen uiteen. Tussen hen door liep een eenzame figuur door de woestijn. Een meisje. Het sloeg nergens op. Wat deed een meisje nu hier, in haar eentje, en waarom liep ze naar zijn vader? Waarom lieten de mannen haar door? Aidan wist niet precies wat er mis was, maar door de manier waarop zijn hart tekeer ging wist hij dat er iets niet klopte. Aidan naderde en was verbijsterd toen hij de unieke verschijning van het meisje herkende. Hij zag haar su?de en lederen mantel, haar hoge zwarte laarzen, haar staf, haar lange lichtblonde haar, haar trotse gezicht en features, en hij knipperde verward met zijn ogen. Kyra. Zijn verwarring werd alleen maar groter. Terwijl hij haar manier van lopen zag, de manier waarop ze haar schouders hield, wist hij dat er iets niet klopte. Dat leek op haar, maar ze was het niet. Dat was niet de zus waar hij zijn hele leven mee had geleefd, waarmee hij zoveel uren op haar schoot boeken had zitten lezen. Hij was nog altijd honderd meter bij hen vandaan, en Aidans hart ging hevig tekeer. Hij werd overspoeld door angst. Hij bracht zijn hoofd omlaag en spoorde zijn paard aan. Ze galoppeerden zo snel dat hij nauwelijks kon ademen. Het meisje bij Duncan gaf hem een slecht voorgevoel, een gevoel van naderend onheil. “VADER!” schreeuwde hij. Maar zijn geschreeuw werd meegevoerd door de wind. Aidan ging nog sneller rijden, voor de rest van de groep uit. Hij stormde langs de berghelling naar beneden. Hulpeloos keek hij toe hoe het meisje haar armen uitstrekte om zijn vader te omhelzen. “NEE, VADER!” schreeuwde hij. Hij had nog vijftig meter te gaan, toen veertig, dertig—maar hij was nog altijd te ver weg om iets te doen. “WHITE, RENNEN!” beval hij. White ging er vandoor. Hij rende zelfs nog sneller dan het paard. Toch wist Aidan dat er geen tijd meer was. Toen zag hij het gebeuren. Tot Aidans grote afschuw dreef het meisje een dolk in zijn vaders borst. Zijn vaders ogen sperden zich open, en hij viel op zijn knie?n. Aidan had het gevoel alsof hij zelf werd neergestoken. Hij voelde zijn hele lichaam van binnen instorten, en had zich nog nooit zo hulpeloos gevoeld. Het gebeurde allemaal zo snel. Zijn vaders mannen stonden daar, verward, verbluft. Niemand wist wat er gebeurde. Maar Aidan wist het. Hij wist het meteen. Met nog twintig meter te gaan reikte Aidan wanhopig naar zijn riem en trok de dolk die Motley hem had gegeven. Hij haalde uit en wierp. De dolk zeilde door de lucht, draaiend om zijn as, glimmend in het licht, op het meisje af. Ze trok haar dolk terug, grijnsde, en stond op het punt om Duncan weer te steken—toen Aidans dolk zijn doelwit vond. Aidan was opgelucht toen hij zag hoe zijn dolk zich door haar hand boorde. Ze gaf een schreeuw en liet haar wapen vallen. Het was geen menselijke schreeuw, en zeker niet die van Kyra. Wie ze ook was, Aidan had haar ontmaskerd. Ze draaide zich om en keek hem aan, en Aidan keek vol afschuw toe hoe haar gezicht begon te transformeren. Het meisjesachtige gezicht veranderde in een groteske, mannelijke figuur. Hij groeide met de seconde groter, groter dan hen allemaal. Aidans ogen werden groot van schrik. Het was niet zijn zus. Het was niemand minder dan de Grote en Heilige Ra. Ook Duncans mannen staarden geschrokken naar Ra. Op de ??n of andere manier had de dolk die zijn hand had geraakt de illusie veranderd en de magische tovenarij die hij had gebruikt om Duncan te misleiden verbrijzeld. Op dat moment sprong White naar voren. Hij zeilde door de lucht en belandde met zijn grote poten op Ra’s borst, waardoor hij naar achteren viel. Grommend haalde de hond uit naar zijn keel en krabde hem. Hij klauwde naar zijn gezicht en voorkwam dat Ra Duncan opnieuw kon aanvallen. Ra worstelde in het zand. Hij keek op naar de hemel en schreeuwde iets in een taal die Aidan niet begreep. Hij was duidelijk bezig ??n of andere eeuwenoude betovering uit te spreken. En toen, ineens, verdween Ra in een bal van stof. Het enige dat overbleef was zijn bebloede dolk, die op de grond was gevallen. En daar, in een plas bloed, lag Aidans bewegingsloze vader. HOOFDSTUK ACHT Vesuvius reed over het platteland naar het noorden, op de rug van het paard dat hij had gestolen nadat hij een groep Pandesiaanse soldaten had vermoord—en sindsdien was hij als een bezetene tekeer gegaan. Hij vertraagde nauwelijks terwijl hij door het ene na het andere dorp scheurde en onschuldige vrouwen en kinderen vermoordde. Soms passeerde hij alleen door een dorp voor voedsel en water; soms gewoon voor het genot van het moorden. Hij glimlachte breed. Hij dacht terug aan hoe hij dorp na dorp tot de grond toe had afgebrand. Waar hij ook ging, hij zou in heel Escalon zijn sporen achterlaten. Terwijl hij het laatste dorp uit reed, wierp Vesuvius grommend een brandende fakkel. Tevreden keek hij toe hoe de fakkel op een dak terecht kwam, en het zoveelste dorp in vlammen op ging. Vergenoegd barstte hij naar buiten. Dit was al het derde dorp in een uur tijd. Hij zou ze allemaal afbranden als hij kon—maar er waren andere dringende zaken. Hij begroef zijn hielen in de flanken van zijn paard, vastberaden om zich met zijn trollen te verenigen en ze naar het laatste deel van hun invasie te leiden. Ze hadden hem nodig, nu meer dan ooit. Vesuvius reed over de grote vlaktes, en betrad het noordelijke deel van Escalon. Hij voelde dat zijn paard moe begon te worden, maar dat deed hem het dier alleen maar harder aansporen. Het kon hem niet schelen als hij hem doodreed—sterker nog, hij hoopte dat hij dat deed. Terwijl de zon lange schaduwen wierp, voelde Vesuvius dat zijn natie van trollen steeds dichterbij kwam, dat ze op hem wachtten; hij kon het ruiken. De gedachte dat zijn volk hier in Escalon was, aan deze kant van de Vlammen, gaf hem veel vreugde. Maar terwijl hij reed, begon hij zich af te vragen waarom zijn trollen inmiddels niet al veel verder in het zuiden waren. Wat hield hen tegen? Waren zijn generaals zo incompetent dat ze niets zonder hem konden? Vesuvius reed een groot bos uit, en zijn hart maakte een sprongetje toen hij zijn troepen zag, verspreid over de vlaktes van Ur. Tot zijn grote opwinding zag hij tienduizenden trollen. Maar hij begreep iets niet: in plaats van zegevierend zagen deze trollen er verslagen uit, ellendig. Hoe kon dat? Terwijl Vesuvius zijn trollen daar zag staan, liep hij rood aan van vernedering. Ze leken gedemoraliseerd bij zijn afwezigheid, alsof ze geen vechtlust meer hadden. De Vlammen waren eindelijk uitgeschakeld, en Escalon was van hen. Waar wachtten ze op? Eindelijk bereikte Vesuvius zijn trollen, en terwijl hij tussen hen door galoppeerde, zag hij hen naar hem opkijken. Eerst met schok en angst in hun ogen, toen hoop. Ze verstijfden en staarden hem aan. Hij had altijd al dat effect op hen gehad. Vesuvius sprong van zijn paard en zonder te aarzelen hief hij zijn hellebaard, draaide om zijn as, en hakte hij het hoofd van zijn paard af. Het paard stond daar eventjes, onthoofd, en viel toen op de grond dood. Dat, dacht Vesuvius, was omdat je niet snel genoeg ging. Trouwens, hij vond het altijd fijn om iets te doden als hij ergens gearriveerd was. Vesuvius zag de angst in de ogen van zijn trollen terwijl hij woedend op hen af stormde. Hij wilde antwoorden. “Wie leidt deze mannen?” wilde hij weten. “Ik, mijn heer.” Vesuvius draaide zich om en zag een brede, grote trol. Suves, zijn plaatsvervangend commandant in Marda, stond tegenover hem, tienduizenden trollen achter hem. Vesuvius kon zien dat Suves er trots uit probeerde te zien. Maar er school angst in zijn ogen. “We dachten dat u dood was, mijn heer,” voegde hij toe, alsof hij hun situatie daarmee wilde verklaren. Vesuvius keek hem dreigend aan. “Ik ga niet dood,” beet hij. “Doodgaan is voor lafaards.” De trollen staarden hem angstig en zwijgend aan terwijl Vesuvius de greep op zijn hellebaard verslapte en verstevigde. “En waarom zijn jullie hier gestopt?” wilde hij weten. “Waarom hebben jullie Escalon nog niet verwoest?” Suves keek angstig van zijn mannen naar Vesuvius. “We zijn tegengehouden, mijn meester,” gaf hij uiteindelijk toe. Vesuvius werd overspoeld door woede. “Tegengehouden!?” beet hij. “Door wie?” Suves aarzelde. “Hij die bekend staat als Alva,” zei hij uiteindelijk. Alva. De naam raakte Vesuvius’ ziel diep. De grootste tovenaar van Escalon. De enige die misschien wel meer macht had dan hij. “Hij cre?erde een scheur in de aarde,” legde Suves uit. “Een ravijn waar we niet overheen konden. Hij heeft het zuiden van het noorden gescheiden. Teveel van ons zijn gestorven in een poging er overheen te komen. Ik ben degene die de aanval heeft afgeblazen, die al deze trollen hier heeft gered. U heeft mij te danken voor het redden van hun kostbare levens. Ik ben degene die onze natie heeft gered. Daarvoor, mijn meester, vraag ik u om mij te promoveren, en me een eigen commando te geven. Tenslotte kijkt deze natie nu naar mij om hen te leiden.” Vesuvius voelde zijn woede aanzwellen tot hij op het punt van exploderen stond. Met trillen de handen nam hij twee snelle stappen, haalde breed uit met zijn hellebaard, en hakte Suves’ hoofd eraf. Suves zakte op de grond in elkaar terwijl de rest van de trollen het geheel angstig gadesloegen. “Daar,” zei Vesuvius tegen de dode trol, “heb je je commando.” Vesuvius keek vol walging naar zijn trollen. Hij liep langs de linies en staarde hen aan. Hij veroorzaakte angst en paniek onder de trollen, zoals hij zo graag deed. Uiteindelijk sprak hij. Zijn stem klonk grommend. “Voor jullie ligt het grote zuiden,” bulderde hij in zijn duistere stem. Hij was gevuld met woede. “Dat gebied was ooit van ons, tot het van onze voorvaderen werd afgenomen. Dat gebied was ooit Marda. Ze hebben gestolen wat van ons is.” Vesuvius haalde diep adem. “Voor degenen die niet verder durven, ik zal jullie namen noteren, en de namen van jullie families, en ik zal jullie stuk voor stuk langzaam laten martelen, waarna jullie mogen wegrotten in de dieptes van Marda. Degenen die wel willen vechten, om hun levens te redden, om het gebied dat ooit van jullie voorvaders was terug te claimen, zullen zich bij mij aansluiten. Wie doet er met me mee?” schreeuwde hij. Er rees een luid gejuich op door de rangen, rij na rij. Voor zover als hij kon zien zag hij trollen hun hellebaarden heffen en zijn naam schreeuwen. “VESUVIUS! VESUVIUS! VESUVIUS!” Vesuvius gaf een luide strijdkreet, draaide zich om, en begon naar het zuiden te rennen. Achter zich hoorde hij een gerommel als onweer, het gerommel van duizenden trollen die hem volgden, een grote natie die vastberaden was om Escalon voor eens en altijd te vernietigen. HOOFDSTUK NEGEN Kyra vloog op Theons rug door Marda richting het zuiden, en terwijl ze het land van duisternis verliet begon ze langzaam weer tot zichzelf te komen. Ze voelde zich machtiger dan ooit. In haar rechterhand had ze de Staf van Waarheid. Het licht straalde eraf en leek hen te verzwelgen. Het was een wapen, wist ze, dat groter was dan zij; het was een noodlottig voorwerp dat haar met zijn macht vulde, en haar stuurde terwijl zij de staf stuurde. Het wapen deed het universum groter voelen, deed haar groter voelen. Kyra had het gevoel dat ze het wapen vasthield waar ze al sinds haar geboorte voor bestemd was. Voor het eerst in haar leven begreep ze wat ze al die tijd had gemist, en ze voelde zich compleet. Zij en de staf, dit mysterieuze wapen dat ze diep in het land van Marda had gevonden, waren ??n. Kyra vloog naar het zuiden, met Theon, die nu ook groter en sterker was, onder zich. De woede en wraakzucht in zijn ogen beantwoordde die van haar. Terwijl de uren voorbij gleden begon de somberheid eindelijk te vervagen en werd het groen van Escalon zichtbaar. Kyra’s hart maakte een sprongetje bij het zien van haar thuisland; ze had niet gedacht dat ze het ooit nog terug zou zien. Ze voelde een urgentie; ze wist dat haar vader, opgeslokt door Ra’s legers, haar nodig had in het zuiden; ze wist dat het land overspoeld werd door Pandesiaanse soldaten; ze wist dat de Pandesiaanse vloot Escalon vanaf zee aanviel; en ze wist dat de trollen op dit moment binnenvielen. Miljoenen wezens die bezig waren haar land te verscheuren. Escalon bevond zich in een benarde situatie. Kyra knipperde met haar ogen en probeerde niet te denken aan het feit dat haar thuisland werd verscheurd, aan de grote vlaktes vol ru?nes en puin en as. Maar terwijl ze de staf steviger vastgreep, wist ze dat dit wapen hun enige hoop op verlossing was. Konden deze staf, Theon en haar krachten Escalon echt redden? Kon iets dat al zo ver heen was nog gered worden? Kon Escalon weer worden wat het ooit was geweest? Kyra wist het niet. Maar er was altijd hoop. Dat was wat haar vader haar had geleerd: zelfs in de meest kille omstandigheden, als het er zo somber uit zag, zelfs als alles compleet verwoest leek, was er nog hoop. Er was altijd een vonkje van leven, van hoop, van verandering. Niets was ooit absoluut. Zelfs niet verwoesting. Kyra vloog en vloog en voelde haar lotsbestemming in zich opwellen. Ze werd overspoeld door optimisme, en met elke seconde voelde ze zich machtiger. Ze dacht terug aan haar tijd in Marda, en voelde dat ze iets dat heel diep in haar zat had overwonnen. Ze herinnerde zich hoe ze het spinnenweb had doorgesneden, en voelde dat ze op dat moment ook iets in zichzelf had verbroken. Ze was gedwongen geweest om in haar eentje te overleven, en ze had haar diepste demonen overwonnen. Ze was niet langer het meisje dat in Fort Volis was opgegroeid; ze was zelfs niet meer het meisje dat Marda was in getrokken. Ze keerde nu terug als een vrouw. Als een krijger. Kyra voelde dat het landschap onder haar veranderde en keek tussen de wolken door naar beneden. Ze zag dat ze eindelijk de grens hadden bereikt waar ooit de Vlammen hadden gebrand. Terwijl ze het grote litteken bekeek dat over het land liep, zag ze iets bewegen. “Lager, Theon.” Ze doken door de zware wolken naar beneden, en terwijl de somberheid oploste, verscheen het land waar ze zo van hield. Ze was dolblij om weer haar eigen grond te zien, de heuvels en bomen die ze herkende, om weer de lucht van Escalon te kunnen ruiken. Maar toen ze beter keek viel haar hart. Daar, onder haar, werd het land overspoeld door miljoenen trollen die vanuit Marda naar het zuiden renden. Het leek wel een massa migratie van monsters, het gedonder zelfs vanaf hier hoorbaar. Nu ze dit zag, wist ze niet hoe haar natie ooit zo’n aanval zou kunnen overleven. Ze wist dat haar mensen haar nodig hadden—en snel. Kyra voelde de Staf van Waarheid in haar handen trillen, waarna het een hoog, fluitend geluid maakte. Ze voelde dat het wapen haar aanspoorde tot actie, dat het wilde dat ze aanviel. Ze wist niet of het de staf was die haar controleerde, of andersom. Kyra richtte de staf naar de grond, en er rees een krakend geluid op. Het was alsof ze donder en bliksem in haar hand had. Gefascineerd keek ze toe hoe er een bal van intens licht uit de staf naar de grond schoot. Honderden trollen stopten en keken op, en ze zag paniek en doodsangst in hun ogen toen ze de bal van licht vanuit de hemel op zich af zagen storten. Ze hadden geen tijd om te vluchten. Er volgde een explosie die zo krachtig was dat de schokgolven zelfs Theon en Kyra uit balans brachten. De bal van licht raakte de grond met de kracht van een komeet. Duizenden trollen smakten tegen de grond en werden verpletterd door de steeds groter wordende lichtgolven. Kyra keek vol ontzag naar de staf. Ze wilde weer aanvallen om het trollenleger weg te vagen—toen er boven haar ineens een afschuwelijk gebrul klonk. Ze keek op en schrok toen ze het enorme gezicht van een vuurrode draak door de wolken heen zag komen—en nog een tiental andere draken achter hem. Ze besefte te laat dat deze draken naar hen op zoek waren geweest. Voor Kyra haar staf kon richten, haalde een draak met zijn klauwen naar Theon uit. Theon werd overrompeld en de klap deed hem naar achteren vliegen. Kyra hield zich vast voor haar leven terwijl ze door de lucht tolden. Theon hing ondersteboven en probeerde zichzelf weer te herstellen, terwijl Kyra zich aan zijn schubben vastklampte. Eindelijk herstelde Theon zich weer. Theon brulde uitdagend en dook, ondanks het feit dat hij kleiner was dan de andere draken, onbevreesd af op de draak die hem had geraakt. De draak was duidelijk verrast dat de kleinere Theon was teruggekomen, en voor hij kon reageren liet Theon zijn tanden in zijn staart zinken. De grote draak krijste het uit toen Theon zijn staart afbeet. Hij vloog even door zonder staart, verloor toen zijn richtingsgevoel en viel recht naar beneden. Hij klapte tegen de grond aan en cre?erde een krater en een grote stofwolk. Kyra voelde haar staf in haar hand branden en hief hem. Ze haalde uit terwijl er nog drie draken op haar af kwamen. Ze zag een bal van licht naar voren schieten en de drie draken raken. Ze krijsten, hielden abrupt halt. Even hingen ze als bevroren in de lucht, tot ook zij als stenen naar beneden stortten en met een luide klap de grond raakten, dood. Kyra was verbijstert door haar kracht. Had de Staf van Waarheid echt met ??n uithaal drie draken gedood? Toen er nog een tiental draken verscheen, hief Kyra haar staf. Ze bracht hem naar beneden, toen ze ineens een afschuwelijke pijn in haar hand voelde. Ze draaide zich om en zag vanuit haar ooghoek een draak naar beneden duiken. Zijn klauwen schraapten over de rug van haar hand, en in dezelfde beweging rukte de draak de Staf van Waarheid uit haar handen. Kyra gilde, meer door de afschuw van het verliezen van de staf dan van de pijn. Hulpeloos keek ze toe hoe de draak er met haar staf vandoor vloog. Toen liet de draak de staf vallen, en ze zag de staf door de lucht tuimelen, richting de grond. De staf, de laatste hoop van Escalon, zou vernietigd worden. En Kyra stond nu weerloos tegenover een zwerm draken, allemaal klaar om haar te verscheuren. HOOFDSTUK TIEN Lorna liep, overspoeld met een gevoel van urgentie, door het kamp terwijl Duncans mannen voor haar uit de weg gingen. Merk liep naast haar, vergezeld door Sovos en op de voet gevolgd door een tiental mannen van de Verloren Eilanden, mannen die zich van de anderen hadden losgemaakt en met hen waren mee gegaan het land op, voorbij Leptus, de woestijn in. Lorna had hen hierheen gebracht. Ze wist dat Duncan haar nodig had. Terwijl ze naderde zag Lorna Duncans mannen haar verwonderd aankijken. Ze maakten plaats voor haar tot ze eindelijk de kleine open plek bereikte waar Duncan lag. Bezorgde krijgers knielden aan zijn zijde, allemaal ongerust over hun stervende commandant. Ze zag Anvin en Aidan, met White aan hun voeten, Aidans gehuil het enige geluid dat de zware stilte doorbrak. Een hand hield haar tegen toen ze naar Duncan wilde toelopen, en ze stopte. Merk en Sovos grepen naar hun zwaarden, maar ze legde zachtjes een hand op hun arm. Ze wilde geen confrontatie. “Wie bent u, en wat doet u hier?” vroeg Duncans krijger hardvochtig. “Ik ben de dochter van Koning Tarnis,” antwoordde ze met een autoritaire stem. “Duncan heeft getracht mijn vader te redden. Ik ben gekomen om mijn schuld aan hem te vereffenen.” De man keek verrast. “Zijn wond is fataal,” zei de krijger. “Ik heb het al vaak gezien in de strijd. Hij kan niet meer genezen worden.” Nu was het Lorna’s beurt om te fronzen. “We verspillen tijd. Wil je dat Duncan hier sterft? Of zal ik proberen hem te genezen?” De krijgers waren blijkbaar sceptisch geworden sinds hun confrontatie met Ra en zijn tovenarij, en ze keken elkaar aan. Uiteindelijk knikte Anvin. “Laat haar door,” zei hij. Ze stapten opzij, en terwijl Merk en Sovos hun wapens lieten zakken, haastte Lorna zich naar voren en knielde naast Duncan. Ze bestudeerde hem en wist onmiddellijk dat het er niet best uit zag. Ze kon de zwarte aura van dood voelen die om hem heen hing, en terwijl ze naar zijn gesloten, trillende oogleden keek wist ze dat het einde nabij was. Spoedig zou hij deze wereld verlaten. Ra had afschuwelijk veel schade aangericht—niet zozeer door de dolk, maar doordat Duncan zich verraden voelde. Duncan dacht nog steeds dat het Kyra was die hem had neergestoken, en ze voelde dat hij daarom niet meer wilde leven. Het zoog zijn levenskracht weg. Êîíåö îçíàêîìèòåëüíîãî ôðàãìåíòà. Òåêñò ïðåäîñòàâëåí ÎÎÎ «ËèòÐåñ». Ïðî÷èòàéòå ýòó êíèãó öåëèêîì, êóïèâ ïîëíóþ ëåãàëüíóþ âåðñèþ (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43694767&lfrom=688855901) íà ËèòÐåñ. Áåçîïàñíî îïëàòèòü êíèãó ìîæíî áàíêîâñêîé êàðòîé Visa, MasterCard, Maestro, ñî ñ÷åòà ìîáèëüíîãî òåëåôîíà, ñ ïëàòåæíîãî òåðìèíàëà, â ñàëîíå ÌÒÑ èëè Ñâÿçíîé, ÷åðåç PayPal, WebMoney, ßíäåêñ.Äåíüãè, QIWI Êîøåëåê, áîíóñíûìè êàðòàìè èëè äðóãèì óäîáíûì Âàì ñïîñîáîì.
Íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë Ëó÷øåå ìåñòî äëÿ ðàçìåùåíèÿ ñâîèõ ïðîèçâåäåíèé ìîëîäûìè àâòîðàìè, ïîýòàìè; äëÿ ðåàëèçàöèè ñâîèõ òâîð÷åñêèõ èäåé è äëÿ òîãî, ÷òîáû âàøè ïðîèçâåäåíèÿ ñòàëè ïîïóëÿðíûìè è ÷èòàåìûìè. Åñëè âû, íåèçâåñòíûé ñîâðåìåííûé ïîýò èëè çàèíòåðåñîâàííûé ÷èòàòåëü - Âàñ æä¸ò íàø ëèòåðàòóðíûé æóðíàë.